ECLI:NL:RBNHO:2023:511

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/15/328669 / HA ZA 22-343
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van woning en levensverzekering na echtscheiding met betrekking tot alimentatie en peildatum

In deze zaak, uitgesproken op 18 januari 2023 door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om de verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding tussen een man en een vrouw. De partijen zijn op 20 juni 2008 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben samen een dochter. De man heeft op 5 april 2012 de echtscheiding aangevraagd, die op 18 december 2012 is ingeschreven. De rechtbank heeft de gemeenschappelijke woning, die op 18 januari 2022 is getaxeerd op € 250.000,-, onder opschortende voorwaarden aan de vrouw toegewezen. De vrouw moet de helft van de waarde van de levensverzekering bij Reaal, die op 30 april 2012 € 3.905,21 waard was, aan de man betalen. Daarnaast is de man verplicht om achterstallige kinderalimentatie aan de vrouw te betalen, die niet verjaard is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw de gelegenheid krijgt om het aandeel van de man in de woning over te nemen, en dat de man recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/328669 / HA ZA 22-343
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. de Deugd te Warmenhuizen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. de Haan te [plaats] .
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de verdeling van een huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De rechtbank deelt de gemeenschappelijke woning van partijen onder een aantal opschortende voorwaarden toe aan de vrouw, tegen de in januari 2022 getaxeerde waarde van € 250.000,-.
Er geldt geen uitzondering op het uitgangspunt van verdeling van de overwaarde van de woning bij helfte. De vrouw moet de helft van de waarde per 30 april 2012 van de levensverzekering van partijen bij Reaal aan de man betalen. De man moet een achterstallig bedrag aan kinderalimentatie aan de vrouw betalen. Die vordering is niet verjaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte aanvulling eis in conventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 7 september 2022;
  • de akte, tevens houdende vermindering van eis van de vrouw, met producties;
  • stukken van mr. De Deugd van 27 november 2022, met producties 8 en 9;
  • stukken van mr. De Deugd van 1 december 2022, met productie 10;
  • het rolbericht van mr. De Haan van 7 december 2022 met productie 22;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 8 december 2022. De man is verschenen met mr. De Deugd voornoemd. De vrouw is verschenen met mr. De Haan voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. De Deugd en De Haan hebben gebruik gemaakt van pleitnota’s die zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 20 juni 2008 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Partijen hebben samen een dochter, [dochter] . Zij is als gevolg van een in 2018 geconstateerde hersentumor gehandicapt geraakt.
2.3.
De man heeft bij verzoekschrift van 5 april 2012 verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Op 18 december 2012 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Partijen hebben gezamenlijk in eigendom de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna de woning). Na het uiteengaan van partijen is de vrouw met [dochter] in de woning blijven wonen.
2.5.
Partijen hebben de woning gefinancierd met een hypothecaire lening bij BLG Wonen. Deze lening bedraagt € 200.000,- en bestaat uit een deel van € 120.000,- en een deel van € 80.000,-. Aan de hypothecaire lening was een levensverzekering bij Reaal met polisnummer [polisnummer] verbonden.
2.6.
Partijen hebben eind 2021 geprobeerd om in overleg tot verdeling van de woning te komen, maar dit is niet gelukt.
2.7.
[makelaar 1] heeft de woning in opdracht van de vrouw op 18 januari 2022 getaxeerd. In het taxatierapport van 4 april 2022 is de marktwaarde op 18 januari 2022 bepaald op € 250.000,-.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert samengevat, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- bepaalt dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de gemeenschap en de
man machtigt om mede namens de vrouw de handelingen uit te voeren die nodig
zijn voor het verkopen van de woning aan een derde.
subsidiair:
- bepaalt dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de gemeenschap, in die
zin dat de vrouw moet meewerken aan verkoop en levering van de woning;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering van de woning
vereiste medewerking van de vrouw.
primair en subsidiair:
- bepaalt dat de vrouw tijdens het verkooptraject de maandelijkse hypotheeklasten
moet blijven betalen;
- bepaalt dat de vrouw de helft moet betalen van de makelaarskosten en de notariële
kosten;
- bepaalt dat de man recht heeft op de helft van de tot aan de datum van verdeling
opgebouwde waarde van de Reaal levensverzekering.
meer subsidiair:
- bepaalt dat de gemeenschap van partijen wordt verdeeld door de woning, nadat
deze is getaxeerd, toe te delen aan de vrouw, met ontslag van de man uit zijn
hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, waarbij de kosten
worden gedragen door de vrouw, en de overwaarde van de woning aan elk van
partijen voor de helft toekomt;
- bepaalt dat als de vrouw niet in staat is om de woning over te nemen, deze aan een
derde moet worden verkocht;
- bepaalt dat de man recht heeft op de helft van de tot aan de datum van verdeling
opgebouwde waarde van de Reaal polis.
primair, subsidiair en meer subsidiair:
- de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
in reconventie
3.2.
