ECLI:NL:RBNHO:2023:5193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
332491
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen betalingsverplichting luchtvaartmaatschappij bij annulering pakketreis tijdens code-oranje reisadvies

In deze zaak vorderden Prijsvrij c.s. betaling van de ticketprijs door Transavia voor reizigers die hun vlucht annuleerden vanwege een code-oranje reisadvies tijdens de coronapandemie. De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat Transavia niet verplicht was om de ticketprijs terug te betalen. De rechtbank stelde vast dat de reizigers, die via Prijsvrij een pakketreis met Sunmix hadden geboekt, niet konden aantonen dat zij niet mochten reizen. De rechtbank wees op de verantwoordelijkheid van de reizigers om de risico's van hun reis te overwegen, ondanks het negatieve reisadvies. De rechtbank concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst was nagekomen en dat de annulering door de reizigers niet leidde tot een restitutieplicht voor Transavia. De vorderingen van Prijsvrij c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/332491 / HA ZA 22-607
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIJSVRIJ.NL B.V.,
te 's-Hertogenbosch,
hierna: Prijsvrij,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SUNMIX INTERNATIONAL GMBH,
te Zürich, Zwitserland,
hierna: Sunmix,
3. de stichting
STICHTING REIZIGERS BELANGEN,
te 's-Hertogenbosch,
hierna: SRB,
eisende partijen,
eiseressen onder 1 en 2 hierna samen te noemen: Prijsvrij c.s.,
advocaten: mrs. K. Knotter en R. van Rijswijk te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSAVIA AIRLINES B.V.,
te Haarlemmermeer,
hierna: Transavia B.V.,
2. de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
te Schiphol,
hierna: Transavia C.V.,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Transavia,
advocaten: mrs. R.G.J. de Haan en J.W. Snel te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 december 2022;
- het B8-formulier van 20 maart 2023 met overlegging van een productielijst en aanvullende producties 38 t/m 40;
- de email van 21 maart 2023 met overlegging van een aangepaste productielijst;
- de mondelinge behandeling van 3 april 2023, waarbij partijen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- een akte uitlaten van elk van partijen waarin zij verzoeken om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of Transavia de ticketprijs van een vakantiereiziger die in de periode van mei 2020 tot en met augustus 2021 van zijn vlucht heeft afgezien op grond van een reisadvies met code-oranje vanwege de corona pandemie, aan Prijsvrij c.s. moet terugbetalen. De vakantiereiziger heeft via Prijsvrij een pakketreis met Sunmix afgesloten. Als onderdeel daarvan is tussen de Reiziger en Transavia een Vervoersovereenkomst tot stand gekomen, die is betaald door Sunmix. Op grond van Europese regelgeving heeft Prijsvrij de vakantiereiziger van wie de pakketreis in die periode is geannuleerd de reissom moeten terugbetalen; zij wenst het gedeelte daarvan dat zij voor de vlucht heeft betaald op haar beurt van Transavia terug te krijgen.
2.2.
In hoofdstuk 3 worden de feiten verder uiteengezet waarover tussen partijen geen discussie bestaat en die van belang zijn voor de beoordeling. De rechtbank is het met Transavia eens dat de door Prijsvrij c.s. ingeroepen gronden niet leiden tot een betalingsverplichting aan Prijsvrij c.s. en legt in dit vonnis in hoofdstuk 5 in de beoordeling uit waarom.

3.De feiten

Partijen en de Reizigers
3.1.
Transavia is een grote budgetluchtvaartmaatschappij in Nederland en biedt zowel aan zakelijke reizigers als vakantiereizigers vluchten aan.
3.2.
Sunmix is organisator van pakketreizen in de zin van artikel 7:500 sub h Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Sunmix is een eigen label van Prijsvrij. Zij bundelt vervoer en verblijf tot pakketreizen die via Prijsvrij worden verkocht.
3.3.
Prijsvrij is een online reisbureau en doorverkoper van pakketreizen in de zin van artikel 7:500 sub i BW. Prijsvrij treedt op als bemiddelaar (doorverkoper) tussen na te noemen Reizigers en Sunmix.
3.4.
Circa zevenhonderd passagiers (hierna: de Reizigers) hebben via Prijsvrij een pakketovereenkomst gesloten met Sunmix, met als onderdeel daarvan een boeking van (een) vliegticket(s) bij Transavia. Deze reizen zouden plaats vinden in de periode van mei 2020 tot en met augustus 2021.
3.5.
SRB heeft volgens haar statuten – kort samengevat – het doel om de belangen van (voormalige) klanten van luchtvaartmaatschappijen en/of andere reisdienstverleners te behartigen.
Toepasselijke algemene voorwaarden
3.6.
Op de pakket(reis)overeenkomsten tussen de Reizigers en Sunmix zijn de algemene voorwaarden van Prijsvrij van toepassing (hierna: de AV Prijsvrij).
3.7.
Op grond van artikel 3.1.1. van de AV Prijsvrij, is het luchtvervoer onderworpen aan de algemene voorwaarden van de dienstverlenende luchtvervoerder, in dit geval
de Algemene vervoersvoorwaarden (hierna: de Algemene vervoersvoorwaarden) en de Tariefsvoorwaarden Transavia (hierna: de Tariefsvoorwaarden) van Transavia Airlines C.V. en Transavia France S.A.S., deze voorwaarden hierna samen: de AV Transavia.
3.8.
Artikel II lid 1 sub b van de Algemene vervoersvoorwaarden bepaalt dat bij het boeken van de vlucht een vervoersovereenkomst tot stand komt tussen Transavia C.V. en de betreffende Reiziger (hierna: de Vervoersovereenkomst(en)):
De vervoersvoorwaarden zijn van toepassing op Passagiers die reizen op een vlucht (…) op grond van de Boekingsbevestiging waarop Transavia is aangegeven als de Vervoerder op een dergelijke vlucht (…). De aanduiding van Transavia als de Vervoerder op een vlucht of aangegeven onderdeel van een vlucht is het bewijs van de vervoersovereenkomst voor de desbetreffende vlucht of onderdeel van een vlucht tussen Vervoerder en de persoon die op de Boekingsbevestiging is aangegeven als de Passagier.
Boekingen, betalingen en restitutie bij annulering vlucht
3.9.
