ECLI:NL:RBNHO:2023:519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
22-006605
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand aan verzoeker na sepot in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de verzoeker, die om een vergoeding vroeg voor de kosten van zijn raadsman na een sepot door de officier van justitie. De officier van justitie had besloten de verzoeker niet verder te vervolgen, wat is vastgelegd in een brief van 7 februari 2022. De verzoeker had zijn verzoek ingediend op 22 maart 2022, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. De kosten van de raadsman, die in totaal € 2.466,58 bedroegen, waren al vergoed door de Nationale Politie, maar onder de voorwaarde dat deze kosten, indien mogelijk, terugbetaald zouden worden. De rechtbank heeft de wettelijke basis voor de vergoeding onderzocht, met name artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, en heeft geconcludeerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde vergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de kosten van de raadsman als redelijk en onderbouwd beschouwd en heeft besloten de volledige vergoeding toe te kennen. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter M.E. Allegro, met de griffier J. Kuperus aanwezig. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
locatie Haarlem
VIK-onderzoek : VIK 2021-18
raadkamernummer : 22-006605
uitspraakdatum : 6 januari 2023
beslissing van de enkelvoudige kamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar (Kennemerstraatweg 107a, 1814 GE Alkmaar),
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen (sepot met code 09, rechtmatige geweldsaanwending politieambtenaar) en heeft dat bij brief van 7 februari 2022 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 22 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De griffier heeft op 6 december 2022 per mail de vraag gesteld of het bedrag dat reeds aan de verzoeker is vergoed door de Nationale Politie onder voorwaarde is geweest. Mr. Dallinga heeft op 7 december 2022 laten weten dat de Nationale Politie de kosten vergoed van rechtsbijstand onder de voorwaarde dat deze, indien daartoe mogelijkheden bestaan, terugbetaald worden.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 2.466,58 wegens:
  • de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde VIK-onderzoeknummer; door de verzoeker is een factuur van mr. J.S. Dallinga overgelegd tot een bedrag van € 2.126,58 en;
  • de kosten van een raadsman voor het opstellen en toelichten van dit verzoek tot een bedrag van € 340,-.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft op voorhand geen standpunt kenbaar gemaakt.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd. Een vergoeding voor deze kosten kan ook worden toegekend als de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor het verzochte. De raadsman heeft in zijn antwoord op het verzoek van de griffier onderbouwd dat de Nationale Politie de kosten van rechtsbijstand vergoedt onder de voorwaarde dat deze, indien daartoe mogelijkheden bestaan, terugbetaald worden. In de opdrachtbevestigingen die de raadsman aan zijn cliënten die politieambtenaar zijn stuurt, neem hij dat ook op.
De wettelijk regeling heeft de raadsman in zijn mail gekopieerd:
“Artikel 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) schrijft daarom voor dat politieambtenaren in dit kader recht hebben op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand door hun werkgever. De regels over het toekennen van deze vergoeding en de hoogte hiervan zijn neergelegd in de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie. Artikel 5 van die Regeling luidt als volgt:
Artikel 5
1. Indien de wederpartij in een civiele procedure wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten, draagt de ambtenaar er zorg voor dat de vergoeding van deze kosten, voor zover deze als kosten van rechtskundige hulp moeten worden opgevat, toekomt aan het bevoegd gezag.
2. Indien een schikking met de wederpartij tot stand komt draagt de ambtenaar er zo mogelijk zorg voor dat de kosten van rechtsbijstand in het schikkingsbedrag worden opgenomen en toekomen aan het bevoegd gezag.
3. In een strafrechtelijke procedure draagt de ambtenaar zorg voor een verzoek tot vergoeding van kosten op grond van de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering en draagt er bij toewijzing van dit verzoek zorg voor dat deze vergoeding toekomt aan het bevoegd gezag.
4. Bij de indiening van de aanvraag tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand wijst het bevoegd gezag de ambtenaar op het eerste tot en met derde lid van dit artikel.”
De rechtbank zal mede gezien de toelichting hierboven een vergoeding toekennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden onderbouwd door de overgelegde urenspecificatie(s) en declaratie(s). De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 340,- toekennen voor de kosten van indiening van dit verzoek.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.466,58 (zegge: tweeduizend vierhonderdzesenzestig en achtenvijftig cent).
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Allegro, rechter,
in tegenwoordigheid van J. Kuperus, griffer,
en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.