ECLI:NL:RBNHO:2023:5136

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
C/15/333424 / HA RK 22-180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor inzake afhandeling vertrekkende passagiers op Luchthaven Schiphol

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt een voorlopig getuigenverhoor bevolen in twee zaken die betrekking hebben op de afhandeling van vertrekkende passagiers op Luchthaven Schiphol. De verzoeksters, Ryanair DAC, Qatar Airways Group Q.C.S.C., Norwegian Air Shuttle ASA en Vueling Airlines S.A., hebben verzocht om getuigen te horen over de handelwijze van de Royal Schiphol Group N.V. (RSG) voorafgaand aan en met betrekking tot de problemen die zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken voldoen aan de wettelijke eisen voor een voorlopig getuigenverhoor, en heeft de verzoeken toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke vragen die niet mogen worden gesteld tijdens het verhoor.

De procedure begon met de indiening van verzoekschriften op 1 en 9 november 2022, gevolgd door correspondentie tussen de partijen en de rechtbank. RSG heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van enkele bezwaren tegen specifieke getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is, en heeft de getuigen benoemd die gehoord zullen worden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De beschikking is gegeven op 23 februari 2023 en is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Schotman. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om de getuigen en hun verhinderdagen tijdig op te geven, zodat het getuigenverhoor kan worden gepland.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Beschikking van 23 februari 2023
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/333424 / HA RK 22-180 van:
1. de vennootschap naar Iers recht
RYANAIR DAC,
gevestigd te Swords, County Dublin, Ierland,
2. de vennootschap naar het recht van de staat van Qatar
QATAR AIRWAYS GROUP Q.C.S.C.,
gevestigd te Doha, Qatar,
3. de vennootschap naar Noors recht
NORWEGIAN AIR SHUTTLE ASA,
gevestigd te Fornebu, Noorwegen,
verzoeksters,
advocaat mr. J. van den Brande te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ROYAL SCHIPHOL GROUP N.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
verweerster,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam.
en in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/334352 / HA RK 22-208 van:
de vennootschap naar Spaans recht
VUELING AIRLINES S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
verzoeksters,
advocaat mr. J. van den Brande te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ROYAL SCHIPHOL GROUP N.V.,
gevestigd te Schiphol,
verweerster,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds respectievelijk Ryanair, Qatar Airways, Norwegian en Vueling (danwel gezamenlijk Ryanair c.s. en Vueling) en anderzijds RSG genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 1 november 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/333424 / HA RK 22-180
  • het op 9 november 2022 ter griffie ontvangen (identieke) verzoekschrift in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/334352 / HA RK 22-208
  • de brief van RSG van 6 december 2022 met het verzoek om beide zaken te voegen
  • de brief van (de advocaat van) Ryanair c.s. en Vueling van 8 december 2022 houdende instemming met het verzoek tot voeging van de procedures
  • het op 30 januari 2023 ter griffie ontvangen verweerschrift van RSG in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/333424 / HA RK 22-180 met verzoek de inhoud daarvan als herhaald en ingelast te beschouwen in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/334352 / HA RK 22-208
  • de brief van (de advocaat van) Ryanair c.s. en Vueling van 31 januari 2023
  • de brief van de griffie van deze rechtbank van 2 februari 2023 met de mededeling dat de zaken gevoegd behandeld zullen worden en schriftelijk worden voortgezet
  • de brief van de advocaat van RSG van 2 februari 2023
  • het op 13 februari 2023 ter griffie ontvangen antwoord op verweerschrift van Ryanair c.s. en Vueling
  • de brief van de advocaat van RSG van 13 februari 2023.

2.Het verzoek

2.1.
De (inhoudelijk identieke) verzoekschriften van Ryanair c.s. en Vueling strekken ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen over de handelwijze van RSG voorafgaand aan en met betrekking tot de problemen dit zijn ontstaan rond de afhandeling van vertrekkende passagiers op de Luchthaven Schiphol. Daartoe hebben Ryanair c.s. en Vueling in het verzoekschrift een zevental vragen geformuleerd verzocht om de volgende getuigen te mogen horen:
  • i) [getuige 1] , [functie] ;
  • ii) [getuige 2] , [functie] tot 1 juni 2022;
  • iii) [getuige 3] , [functie] ;
  • iv) [getuige 4] , [functie] .