Sunmix heeft als onderdeel van haar pakketreizen vliegtickets bij Transavia C.V. geboekt en betaald; zeshonderd achtendertig tickets via een Application Programming Interface (hierna: API), zeventien tickets via de website van Transavia en acht tickets via het zogenaamde Partner Portal. Alle boekingen van vliegtickets samen hierna: de Boekingen.
3.10.
Op Boekingen via API is de Distribution Solutions Agreement (hierna: de DSA) tussen Transavia C.V. en Sunmix van toepassing. Voor Boekingen via het Partner Portal is een incassomachtiging (hierna: Incassomachtiging) vereist. Wanneer tickets zijn geboekt via de website doet Sunmix dat in naam van de betreffende passagiers en zijn de AV Transavia op de betaling van toepassing.
3.11.
Op grond van de DSA, de Incassomachtiging en de AV Transavia zijn de betalingen definitief en hoeft Transavia C.V. geen restituties te verrichten voor reizen die door passagiers worden geannuleerd ongeacht of dit uitdrukkelijk gebeurt of door een ‘no-show’ (niet verschijnen op het moment van vertrek).
3.12.
In dit verband bepalen de leden 2 en 3 van artikel X van de Algemene vervoersvoorwaarden over restitutie het volgende:
2.Restitutie wegens onvrijwillig afzien van Vervoer
Indien Vervoerder ingevolge het vorenstaande artikel IX:

een vlucht annuleert;

een vlucht niet landt op de Plaats van bestemming van de Passagier;

niet in staat is om de reeds eerder bevestigde plaats aan te bieden; zal de restitutie bestaan uit het volgende bedrag:
(…)
3.Restitutie wegens vrijwillig afzien van Vervoer
Indien de Passagier om andere redenen dan die vermeld in lid 2 van dit artikel, afziet van Vervoer (geheel of gedeeltelijk) zullen de toepasselijke administratie- en annuleringskosten conform Tariefsvoorwaarden in rekening worden gebracht.
3.13.
De Tariefsvoorwaarden bepalen over annuleren door de passagier:
Annuleren kan door contact op te nemen met (…). De annuleringskosten bedragen 100% van het voor de boeking (inclusief eventuele speciale verzoeken) verschuldigde bedrag. Er wordt derhalve geen restitutie verleend, met uitzondering van alle door de luchthaven en overheden opgelegde passagiersgebonden belastingen die u aan Transavia hebt betaald, deze kunnen op uw verzoek worden gerestitueerd. (…)
Restitutie prijs pakketreis aan de Reizigers
3.14.
De EU Richtlijn 2015/2302/EU (hierna: de Richtlijn) over pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen is in Nederland geïmplementeerd in Titel 7A van Boek 7 BW.
3.15.
De Reizigers mogen op grond van artikel 7:509 lid 3 BW de pakketreis vooraf annuleren bij onvermijdbare en buitengewone situaties. Sunmix is in dat geval als organisator verplicht hun de betaalde prijs te restitueren. Ook als Sunmix in dergelijke gevallen zelf de pakketreis annuleert is zij verplicht tot restitutie.
3.16.
Volgens de Geschillencommissie Reizen levert een reisadvies met ‘code oranje’ als gevolg van de coronapandemie onvermijdbare en buitengewone omstandigheden op in de zin van Titel 7A van Boek 7 BW. Passagiers die om die reden hun pakketreis hebben geannuleerd konden daarom aanspraak maken op restitutie van de organisator van de pakketreis.
3.17.
Hoewel doorverkopers zoals Prijsvrij in Nederland niet zijn onderworpen aan de restitutieplicht, bepaalt artikel 7:512 lid 3 BW dat als de organisator buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd – zoals Sunmix – voor de doorverkoper die wel in een Europese lidstaat is gevestigd – zoals Prijsvrij – de verplichtingen voor organisatoren gelden die zijn vastgelegd in artikel 7:510 tot en met 7:513a BW. Prijsvrij heeft ook de verplichtingen van artikel 7:509 BW op zich genomen. Zij heeft de voor de pakketreizen betaalde bedragen, waaronder de prijs van het vliegticket van Transavia, aan de Reizigers terugbetaald.
Coulanceregeling
3.18.
Transavia heeft haar partners, waaronder Sunmix, een coulanceregeling aangeboden voor – kort samengevat – boekingen als onderdeel van een pakketreis die via API of Partner Portal waren geboekt (hierna: de Coulanceregeling). Deze hield in dat Transavia voor alle boekingen met vertrekdatum tussen 17 oktober 2020 en (na verlenging) 31 oktober 2021 het bedrag van de geannuleerde API boekingen terugstortte op het ‘deposit’ van Sunmix. Daarmee kon Sunmix andere tickets boeken. Bij een boeking via Partner Portal kon Sunmix de datum, bestemming en persoonsgegevens kosteloos wijzigen.
3.19.
Sunmix heeft voor een bedrag van € 53.569,00 gebruik gemaakt van de Coulanceregeling.
3.20.
Vóór inwerkingtreding van de Coulanceregeling heeft Transavia in de zomer van 2020 ten behoeve van Prijsvrij voor een bedrag van circa € 14.990,00 kosteloos vliegtickets omgeboekt.

4.Het geschil

4.1.
Prijsvrij c.s. vorderen (na eiswijziging ter zitting, te weten feitelijke intrekking ter zitting van 3 april 2023 van de subsidiaire vordering) – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Transavia C.V. en Transavia B.V. te veroordelen:
1. tot betaling aan Prijsvrij en/of Sunmix van € 297.180,59, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente, althans de gewone wettelijke rente over dit bedrag vanaf de ingebrekestelling van 9 juni 2022, althans vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van betaling;
2. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van betaling;
3. tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval de voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over d e(na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
Transavia voert verweer. Transavia concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Prijsvrij c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Prijsvrij c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Prijsvrij c.s. in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na het wijzen van het vonnis.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
Omdat Sunmix in het buitenland is gevestigd en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, moet allereerst worden bepaald of de Nederlandse rechter bevoegd is, zo ja, welke, en welk recht van toepassing is.
Bevoegdheid
5.2.
Sunmix is gevestigd Zwitserland zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden bepaald aan de hand van EVEX II. [1] Zwitserland en de EU zijn partij bij dat Verdrag. Op grond van artikel 23 lid 1 van EVEX II is een gerecht van een door EVEX II gebonden staat bevoegd als partijen dat gerecht hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De aanwijzing van een bevoegd gerecht kan onder meer worden opgenomen in een schriftelijke overeenkomst. Aangezien Sunmix en Transavia C.V. in artikel 15 van de DSA de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, als gerecht hebben aangewezen, is deze rechtbank voor wat betreft de rechtsbetrekking tussen Sunmix en Transavia exclusief bevoegd.