De vrouw vordert samengevat, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
  • de woning toedeelt aan de vrouw;
  • bepaalt dat de vrouw in het kader van de verdeling niets aan de man is
verschuldigd, althans dat de man haar voor een bedrag van € 25.000,- aan haar
moet compenseren wegens verlies aan inkomen en noodzakelijke aanpassingen van een nieuw te betrekken woning, althans dat aan de man een gering bedrag toekomt onder verrekening van wat hij aan de vrouw verschuldigd is aan kinderbijdrage met
bepaling dat de vrouw het restant aan de man kan voldoen in vijf jaarlijkse termijnen.
subsidiair:
- bepaalt dat de verdeling van de woning op de voet van artikel 3:178 lid 3 BW
voor de duur van drie jaar wordt uitgesloten;
primair en subsidiair:
- de man veroordeelt in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
De zaken in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
Aan de orde is de verdeling van de gemeenschap van partijen. Elk van partijen heeft het recht om verdeling van de gemeenschappelijke goederen te vorderen. [1]
4.3.
De vrouw vordert dat de verdeling voor de duur van drie jaar zal worden uitgesloten, [2] omdat het in de huidige woningmarkt onmogelijk is om voor haar en [dochter] passende en betaalbare huisvesting te vinden. De man voert hiertegen aan dat de vrouw in de tien jaar tijd die hij haar daarvoor heeft gegund, er niet in is geslaagd om te komen tot herfinanciering. Van hem kan niet worden dat hij nog langer vastzit aan de woning en de hypothecaire lening.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw tegenover het verweer van de man onvoldoende heeft onderbouwd dat het door haar genoemde belang bij uitsluiting van de verdeling aanmerkelijk groter is dan het belang van de man bij verdeling. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van de vrouw op uitsluiting van de verdeling.
4.4.
Ter discussie staan de volgende onderdelen:
  • i) de woning;
  • ii) de levensverzekering bij Reaal;
  • iii) de alimentatie voor [dochter] .
(i) Woning
verdeling
4.5.
De man stelt dat de woning moet worden verkocht en de overwaarde daarvan per datum van verdeling bij helfte moet worden verdeeld. De vrouw heeft tot 2017 de gelegenheid gehad om zijn aandeel in de woning over te nemen, maar kan de woning niet financieren.
4.6.
De vrouw stelt dat de woning aan haar moet worden toegedeeld en dat aan de man niets uit de overwaarde van de woning toekomt, omdat:
(i) de woning voor het huwelijk uitsluitend toebehoorde aan de vrouw
(ii) de vrouw altijd alle aan de woning verbonden lasten heeft betaald,
(iii) de samenwoning heeft betrekking kort geduurd, zo’n 2 tot 2,5 jaar
(iv) de vrouw zorgt alleen voor [dochter] voor wie de woning is aangepast voornamelijk betaald uit publieke gelden (WMO),
(v) gedwongen verkoop levert kapitaalvernietiging op van die publieke gelden,
(vi) de vrouw is voor haar levensonderhoud en dat van [dochter] afhankelijk van haar kapsalon aan huis,
(vii) verkoop leidt ertoe dat de vrouw een nieuwe woning zal moeten laten aanpassen voor [dochter] ,
(vii) er moet worden uitgegaan van de waarde van de woning in 2012
(viii) de kapsalon moet niet worden meegenomen in de waardering van de woning,
(ix) het belang van de man bij verdeling bij helfte moet wijken voor het belang van de vrouw om de woning toebedeeld te krijgen, omdat de vrouw alleen voor [dochter] zorgt,
(x) als partijen na 1 januari 2018 zouden zijn getrouwd zou de kwestie van de waarde van de woning niet spelen,
(xi) de man heeft zijn recht verwerkt door nu nog de helft van de overwaarde op te eisen en zich opportunistisch op te stellen. Zij was al bezig om de woning te financieren, maar zonder medewerking van de man lukt dit niet, aldus de vrouw.
