ECLI:NL:RBNHO:2023:510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
HAA 22/36
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV, waarbij haar aanvraag om een WIA-uitkering is afgewezen. Eiseres, die voorheen als schoonmaakmedewerker werkte, had zich op 24 juni 2019 ziekgemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 6 maart 2021, concludeerde het UWV dat eiseres op 11 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar medische situatie en dat de belangenafweging niet zorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op de genoemde datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeert dat het UWV de medische situatie van eiseres zorgvuldig heeft beoordeeld, waarbij alle relevante klachten zijn meegenomen. De rechtbank wijst erop dat de VABB de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend heeft gemotiveerd en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie op 11 juni 2021 zodanig was dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met haar vastgestelde belastbaarheid.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV de aanvraag om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/36

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] eiseres

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV (het bestreden besluit) waarbij haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is afgewezen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift met daarbij de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaakmedewerker [objecten] voor gemiddeld 24,56 uren per week. Op 24 juni 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundig onderzoek ongeschikt geacht voor haar eigen werk. Er waren ook geen voorbeeldfuncties te duiden die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom is het ziekengeld voortgezet.
2. Op 6 maart 2021 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV geweigerd een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen. Deze beslissing is in bezwaar gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 11 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts (VA) van 4 mei 2021 en van een VABB van 12 november 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de VABB en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 november 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige (AD) van 4 juni 2021 en van een ADBB van 6 december 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In het bijzonder is sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar het ziektebeeld van eiseres. Daarnaast is het motiveringsbeginsel geschonden, omdat er onvoldoende aandacht is geschonken aan een correcte belangenafweging. Verder wordt eiseres onevenredig hard geraakt door het besluit, waardoor het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres ervaart fysieke klachten, voornamelijk aan de rug en rechterschouder. Hierdoor kan zij niet in één positie zitten. Deze klachten werken ook door in haar psychische gesteldheid. Door de aanhoudende klachten is zij niet in staat om enige arbeid uit te voeren. Ook is nog geen sprake van een medische eindsituatie, omdat zij nog onder behandeling is en er mogelijk een operatie gaat plaatsvinden. De verzekeringsarts heeft niet voldoende rekening gehouden met deze klachten. De klachten van eiseres zijn niet verminderd, maar verergerd ten opzichte van de EZWb, waardoor zij het tegenstrijdig vindt dat zij nu wel meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Eiseres onderbouwt haar standpunt met een brief van de fysiotherapeut en een huisartsenjournaal.
7. Volgens eiseres moet de conclusie zijn dat het niet mogelijk is om de geduide functies uit te oefenen vanwege de klachten/beperkingen en er is geen sprake van een medische eindsituatie.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 11 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 11 juni 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar haar ziektebeeld. De rechtbank volgt dit niet. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de rug- en schouderklachten en psychische klachten, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaars, te weten de huisarts en de POH-GGZ. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de VABB aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist en zij acht het onderzoek dan ook zorgvuldig. Eiseres heeft een andersluidende conclusie ook niet aannemelijk gemaakt.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiseres op 11 juni 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De VABB geeft aan dat de fysieke klachten van tendomyogeen karakter zijn en in stand worden gehouden door de psychosociale problematiek. Met de psychosociale problematiek is voldoende rekening gehouden door de gestelde beperkingen in het persoonlijk functioneren. Door de aangenomen beperkingen op het vlak van dynamische handelingen en statische houdingen is in principe voldoende klachtcontingent geoordeeld. De beperkingen voor tillen en dragen kunnen ook ter preventie van intra-abdominale drukverhoging worden gezien, dit gelet op de buikklachten. Vanuit dit perspectief neemt de VABB een lichte beperking voor frequent buigen tijdens het werk op in de FML, waarmee ook de rugklachten worden verwerkt. Verder wordt een beperking opgenomen voor rechts boven schouderhoogte actief zijn. Hij ziet geen aanleiding voor een verdere beperking in werktijden. De VABB neemt in de FML van 12 november 2021 beperkingen op voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