5.3.
Voor zover de vorderingen van Sunmix jegens Transavia hun grondslag vinden in onrechtmatige daad, geldt dat op grond van artikel 5 lid 3 van EVEX II een persoon voor het gerecht kan worden opgeroepen van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Gelet op de stelling dat de vermogensschade door Sunmix in Nederland is geleden via de bankrekening van Prijsvrij of door Prijsvrij zelf, is de Nederlandse rechter bevoegd. Gelet op de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem als hiervoor in r.o. 5.2 vermeld en het feit dat Transavia voor dit gerecht is opgeroepen, wordt deze rechter ook geacht relatief bevoegd te zijn voor wat betreft de vordering op grond van onrechtmatige daad.
5.4.
Op grond van artikel 24 EVEX II is de Nederlandse rechter ook bevoegd voor zover de vorderingen van Sunmix jegens Transavia hun grondslag vinden in ongerechtvaardigde verrijking, omdat Transavia voor het gerecht van een door het verdrag gebonden staat, te weten de Nederlandse, is verschenen.
5.5.
Voor de rechtsbetrekking tussen Transavia en Prijsvrij en/of SRB geldt eveneens dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Deze partijen hebben hun plaats van vestiging in Nederland zodat de vorderingen in hun onderlinge verhouding geen internationaal karakter dragen. Op grond van artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd. Aangezien Transavia is gevestigd te Schiphol, is dat de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.
5.6.
Wanneer de Vervoersovereenkomsten tussen Transavia C.V. en de Reizigers als uitgangspunt moeten worden genomen, waarbij het gaat om het luchtvervoer van personen van een lidstaat (Nederland) naar een andere lidstaat (Spanje, Portugal, Griekenland en Italië), moet de rechterlijke bevoegdheid worden bepaald aan de hand van verordening 1215/2012 (Brussel I-bis). Op grond van artikel 4 van Brussel I-bis geldt hetzelfde uitgangspunt als hiervoor in r.o. 5.4 (zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, worden ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat) en is de Nederlandse rechter bevoegd. Op grond van artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem relatief bevoegd.
Toepasselijk recht
5.7.
De bepaling van het op de vorderingen toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Nu Sunmix en Transavia in artikel 15 van de DSA een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben gedaan is op grond van artikel 3 lid 1 Rome I Nederlands recht van toepassing.
5.8.
Voor zover de Vervoersovereenkomsten tussen Transavia C.V. en de Reizigers leidend zijn voor de bepaling van het op de vorderingen toepasselijk recht, is eveneens Nederlands recht van toepassing, omdat in artikel II lid 2 van de Algemene vervoersvoorwaarden Nederlands recht van toepassing is verklaard op het vervoer dat wordt uitgevoerd door Transavia C.V.
5.9.
Voor zover onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking aan de vorderingen ten grondslag is gelegd, dient de bepaling van het toepasselijke recht plaats te vinden aan de hand van de Verordening nr. 864/2007 inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen uit overeenkomst (Rome II).
Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II is op een onrechtmatige daad het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Dat is in dit geval Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is. Op grond van artikel 10 lid 1 Rome II wordt de verbintenis die voortvloeit uit ongerechtvaardigde verrijking, en die tevens verband houdt met een bestaande, nauw met die ongerechtvaardigde verrijking samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst of een onrechtmatige daad, beheerst door het recht dat op die betrekking van toepassing is. Gelet op het vorenstaande is dat in dit geval ook Nederlands recht.
Ontvankelijkheid jegens Transavia B.V.
5.10.
Transavia voert aan dat Prijsvrij c.s. niet-ontvankelijk zijn jegens Transavia B.V., omdat Transavia geen rechtsbetrekking heeft met Prijsvrij c.s. Prijsvrij c.s. stellen op hun beurt dat Transavia B.V. als beherend vennoot van Transavia C.V. (hierna: CV) hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schulden van de CV en dat zij daarom wel ontvankelijk zijn jegens Transavia B.V.
5.11.
De rechtbank stelt voorop dat een commanditaire vennootschap een personenvennootschap is die proces persoonlijkheid heeft (artikel 51 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dat betekent dat de CV als zodanig op kan treden als eiser of gedaagde in een civiele procedure. De naam van de beherend vennoot hoeft daarom niet in de dagvaarding te worden genoemd. Het noemen van de naam van de vennootschap volstaat. [2] Het vorenstaande neemt niet weg dat het een eisende partij vrij staat om ook de individuele vennoten – in dit geval de beherend vennoot – te dagvaarden, teneinde een executoriale titel jegens de beherend vennoot te verkrijgen. [3] Prijsvrij c.s. zijn daarom ontvankelijk in hun vorderingen jegens Transavia B.V.
Ontvankelijkheid SRB
5.12.
De rechtbank gaat voorbij aan de vraag of SRB in haar vordering ontvankelijk is, omdat zij ter zitting van 3 april 2023 heeft verklaard haar vordering in te trekken.
De gevolgen van ‘code-oranje’ voor de Reizigers
5.13.
Prijsvrij c.s. stellen dat de Reizigers (vakantiereizigers) vanwege code-oranje niet kónden en niet móchten reizen op het moment van vertrek van hun vlucht met Transavia. De Reizigers hadden geen keuze, want het (negatief) reisadvies voor een code-oranje gebied was zo dwingend bedoeld dat men niet geacht werd op vakantie te gaan, aldus Prijsvrij c.s. Ook waren Reizigers ter plaatse vaak niet verzekerd en kregen zij geen hulp als ze daar in problemen kwamen. Daarom is sprake van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden of onvoorziene omstandigheden waardoor de Reizigers niet konden reizen en de Vervoersovereenkomsten feitelijk zijn geannuleerd, aldus nog steeds Prijsvrij c.s.
5.14.
Transavia betwist dat code-oranje de Reizigers verhinderde om hun reis naar het desbetreffende land te maken. Het was aan de Reizigers om op basis van het (niet-bindende) reisadvies van de overheid zelf een afweging te maken, aldus Transavia. De omstandigheid dat volgens de Geschillencommissie Reizen een reisadvies met code-oranje als gevolg van de coronapandemie onvermijdbare en buitengewone omstandigheden in de zin van Titel 7A van Boek 7 BW oplevert, ligt binnen de risicosfeer van een pakketreisorganisator als Sunmix en niet in die van de luchtvaartmaatschappij, aldus Transavia.