4.7.
De man betwist dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat de woning aan de vrouw moet worden toegedeeld, of dat verdeling bij helfte onaanvaardbaar is.
4.8.
De rechtbank leidt uit de stellingen van de vrouw en de onderbouwing daarvan af dat de vraag of de vrouw de woning kan financieren, ervan afhangt in hoeverre de vrouw nog een bedrag aan de man verschuldigd is in het kader van de verdeling. Daarom zal de rechtbank hierop eerst ingaan.
4.9.
De rechtbank verwerpt het standpunt dat de man zijn rechten ten aanzien van de overwaarde van de woning heeft verwerkt. Voor rechtsverwerking moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden die bij de vrouw het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat de man afziet van zijn recht om de helft van de overwaarde vorderen. Vast staat dat de man al in 2012, 2013, 2017 en 2018 om verdeling heeft verzocht. De vrouw moest er daarom van uit gaan dat de man nog steeds verdeling wenste.
4.10.
Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Dit betekent zij ieder een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap en de daaraan verbonden schulden. [3] De gemeenschap moet daarom bij helfte worden verdeeld, tenzij (kort gezegd) anders is bepaald. Ook kan op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden afgeweken van dit uitgangspunt.
4.11.
De man betwist dat verdeling bij helfte in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De argumenten van de vrouw om af te wijken van de hoofdregel zijn niet steekhoudend. Zo hebben partijen ruim 9 jaar samengewoond in plaats van 2 jaar. Vanaf het moment dat de man bij de vrouw introk heeft hij maandelijks meebetaald aan de hypothecaire lasten en de andere vaste lasten. De man heeft bovendien van een door hem ontvangen erfenis van € 35.000,- een aanzienlijk deel besteed aan de kapsalon en de schuur bij de woning. De verbouwing heeft hij samen met de vader van de vrouw gerealiseerd, aldus de man.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, mede in het licht van wat de man hier tegenin heeft gebracht, onvoldoende heeft gesteld dat ertoe leidt dat van het uitgangspunt van verdeling bij helfte moet worden afgeweken.
waarde
4.13.
Als peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen geldt de datum van verdeling, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard.
4.14.
De man stelt dat geen sprake is van een dergelijke uitzondering, zodat de woning verdeeld moet worden naar de waarde op het moment van verdeling.
4.15.
Volgens de vrouw leiden de redelijkheid en billijkheid ertoe dat de woning moet worden verdeeld tegen de waarde op het moment van de echtscheiding in 2012, omdat: (i) de woning voor het huwelijk uitsluitend aan de vrouw toebehoorde, (ii) de vrouw altijd alle aan de woning verbonden lasten heeft betaald, (iii) de samenwoning heeft kort geduurd, ongeveer 2 jaar, (iv) de vrouw zorgt alleen voor [dochter] , voor wie de woning is aangepast, (v) nu de woningprijzen zijn gestegen en de woning niet langer ‘onder water’ staat maakt de man ineens weer aanspraak op verdeling van de (overwaarde) van de woning.
4.16.
De rechtbank volgt de vrouw niet in haar standpunt dat de woning moet worden verdeeld naar de waarde daarvan in 2012. De door de vrouw genoemde argumenten maken niet dat een uitzondering moet worden gemaakt op de hoofdregel. Partijen hebben er blijkbaar destijds voor gekozen om in gemeenschap van goederen met elkaar te huwen, met als gevolg dat de woning die toebehoorde aan de vrouw, voor de helft eigendom is geworden van de man. Dat de vrouw altijd alle aan de woning verbonden lasten heeft betaald, heeft de man gemotiveerd betwist en daarop is de vrouw verder niet ingegaan.
Bovendien woont de vrouw inmiddels al jarenlang zonder de man in de woning. Dat partijen maar kort hebben samengewoond, heeft de man gemotiveerd betwist. Dat de vrouw alleen voor [dochter] zorgt, maakt ook niet dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat de woning wordt verdeeld naar de waarde op het moment van verdeling. De man heeft in 2017 ook al aanspraak gemaakt op verdeling, zodat ook het laatste door de vrouw genoemde argument niet tot een uitzondering leidt. Daarbij geldt dat de man altijd hoofdelijk aansprakelijk is gebleven voor de hypothecaire lening.