3.De beoordeling

3.1.
Het voorlopig getuigenverhoor van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft onder meer als doel de belanghebbende in staat te stellen opheldering te verkrijgen omtrent de – misschien nog niet precies bekende – feiten en omstandigheden, zodat hij zijn positie beter kan beoordelen. [1]
3.2.
Volgens artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b Rv moet het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering van de verzoeker vermelden en ook de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Deze eisen gaan niet zo ver dat van de verzoeker wordt verlangd dat hij al nauwkeurig aangeeft over welke feiten hij de getuigen wil horen. Voldoende is dat hij de feiten omschrijft zodat voor de rechter en de wederpartij voldoende duidelijk is waarop het verhoor betrekking zal hebben. [2] Ook mag niet worden verwacht dat de verzoeker de precieze aard van de vordering die hij mogelijk wil instellen omschrijft. Bij de beoordeling van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor is de vraag of de in het verzoekschrift genoemde vordering toewijsbaar is niet van belang. [3]
3.3.
Als het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, heeft de verzoeker in beginsel recht op een voorlopig getuigenverhoor. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan het verzoek alleen worden afgewezen als sprake is van misbruik van bevoegdheid, strijd met de goede procesorde of een ander zwaarwichtig bezwaar of een gebrek aan belang. [4]
3.4.
Verweerster RSG refereert zich ten aanzien van de toewijsbaarheid van de verzoeken aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van twee onderdelen daarvan, te weten: (1) het verzoek tot voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van [getuige 4] dient te worden afgewezen, omdat RSG niet kan beoordelen of de opgeroepen getuigen (en met name [getuige 4] ) kunnen verklaren over niet voldoende duidelijke feiten, en (2) sommige vragen zijn niet feitelijk van aard maar zien op een juridische kwalificatie en zijn te suggestief. RSG concludeert dan ook om het verzoek ten aanzien van [getuige 4] af te wijzen en te bepalen dat een aantal door Ryanair c.s. en Vueling geformuleerde subvragen tijdens het verhoor niet mogen worden gesteld.
3.5.
In reactie op het verweerschrift van RSG hebben Ryanair c.s. en Vueling hun verzoek aangepast, in die zin dat zij als getuigen wensen te horen [getuige 1] en [getuige 2] voornoemd, en daarnaast twee (nieuwe) getuigen:
  • i) [getuige 5] , voormalig [functie]
  • ii) [getuige 6] , voormalig [functie] .
Na het verhoor van de bovenstaande vier getuigen kan de te benoemen rechter-commissaris een beslissing nemen over (het nut van) het horen van de hierboven in 2.1 onder (iii) en (iv) bedoelde getuigen, aldus Ryanair c.s. en Vueling. RSG heeft in reactie daarop te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het horen van de twee aanvullende getuigen ( [getuige 5] en [getuige 6] ).
3.6.
Gelet op het door Ryanair c.s. en Vueling ingenomen standpunt dat de te benoemen rechter-commissaris te zijner tijd een beslissing kan nemen over (het nut van) het horen van de getuigen [getuige 3] en/of [getuige 4] , is de rechtbank met RSG van oordeel dat op dit moment niet op het (door haar gehandhaafde) bezwaar van RSG tegen het horen van [getuige 4] hoeft te worden beslist.
3.7.
Rest met betrekking tot de beoordeling van het onderhavige verzoek slechts de vraag of een aantal vragen tijdens het verhoor al dan niet mogen worden gesteld. Volgens Ryanair c.s. en Vueling worden de aan de getuigen te stellen vragen geformuleerd bij het voorlopig getuigenverhoor zelf, terwijl ook RSG zich op het standpunt heeft gesteld dat de formulering van de door Ryanair c.s. en VuelingRyanair c.s. en Vueling aan de getuigen te stellen vragen zo nodig ter gelegenheid van de verhoren aan de orde komt. Nu beide partijen (de formulering van) de vraagstelling overlaten aan de te benoemen rechter-commissaris, hoeft de rechtbank ook op dit punt niet te beslissen.
3.8.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onderhavige verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Een afwijzingsgrond (als hierboven bedoeld in 3.3) doet zich niet voor, zodat het verzoek zal worden toegewezen.
3.9.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
3.10.
Gelet op de (materiële) referte van RSG, zullen de proceskosten van de onderhavige verzoekschriftprocedure worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de volgende getuigen:
- [getuige 1] ,
- [getuige 2] ,
- [getuige 5] ,
- [getuige 6] ,
4.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
4.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81,
4.4.
bepaalt dat verzoeksters
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de rekestenadministratie van de afdeling privaatrecht, sectie handel & insolventie – de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2023 moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.5.
bepaalt dat verzoeksters uiterlijk op 2 maart 2023 een afschrift van het verzoekschrift en deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan verweerster moeten doen toekomen,
4.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023. [5]

Voetnoten

1.HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250.
2.HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.
3.HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250.
4.HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.
5.Conc.: 936