5.15.
De rechtbank stelt voorop dat algemeen bekend is dat de reisbranche door de coronapandemie hard is geraakt. In april 2020 kondigde de overheid maatregelen voor de luchtvaart aan waarbij reizigers uit hoog-risicogebieden dringend werden geadviseerd om veertien dagen in thuisquarantaine te blijven. In juni 2020 werd die maatregel verlengd.
Vast staat dat de vluchten waar het in deze zaak om gaat in hoofdzaak als bestemmingen Spanje, de Canarische Eilanden, Portugal, Italië en Griekenland hadden (hierna: de Vakantiebestemmingen). Ook staat vast dat voor de Vakantiebestemmingen gedurende bepaalde perioden vanaf de zomer 2020 code-oranje gold.
Medio oktober 2020 heeft de overheid de campagnes aangescherpt om niet-noodzakelijke reizen met onder andere het vliegtuig naar risicogebieden (met kleurcode oranje of rood) te ontmoedigen. [4] Het dringende advies was vanaf dat moment voor iedereen in Nederland om thuis te blijven wanneer de reis niet noodzakelijk was. Het actieve ontmoedigingsbeleid blijkt ook uit de Kamerbrief van 14 oktober 2020 van de minister van Infrastructuur en Waterstaat die Prijsvrij c.s. hebben ingebracht, waarin onder meer staat:
Het is gezien de huidige epidemiologische situatie van groot belang dat reizigers geen vakantiereizen naar gebieden ondernemen waarvoor een oranje reisadvies geldt. Het kabinet neem daarom een aantal aanvullende acties om dergelijke reizen te ontmoedigen. (…)
Hoewel de rijksoverheid reizen naar een code-oranje gebied actief ontmoedigde, was dat niet verboden. Volgens de rijksoverheid [5] moet de volgende betekenis aan code oranje worden gegeven:
Het is niet veilig om naar oranje gebied op vakantie te gaan. Ga alleen als dit noodzakelijk is. Bijvoorbeeld voor familiebezoek bij een overlijden, ernstige ziekte of ongeval. Of als u voor uw werk ergens bij moet zijn.
Gaat u toch naar oranje gebied? Dan is dit uw eigen verantwoordelijkheid. Bereid u goed voor. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan u niet of waarschijnlijk niet helpen als u in de problemen komt.
De reisadviezen die de rijksoverheid geeft of tijdens de corona pandemie heeft gegeven zijn niet bindend of verplicht. De rijksoverheid vermeldt hierover onder meer het volgende op haar website [6] :
Een reisadvies is niet bindend of verplicht. Lees wat dat voor u betekent.
(…)
Als u op reis naar het buitenland gaat dan is dat een risico. Er kan in een land een andere veiligheidssituatie zijn dan dat u in Nederland gewend bent. (…).
Het coronavirus is ook een risico voor uw reis. De lokale coronaregels, maar ook de mogelijkheden om een land in of uit te reizen kunnen snel veranderen.
U bent in al deze situaties zelf verantwoordelijk voor uw veiligheid. Gaat u naar een oranje of rood gebied op reis? Dan kan het ministerie u niet, of waarschijnlijk niet helpen als u in de problemen komt.
U maakt altijd zelf de keuze om een reis wel of niet door te laten gaan. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan u niet verplichten om een land te verlaten.
(…)
5.16.
Weliswaar volgt uit het voorgaande dat de rijksoverheid vanaf medio oktober 2020 een actief beleid heeft gevoerd om reizen naar een risicogebied met code oranje te ontmoedigen en dringend adviseerde om thuis te blijven wanneer de reis niet noodzakelijk was, maar niet is gebleken dat de Reizigers in de betreffende periode niet konden of mochten reizen.
5.17.
Dat het afreizen naar een code-oranje gebied voor de betreffende Reiziger praktisch geen zin had wanneer het als onderdeel van de pakketreis geboekte hotel dicht was is begrijpelijk, maar betekent niet dat de Reiziger niet kon of mocht vliegen.
De vaste rechtspraak van de Geschillencommissie Reizen waar Prijsvrij c.s. zich op beroepen en waaruit volgt dat bedoelde reisbeperkingen en overheidsmaatregelen ‘onvermijdbare en buitengewone omstandigheden’ opleverden in de zin van de EU Verordening (EG) nr. 261/2004 maakt het vorenstaande niet anders. Hoewel de Reizigers daardoor recht hadden op restitutie van de prijs van de pakketreis van Sunmix als organisator, betekent dat niet dat de Reizigers niet konden of mochten reizen. Uit het feit dat Sunmix tickets is blijven boeken bij Transavia C.V. blijkt overigens dat Sunmix daar ook vanuit ging.
Evenmin volgt uit het interview met de topman van Transavia in het Financieel Dagblad van 18 oktober 2020 (hierna: het interview) dat de landen die onder code-oranje vielen, niet toegankelijk waren voor niet-noodzakelijke reizen. Transavia heeft toegelicht dat de 35% capaciteit waarop volgens de topman werd gevlogen, werd bepaald door de boekingsstanden en niet door wie er wel/niet kwam opdagen en dat – zo begrijpt de rechtbank – de capaciteit niet duidelijk maakt of er wel/niet gevlogen is. Wat er ook van de uitingen van de topman zij, Transavia betwist dat de Reizigers ondanks het dringende ontmoedigingsbeleid van de overheid niet naar de Vakantiebestemmingen konden of mochten reizen en dit is ook niet gebleken.
5.18.
Met inachtneming van de conclusie hiervoor in r.o. 5.17, zal de rechtbank hierna de verschillende rechtsgronden die Prijsvrij c.s. aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd – waaronder ook het beroep op onvoorziene omstandigheden –, beoordelen. De kernvraag daarbij is of Transavia de ticketprijs van de Boekingen bij code-oranje moet restitueren. Eerst gaat de rechtbank nog in op de stelling van Prijsvrij c.s. dat Transavia C.V. de vluchten niet heeft uitgevoerd.
Is uitvoering gegeven aan de Vervoersovereenkomst?
5.19.