4.17.
De vrouw heeft verder nog aangevoerd dat, als de rechtbank zou oordelen dat de woning niet moet worden verdeeld naar de waarde in 2012, moet worden uitgegaan van de waarde op 18 januari 2022, zoals vastgesteld door [makelaar 1] .
4.18.
De man betwist de juistheid van de door [makelaar 1] getaxeerde waarde. Hij verwijst naar een waardebepaling per 13 juli 2022 die [naam] op zijn verzoek heeft gedaan en een waardebepaling van [makelaar 2] van 21 juli 2022, waarin de waarde veel hoger is bepaald dan € 250.000,-.
4.19.
De rechtbank overweegt dat partijen in december 2021 in onderling overleg waren over de verdeling van de woning. Tussen partijen staat vast dat zij bezig waren met taxatie en dat zij de woning toen tegen de vast te stellen taxatiewaarde wilden verdelen. Deze afspraak tussen partijen en de eisen van redelijkheid en billijkheid leiden er onder die omstandigheden toe dat de taxatiewaarde van dat moment bij wijze van uitzondering tussen partijen moet gelden.
Door omstandigheden is het toen niet direct tot een gezamenlijke opdracht tot taxatie gekomen. Wel is de woning kort daarna, op 18 januari 2022, in opdracht van de vrouw getaxeerd op € 250.000,-.
De stukken van [naam] en [makelaar 2] geven de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door [makelaar 1] verrichte taxatie. Zowel [naam] als [makelaar 2] hebben de woning niet getaxeerd, maar slechts een indicatie van de waarde gegeven, zonder daarbij de woning te hebben gezien. Die beide geschatte waardes lopen bovendien uiteen.
Er is geen reden om de kapsalon, die deel uitmaakt van de woning, niet mee te nemen in de waardering van de woning, zoals de vrouw heeft bepleit. De rechtbank zal bij de verdeling van de woning daarom uitgaan van een waarde van € 250.000,-.
4.20.
Uit de stellingen van de vrouw en de onderbouwende stukken daarbij, blijkt dat zij bij een waarde van € 250.000,- de woning kan financieren. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de gelegenheid dient te krijgen om het aandeel van de man in de woning over te nemen.
4.21.
Partijen zijn het erover eens dat de op dit moment bestaande schuld uit de hypothecaire lening € 200.000,- is. Dat betekent dat als de vrouw het aandeel van de man in de woning wil overnemen, zij aan de man de helft van de overwaarde van € 50.000,- (€ 250.000,- minus € 200.000,-), dus € 25.000,- verschuldigd is.
(ii) Reaal levensverzekering
4.22.
Tijdens de behandeling van een eerder kort geding tussen partijen, op 9 augustus 2022 is gebleken dat er nog een polis van Reaal levensverzekering tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Hierover is sinds het uiteengaan van partijen nooit meer gesproken of geschreven. Partijen zijn het erover eens dat de waarde van de polis nog verdeeld zal moeten worden.
4.23.
Het gaat om een gemeenschappelijke verzekering, die een opgebouwde waarde heeft door de premie die ervoor betaald is. Ook hier geldt als uitgangspunt dat de peildatum voor de waarde van de verzekering de datum van verdeling is. Maar ook hier geldt dat daarvan kan worden afgeweken, als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. Dat is hier het geval. Partijen zijn het erover eens dat de man sinds 30 april 2012 niet meer meebetaalt aan de premie. Daarvoor betaalde hij € 71,- per maand. Dat blijkt ook uit de overgelegde stukken namens Reaal.
Uit een door de man als productie 10 overgelegde brief van Reaal van 11 mei 2012 blijkt dat de waarde van de polis op 30 april 2012 € 3.905,21 was. Vanaf die datum heeft alleen de vrouw de premie nog betaald, de man niet meer. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de vrouw de helft van de waarde per 30 april 2012 aan de man dient te vergoeden, dus € 1.952,61.
(iii) Alimentatie
4.24.
De vrouw stelt dat de man over de periode 2013 tot en met december 2022 nog een bedrag van € 2.571,94 aan kinderalimentatie aan haar is verschuldigd. Zij verwijst naar productie 15. De man heeft dit overzicht niet betwist. Hij erkent dat hij kinderalimentatie aan de vrouw verschuldigd is, maar beroept zich ten aanzien van de jaren 2015 tot en met 2017 op verjaring.