12. Eiseres voert aan dat zij niet in staat is enige arbeid uit te voeren, dat zij meer beperkt is op onder andere zitten en dat het tegenstrijdig is dat zij bij de EZWb wel minder dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. De stelling van eiseres, dat zij niet in staat is enige arbeid te verrichten, begrijpt de rechtbank aldus dat zij stelt dat bij haar benutbare mogelijkheden ontbreken. Eiseres kan daarin alleen worden gevolgd, wanneer haar gezondheidstoestand per 11 juni 2021 voldoet aan de in artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten genoemde criteria. Eiseres heeft dit niet gesteld, noch aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de VABB verder voldoende uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Het enkele feit dat de uitkomst van de WIA-beoordeling afwijkt van de in 2020 door het UWV verrichte EZWb is op zichzelf geen reden om aan de juistheid van de beoordeling van de VABB van 12 november 2021 te twijfelen. In dat verband wordt opgemerkt dat de EZWb gericht was op een andere datum (namelijk 12 juni 2020) en dat deze beperkingen zijn vastgesteld op basis van het toen verrichte medisch onderzoek. Eiseres heeft niet – met (nieuwe) medische gegevens – aannemelijk gemaakt dat haar (gezondheids)situatie nu dusdanig is dat daarvoor exact dezelfde beperkingen hadden moeten gelden als ten tijde van de EZWb in 2020. In het rapport van 8 december 2022 heeft de VABB naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat de brief van de fysiotherapeut en het huisartsenjournaal geen aanleiding geven om op medische gronden een andere beslissing te nemen. Diagnostisch is in de brieven sprake van schouderklachten en atypische rugklachten bij psychosociale problematiek, hetgeen ook bij de beoordeling in bezwaar is geconstateerd, aldus de VABB. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hieruit volgt dat deze brieven geen blijk geven van nieuwe medische feiten. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven heeft de VABB voldoende toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten, waaronder de rug- en schouderklachten, die eiseres ervaart op 11 juni 2021. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op die datum in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 12 november 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De ADBB heeft op grond van de FML van 12 november 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als schoonmaakmedewerker [objecten] , omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De ADBB heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111160) Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel);
- ( sbc-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten);
- ( sbc-code 111174) Productiemedewerker papier, karton, drukkerij.
14. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet passend zijn omdat deze haar belastbaarheid overschrijden. De functie huishoudelijk medewerker is niet geschikt, omdat daarin vergelijkbare werkzaamheden moeten worden verricht als in haar maatmanfunctie. De functie medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten) is niet geschikt in verband met haar rugklachten. Ook is er sprake van deadlines en moet zij schoonmaakwerkzaamheden verrichten. Daarnaast is de functie productiemedewerker papier/karton/drukkerij niet geschikt vanwege de houding die zij moet aannemen, het werken met machines en het reiken/bukken.
15. De ADBB heeft in haar rapporten van 6 december 2021 en 14 maart 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Daarnaast merkt de ADBB terecht op dat de functie huishoudelijk medewerker al is vervallen in bezwaar. De rechtbank zal dan ook niet nader ingaan op de beroepsgrond van eiseres met betrekking tot deze functie. De ADBB heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiseres dat zij de functies mede gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de VABB vastgestelde FML van 12 november 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
16. De ADBB heeft berekend dat eiseres op 11 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 78,45% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 21,55% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 11 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Deze beslissing is zoals hiervoor overwogen voldoende zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank komt verder niet toe aan het beoordelen van de stelling van eiseres dat het UWV haar belangen onvoldoende heeft afgewogen, omdat het vaststellen van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 11 juni 2021 een beslissing is op basis van de feiten. Uit die feitenvaststelling vloeit vervolgens in overeenstemming met de (gebonden) regels in de Wet WIA voort op welke uitkering eiseres wanneer recht heeft of niet. Hierbij is dan ook geen ruimte voor een belangenafweging. Tot slot is de weigering van de WIA-uitkering van eiseres gebaseerd op dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet WIA, in welk kader geen plaats is voor de toetsing aan het door haar genoemde evenredigheidsbeginsel.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.