Prijsvrij c.s. stellen dat Transavia de betreffende vluchten niet heeft uitgevoerd en zij deze zelf heeft geannuleerd, omdat niet op de Vakantiebestemmingen kon worden gevlogen. Transavia betwist dat zij de vluchten niet heeft uitgevoerd. Transavia moest voor de reizigers die wel van hun ticket gebruik maakten de vluchten uitvoeren, aldus Transavia. Bovendien blijkt uit controle dat in 97% van de gevallen de Boekingen niet vooraf zijn geannuleerd, maar dat sprake was van een ‘no show’. Met de ‘no show’ of annulering hebben de Reizigers afgezien van het gebruik van hun zitplaats in het vliegtuig. Door de vlucht beschikbaar te stellen is Transavia C.V. haar verplichtingen uit de Vervoersovereenkomst nagekomen, aldus nog steeds Transavia.
5.20.
Aangezien Prijsvrij c.s. (bij gebrek aan wetenschap) stellen dat de betreffende vluchten niet gevlogen hebben en Transavia dit gemotiveerd heeft betwist, is het aan Prijsvrij c.s. om dit nader te onderbouwen. De enkele verwijzing Van Prijsvrij c.s. naar het interview is daarvoor, mede gelet op de hiervoor in 5.17 vermelde toelichting van Transavia daarop, onvoldoende, zodat niet is komen vast te staan dat Transavia de vluchten zelf heeft geannuleerd en haar verplichtingen uit de Vervoersovereenkomst niet is nagekomen.
Nakoming ex artikel 3:296 BW
5.21.
Prijsvrij c.s. beroepen zich op (nakoming van) artikel 12 van de DSA tussen Sunmix en Transavia C.V. (de Force majeure clausule). Dit artikel bepaalt dat Sunmix in geval van overmacht (epidemie / pandemie) niet gehouden is te presteren, waardoor zij niet gehouden was tot betaling van de Boekingen die ter uitvoering van de DSA via de API zijn gedaan. In een overmacht situatie zijn partijen over en weer namelijk niet gehouden hun verplichtingen uit de Vervoersovereenkomsten na te komen, aldus Prijsvrij c.s. Omdat Sunmix zonder rechtsgrond heeft betaald, is zij gerechtigd de ter uitvoering van de DSA betaalde bedragen als onverschuldigd van Transavia terug te vorderen en moet Transavia die restitueren, aldus nog steeds Prijsvrij c.s.
5.22.
Transavia betwist dat de DSA ziet op (de verplichtingen uit) de Vervoersovereenkomsten. Deze heeft volgens haar alleen betrekking op (i) het gebruik van de API-Link en (ii) de betalingen voor tickets die daarmee worden geboekt. De Force majeure clausule ziet alleen op verbintenissen die beheerst worden door de DSA. De clausule is bijvoorbeeld van toepassing als de API-Link niet beschikbaar is, omdat een overstroming het landelijke of regionale stroomnetwerk onbruikbaar maakt, aldus Transavia. In dat geval schrijft de Force majeure clausule voor dat Transavia C.V. niet gehouden is de link beschikbaar te stellen en zou zij ook niet aansprakelijk zijn voor schade aan de kant van Sunmix, aldus nog steeds Transavia.
5.23.
De rechtbank volgt Prijsvrij c.s. niet in hun lezing van de DSA, zodat geen sprake is van een restitutieplicht van Transavia C.V. op grond van de Force majeure clausule. Prijsvrij c.s. hebben weliswaar betoogd dat de DSA niet alleen ziet op de API-Link voor het betalen van Boekingen, maar ook op de Vervoersovereenkomsten, maar zij hebben dat onvoldoende onderbouwd en dat ligt ook niet voor de hand. Bovendien staat vast dat Sunmix geen partij is bij de Vervoersovereenkomsten, omdat Prijsvrij c.s. dit ter zitting hebben erkend. Aangezien beide partijen onder de DSA hebben gepresteerd, valt bovendien niet in te zien dat een beroep op overmacht een rechtsgrond voor onverschuldigde betaling creëert. Een partij kan zich op overmacht beroepen wanneer hij door een situatie van overmacht niet kan presteren. In dit geval heeft Sunmix juist wel gepresteerd namelijk door met gebruik van de API-Link de Boekingen te betalen.
Onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW
5.24.
Aangezien Prijsvrij c.s. erkennen dat zij geen partij zijn bij de Vervoersovereenkomsten, begrijpt de rechtbank dat Sunmix en Prijsvrij stellen dat zij in de rechten en verplichtingen van de Reizigers zijn gesubrogeerd. Als zodanig doen zij een verzoek tot wijziging of ontbinding van de Vervoersovereenkomsten tussen de Reizigers en Transavia C.V. op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat Transavia C.V. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de Vervoersovereenkomsten niet mag verwachten. Volgens Prijsvrij c.s. hebben de Vervoersovereenkomsten hun doel verloren omdat het vervoeren van de Reizigers naar de Vakantiebestemmingen onbereikbaar was geworden vanwege de door de corona pandemie ontstane ernstige veiligheidsrisico’s, de daarmee samenhangende ingrijpende reisbeperkingen en het door de overheid gegeven reisadvies met code-oranje. Als het doel van de overeenkomst onbereikbaar is geworden, dient ontbinding plaats te vinden, aldus nog steeds Prijsvrij c.s.
5.25.
Transavia betwist dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Weliswaar is geoordeeld dat de coronapandemie moet worden gekwalificeerd als een ‘onvermijdbare en buitengewone omstandigheid’ in de zin van artikel 7:509 lid 3 BW, maar dat levert niet per definitie een onvoorziene omstandigheid op in de zin van artikel 6:258 BW, aldus Transavia. Voor zover al sprake zou zijn van onvoorziene omstandigheden hebben Prijsvrij c.s. niet aan hun stelplicht voldaan ten aanzien van de vraag of de omstandigheden van dien aard zijn dat Transavia geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mocht verwachten. Een wijziging in de rechtsverhouding die ertoe zou leiden dat Transavia de wettelijke restitutieverplichting van Sunmix ten aanzien van de ticketprijzen van bij Transavia C.V. geboekte vluchten op zich zou moeten nemen, zou bovendien onredelijk en onbillijk zijn, aldus nog steeds Transavia.
5.26.