Partijen zijn het erover eens dat de man in die periode wel betalingen heeft gedaan, waarvan de laatste betaling is verricht in 2019. De rechtbank volgt het standpunt van de vrouw dat de man dat door betalingen te verrichten de vordering heeft erkend. Hij heeft deze bovendien nooit betwist. Gelet op de erkenning van de vordering kan geen sprake zijn van verjaring. [4]
4.25.
Dit betekent dat de man nog € 2.571,94 aan de vrouw dient te betalen. Dat bedrag kan in mindering worden gebracht op het deel van de overwaarde dat de vrouw nog aan de man dient te voldoen. Daarmee is de alimentatie tot en met december 2022 verrekend.
4.26.
De man dient daartegenover vanaf 1 januari 2023 maandelijks aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen, zolang daarover niets anders is geregeld of vastgesteld. De verschuldigde kinderbijdrage is € 39,41 per maand.
4.27.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat de man heel graag weer contact met zijn dochter [dochter] zou willen hebben. De vrouw heeft hierop gereageerd door te verklaren dat het de beslissing van [dochter] is om dat niet te willen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van de moeder van [dochter] om te bevorderen dat er toch op de een of andere manier weer contact zal komen tussen [dochter] en haar vader, al was het maar door een eenvoudig briefje, kaartje of andere wijze van communicatie. De voor de vrouw en [dochter] gunstige beslissing in deze zaak kan daartoe mogelijk aanleiding geven.
Betaling in termijnen
4.28.
Het voorgaande betekent dat de vrouw na toedeling van de woning nog aan de man verschuldigd is:
- deel overwaarde € 25.000,00
- deel opgebouwde polis Reaal per 30 april 2012 € 1.952,61
- haar toekomende kinderalimentatie t/m december 2022
€ 2.571,94-/-
€ 24.380,67
4.29.
De vrouw heeft verzocht dit bedrag in vijf jaarlijkse termijnen te mogen voldoen. De man verzet zich hiertegen.
4.30.
De rechter kan zo nodig bepalen dat degene die overbedeeld wordt, de overwaarde geheel of ten dele in termijnen mag voldoen. [5] Partijen zijn inmiddels ongeveer tien jaar gescheiden. In die tijd heeft de vrouw alle aan de woning verbonden lasten betaald. Hierdoor heeft de man kunnen meeprofiteren van de waardestijging van de woning. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid aanleiding om de vrouw de gelegenheid te geven om het verschuldigde bedrag in drie jaarlijkse termijnen van € 8.126,89 aan de man te voldoen.
4.31.
De rechtbank zal als wijze van verdeling bepalen dat de woning wordt toegedeeld aan de vrouw onder de volgende opschortende voorwaarden:
- aan de vrouw zal tot 30 april 2023 de tijd worden gegeven om woning toegedeeld te krijgen en de man daarbij te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire lening;
- bij de notariële toedeling van de woning aan de vrouw, zal de vrouw de eerste
termijn van € 8.126,89 aan de man voldoen;
- de notariële kosten moeten door de vrouw worden gedragen.
4.32.
Als de vrouw niet in staat is om aan de opschortende voorwaarden te voldoen, moet de woning worden verkocht.
Proceskosten
4.33.
Aangezien partijen voormalig echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is van € 1.952,61 (helft waarde polis Reaal per 30 april 2012),
5.2.
bepaalt dat de man aan de vrouw een bedrag verschuldigd is van € 2.571,94 (achterstallige alimentatie tot en met december 2022),
5.3.
bepaalt dat de gemeenschappelijke woning van partijen zal worden toegedeeld aan de vrouw op de wijze zoals in 4.31 van dit vonnis is overwogen,
en, indien de vrouw niet in staat is om aan de voorwaarden van 4.31 te voldoen,
5.4.
bepaalt dat de gemeenschappelijke woning van partijen zal worden verkocht, waarbij de over- of onderwaarde aan beide partijen gelijkelijk zal toekomen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023. [6]

Voetnoten

1.Artikel 3:178 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 3:178 lid 3 BW
3.Artikel 3:166 BW
4.Artikel 3:318 BW
5.Artikel 3:185 lid 3 BW
6.type: CHL