De vraag of de rechten en verplichtingen uit de Vervoersovereenkomst door subrogatie op Prijsvrij en Sunmix zijn overgegaan, kan onbeantwoord blijven. Immers, ook als dat het geval zou zijn, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van onvoorziene omstandigheden in de contractuele relatie tussen de Reizigers en Transavia, gelet op het navolgende.
5.27.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden gelden de volgende uitgangspunten. Of de omstandigheden ten tijde van het sluiten van de Vervoersovereenkomst voorzienbaar waren, is niet beslissend. Het komt er slechts op aan, van welke veronderstellingen partijen zijn uitgegaan: of zij in de mogelijkheid van het optreden van de onvoorziene omstandigheden hebben willen voorzien of althans stilzwijgend die mogelijkheid hebben verdisconteerd. [7]
De onvoorziene omstandigheden moeten daarnaast van dien aard zijn dat de wederpartij geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mag verwachten. Daaraan zal niet spoedig voldaan zijn: redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. [8] Daaruit volgt dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden. [9]
Artikel 6:258 BW sluit toepassing in het geval dat de overeenkomst reeds geheel of gedeeltelijk is uitgevoerd niet uit, zij het dat herziening van een reeds geheel uitgevoerde overeenkomst slechts zelden in overeenstemming met redelijkheid en billijkheid zal zijn. [10]
5.28.
Vast staat dat de AV Transavia op de Vervoersovereenkomsten van toepassing zijn. In artikel I (Definities) van de Algemene Vervoersvoorwaarden staat op pg. 10 het volgende opgenomen (onderstreping rechtbank):
Overmacht
Elke van de wil van Vervoerder onafhankelijk omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden en ten gevolge waarvan nakoming van de overeenkomst redelijkerwijs niet meer door de Passagier van Vervoerder kan worden verlangd.Hiertoe behoren onder meer situatie vanpolitieke instabiliteit (…), weersomstandigheden die de uitvoering van de betrokken vlucht niet toelaten (…), veiligheidsrisico’s (terroristische aanvallen,…), onverwachte problemen rond de vliegveiligheid (…), onverwachte omleidingen/uitwijkingen (…),epidemieën, stakingen (…), met als gevolg een lange vertraging of de annulering van een of meer vluchten van dat vliegtuig.
De hiervoor geciteerde definitie ziet op de situatie dat Transavia door overmacht (waaronder in geval van epidemieën) een vlucht niet of niet binnen de afgesproken tijd kan uitvoeren. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de Reizigers geen nakoming verlangden en ook niet is komen vast te staan dat Transavia C.V. haar verplichtingen uit de Vervoersovereenkomst niet is nagekomen (zie hiervoor in r.o. 5.20). Artikel X lid 3 van de Algemene vervoersvoorwaarden bepaalt in samenhang met de Tariefsvoorwaarden (zie hiervoor in r.o. 3.12 en 3.13) dat als de Reiziger van het vervoer afziet om andere redenen dan (kort samengevat) annulering door Transavia, haar de annuleringskosten in rekening worden gebracht die gelijk zijn aan 100% van de boekingskosten minus belastingen. Omdat voor de vervoerder (Transavia) uitdrukkelijk wél een bepaling is opgenomen in geval van epidemieën, maar voor de Reiziger niet en verder is bepaald dat de Reizigers bij het afzien van het vervoer 100% van de boekingskosten zijn verschuldigd, worden zij geacht in de omstandigheid van een epidemie te hebben willen voorzien of althans stilzwijgend die mogelijkheid te hebben verdisconteerd. In geval van epidemieën kan Transavia zich namelijk wél, maar de Reiziger zich niet op overmacht beroepen. Daarom is geen sprake van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW en slaagt het beroep op artikel 6:258 BW alleen daarom al niet.
5.29.
Daarnaast is gezien de gemotiveerde betwisting door Transavia niet vast komen te staan dat de omstandigheden van dien aard zijn dat zij geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding met de Reizigers mocht verwachten. Gelet op de AV Transavia was de Reiziger om elke andere reden dan annulering door Transavia verplicht tot het betalen van annuleringskosten gelijk aan 100% van de boekingskosten minus belastingen. De redelijkheid en billijkheid laten in verband met trouw aan het gegeven woord afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. Van een uitzondering die een afwijking rechtvaardigt, is niet gebleken. De omstandigheid dat werknemers van Sunmix en Prijsvrij afhankelijk zijn van hun salaris en dat het maatschappelijk onverantwoord is dat het risico van de restitutieplicht volledig bij Sunmix/Prijsvrij komt te liggen is geen omstandigheid die een rol speelt in de contractuele rechtsverhouding tussen de Reizigers en Transavia. Met de implementatie van de Richtlijn in de wet is het restitutierisico bewust bij Sunmix als organisator van pakketreizen komen te liggen, zodat het voor de Reizigers makkelijker werd om restitutie van de hele reissom te krijgen. Dat daardoor Sunmix ook is gehouden om de ticketprijs te restitueren wanneer de vervoerder zelf restitutie heeft uitgesloten in haar contractuele relatie met de Reizigers, is geen omstandigheid op grond waarvan de vervoerder (Transavia) jegens de Reizigers geen ongewijzigde instandhouding van de Vervoersovereenkomst zou mogen verwachten.
Dat het doel van de Vervoersovereenkomst onbereikbaar was geworden is ten slotte ook niet vast komen te staan. Hoewel de overheid vanaf medio oktober 2020 een actief beleid heeft gevoerd om reizen naar een risicogebied met code oranje te ontmoedigen, is immers niet gebleken dat de Reizigers in de betreffende periode niet konden of mochten reizen (zie r.o. 5.16). Aangezien niet vast is komen te staan dat Transavia de vluchten naar de Vakantiebestemmingen niet heeft uitgevoerd en dus moet worden aangenomen dat zij de Vervoersovereenkomst heeft uitgevoerd en bijkomende kosten heeft gemaakt, is herziening van de Vervoersovereenkomst in dit geval bovendien niet in overeenstemming met redelijkheid en billijkheid.
5.30.
Prijsvrij c.s. stellen nog dat door de coronapandemie ontstane ernstige veiligheidsrisico’s en de daarmee samenhangende ingrijpende reisbeperkingen en overheidsmaatregelen, moeten worden gekwalificeerd als uitermate bezwaarlijke omstandigheden, waardoor artikel 6:258 BW ook toepassing vindt, omdat sprake is van een aan overmacht grenzend geval waardoor de nakoming van een verbintenis uit overeenkomst uitermate bezwaarlijk is geworden. [11] Hoewel niet ter discussie staat dat sprake is van uitermate bezwaarlijke omstandigheden, zijn, zoals hiervoor in r.o. 5.28 is overwogen, deze omstandigheden in de contractuele verhouding tussen Transavia en de Reizigers niet onvoorzien.
Onredelijk bezwarend beding?
5.31.
Voor zover Prijsvrij c.s. stellen dat artikel X (of andere artikelen) van de Algemene vervoersvoorwaarden als een onredelijk bezwarend beding moet worden aangemerkt, hebben zij daarvoor te weinig gesteld. Uit de formulering van de aanhef van artikelen 6:236 (zwarte lijst) en 6:237 (grijze lijst) BW volgt immers dat de partij die de toepasselijkheid van die artikelen inroept de onredelijkheid daarvan zal moeten bewijzen. Op haar rusten stelplicht en bewijslast dat het beding valt onder één van de omschrijvingen in onderdeel a-n van die artikelen. Prijsvrij c.s. hebben niet gesteld wat het bezwarende karakter is van het beding of onder welk van de omschrijvingen het beding valt. Daarnaast is ook niet gebleken dat het beding onder één van de omschrijvingen valt.
Redelijkheid en billijkheid ex artikelen 3:12, 6:2, 6:8 en 6:248 BW
5.32.
Prijsvrij c.s. stellen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij – kort samengevat – wanneer sprake is van een onbetwistbare calamiteit, opdraaien voor de restitutie van de Boekingen aan de Reizigers en Transavia daar niet in bijdraagt. Het is maatschappelijk onverantwoord om op die wijze het risico te verdelen. Het zou betekenen dat Prijsvrij en Sunmix ongewild en verkapt optreden als ‘verzekeraar’ die de risico’s dekt van zowel de Reizigers als Transavia, aldus nog steeds Prijsvrij c.s.
5.33.
Transavia voert aan dat een beroep op de redelijkheid en billijkheid niet kan slagen. Prijsvrij c.s. hebben geen omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat het in stand laten van de geldende overeenkomsten onaanvaardbaar is. Zij hebben ook na oktober 2020 diensten bij Transavia afgenomen op basis van diezelfde overeenkomsten, ook tijdens nieuwe corona-golven en -lockdowns, waardoor zij impliciet opnieuw hebben ingestemd met de voorwaarden hiervan. Transavia heeft niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid gehandeld jegens de Reizigers en ook niet jegens Sunmix en Prijsvrij, aldus Transavia.
5.34.
De rechtbank stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag wat redelijkheid en billijkheid meebrengen, rekening moet worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, in Nederland levende rechtsovertuigingen en de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken. Voor zover Prijsvrij c.s. stellen dat het maatschappelijk onverantwoord is dat het restitutierisico in dit geval uitsluitend bij hen ligt, heeft de rechtbank hiervoor in 5.29 overwogen dat met de implementatie van de Richtlijn in de wet, het restitutierisico bewust bij Sunmix als organisator van pakketreizen is komen te liggen. Ook in geval van een onbetwistbare calamiteit als Prijsvrij c.s. bedoelen, ligt dit risico bij Sunmix als organisator van pakketreizen. De rechtbank is van oordeel dat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Zij laat daarbij meewegen dat Transavia Prijsvrij c.s. wel degelijk tegemoet is gekomen met de Coulanceregeling die vanaf 17 oktober 2020 gold voor afgenomen stoelen op vluchten waarbij de bestemming code-oranje had gekregen. Dat was vrijwel gelijktijdig met de aanscherping van de overheidscampagnes medio oktober 2020 om niet-noodzakelijke reizen met onder andere het vliegtuig naar risicogebieden (met kleurcode oranje of rood) te ontmoedigen. Op Prijsvrij c.s. rustte weliswaar nog steeds een restitutieplicht, maar voor het bedrag van de geannuleerde API boekingen konden zij andere tickets boeken en bij een boeking via Partner Portal de datum, bestemming en persoonsgegevens kosteloos wijzigen. Vóór inwerkingtreding van de Coulanceregeling heeft Transavia bovendien ten behoeve van Prijsvrij voor een bedrag van circa € 14.990,00 kosteloos vliegtickets omgeboekt. Daarbij komt dat Transavia onbetwist heeft aangevoerd dat van de Boekingen nog tachtig Reizigers ook binnen de Coulanceregeling leken te vallen, maar dat Sunmix voor hen niet of niet correct wijzigingsaanvragen heeft ingediend.
Het beroep van Prijsvrij c.s. op de redelijkheid en billijkheid slaagt daarom niet.
Richtlijn 2015/2302/EU betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen
5.35.
Prijsvrij c.s. noemen bij de rechtsgronden voor hun vordering ook de Richtlijn. Zij wijzen onder meer op het feit dat de Richtlijn een eventueel verhaal van de organisator of doorverkoper op derden ‘
die hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die heeft geleid tot de schadevergoeding, prijsverlaging of andere verplichtingen’ onverlet laat. Aangezien Prijsvrij c.s. niet duidelijk maken hoe Transavia zou hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die heeft geleid tot schadevergoeding, prijsverlaging of een andere verplichting, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij.
Hoofdelijke verbondenheid en aansprakelijkheid ex artikelen 6:6 en 6:7 BW, regres ex artikel 6:10 BW en subrogatie ex artikel 6:12 BW
5.36.
Voor zover Prijsvrij c.s. stellen dat Transavia en Sunmix jegens de Reizigers (deels) gehouden waren tot dezelfde prestatie, namelijk het uitvoeren van de door de Reiziger geboekte vlucht, en dat Transavia daarom hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de ticketprijs, volgt de rechtbank hen daarin niet. Vast staat immers dat tussen Sunmix en de betreffende Reiziger een pakketreisovereenkomst tot stand is gekomen. Daarnaast is tussen die Reiziger en Transavia een Vervoersovereenkomst tot stand gekomen. Dit zijn twee verschillende overeenkomsten met verschillende verplichtingen over en weer. Transavia is geen partij bij de pakketreisovereenkomst en Sunmix is geen partij bij de Vervoersovereenkomst. Als Transavia in de gegeven omstandigheden niet gehouden was om aan individuele passagiers die rechtstreeks bij haar hadden geboekt, de ticketprijs te retourneren, valt niet in te zien waarom dat anders is als het gaat om passagiers die via een pakketreisorganisator hebben geboekt. Prijsvrij c.s. hebben kortom onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een schuld waarvoor Transavia hoofdelijk aansprakelijk is. Evenmin onderbouwen zij hun stelling dat uit wet, gewoonte en rechtshandeling voortvloeien dat Sunmix en Transavia hoofdelijk zijn verbonden. Transavia voert terecht aan dat de wet onderscheid maakt tussen organisatoren en vervoerders. De wet bepaalt dat alleen organisatoren van pakketreizen verplicht zijn de prijs van de geannuleerde pakketreis te restitueren.
Omdat geen sprake is van hoofdelijke verbondenheid, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vraag of Sunmix zich op Transavia kan verhalen voor haar deel van de schuld (regres) jegens de Reizigers of in dit verband in de rechten van de Reizigers is getreden (subrogatie).
Onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW
5.37.
Prijsvrij c.s. stellen dat Transavia onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en de Reizigers door:
het niet betalen van de gevorderde bedragen;
het opzettelijk aankoersen op vervaltermijnen;
het misbruik maken van consumentenrecht en
het in strijd met het arrest
Vleesmeesters/Alog [12] onvoldoende rekening houden met de belangen van derden.
5.38.
Transavia betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Prijsvrij c.s. of de Reizigers. Transavia C.V. heeft correct uitvoering gegeven aan de geldende overeenkomsten, terwijl Prijsvrij en Sunmix haar hebben benadeeld door haar niet in te lichten dat de Reizigers niet zouden komen opdagen (waardoor zij onnodig kosten heeft gemaakt) en door ten onrechte aan consumenten te verkondigen dat Transavia niet aan haar verplichtingen voldoet, aldus Transavia.
ad i: het niet betalen van de gevorderde bedragen
5.39.
Prijsvrij c.s. stellen dat Transavia in strijd met haar (terug)betalings- dan wel ongedaanmakingsverplichting heeft gehandeld. Zij verwijzen in dat verband naar de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 8 november 2021 (
Royal Air Maroc). Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een terugbetalings- of ongedaanmakingsverplichting (zie r.o. 3.11). Vaststaat immers dat Transavia niet zelf heeft geannuleerd zodat zij niet verplicht is tot restitutie. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam waar Prijsvrij c.s. zich op beroepen, ziet op een andere - niet vergelijkbare - situatie waarbij de luchtvaartmaatschappij zelf de vluchten heeft geannuleerd.
ad ii: het opzettelijk aankoersen op vervaltermijnen
5.40.
Prijsvrij c.s. verwijten Transavia dat zij ruim anderhalf jaar heeft stilgezeten en daarmee opzettelijk heeft aangekoerst op het vervallen van termijnen voor het instellen van vorderingen. Daarmee heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens Sunmix, aldus Prijsvrij c.s. Transavia betwist dit. Zij stelt na haar e-mail van oktober 2020 aan Prijsvrij waarin zij verklaart niet aansprakelijk te kunnen worden gehouden voor betalingen waartoe Prijsvrij c.s. gehouden zijn op grond van de Richtlijn, tot 9 juni 2022 niets meer van Prijsvrij c.s. te hebben gehoord.
5.41.
Gelet op de betwisting door Transavia is niet vast komen te staan dat zij opzettelijk heeft aangekoerst op het vervallen van termijnen. Daarnaast hebben Prijsvrij c.s. ook onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat Transavia door enkel stil te zitten in dit geval onrechtmatig heeft gehandeld.
ad iii: het misbruik maken van consumentenrecht
5.42.
Prijsvrij c.s. stellen dat Transavia misbruik maakt van de restitutieplicht van Sunmix jegens de Reizigers voor de gevallen waarin Transavia geen uitvoering heeft hoeven geven aan de Vervoersovereenkomsten en vluchten niet heeft hoeven uitvoeren omdat de Reizigers wegens code-oranje niet konden vliegen. Transavia betwist dit. Zij voert aan dat zij geen oneigenlijk voordeel geniet van de restitutieplicht van Prijsvrij c.s. Integendeel, want uitsluitend vanwege de consumentenbescherming heeft zij de Coulanceregeling met alle kosten van dien opgezet. De Reizigers hebben jegens Transavia hoe dan ook geen recht op restitutie, aldus Transavia.
5.43.
Gelet op de betwisting door Transavia en het feit dat zij ter zitting van 3 april 2023 heeft toegelicht dat zij vluchten wel degelijk heeft uitgevoerd en dus kosten heeft gemaakt, omdat vluchten om verschillende redenen niet zo maar kunnen worden op- en afgeschaald, is niet komen vast te staan dat zij misbruik heeft gemaakt van consumentenrecht.
ad iv: het onvoldoende rekening houden met de belangen van derden
5.44.
De rechtbank volgt Prijsvrij c.s. ten slotte ook niet in hun betoog dat Transavia in strijd heeft gehandeld met het arrest
Vleesmeesters/Alogen daarmee in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, omdat zij onvoldoende rekening zou hebben houden met de belangen van Prijsvrij c.s. Transavia betwist dit. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien hoe Transavia meer rekening had moeten houden met de belangen van Prijsvrij c.s. dan zij met de Coulanceregeling reeds heeft gedaan, in de gegeven situatie dat niet Transavia, maar de Reizigers hebben geannuleerd. Daarbij komt dat de restitutieplicht van Sunmix voortvloeit uit het feit dat tussen Sunmix en de Reiziger een pakketreisovereenkomst tot stand is gekomen en daarop het consumentenrecht van toepassing is. De handelwijze van Transavia heeft daar verder geen invloed op.
5.45.
Gelet op het vorenstaande is geen sprake van onrechtmatig handelen van Transavia jegens Prijsvrij c.s. en/of de Reizigers.
Ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW
5.46.
Het beroep van Prijsvrij c.s. op ongerechtvaardigde verrijking slaagt evenmin. Het noodzakelijke verband tussen de gestelde verarming en verrijking ontbreekt. Prijsvrij c.s. is ‘verarmd’ op grond van een wettelijke consumenten beschermende restitutieplicht. Transavia is ‘verrijkt’ op grond van een contractuele afspraak dat een Reiziger de ticketprijs niet terug ontvangt wanneer hij zelf annuleert. Als de Reiziger rechtstreeks bij Transavia had geboekt was dit niet anders geweest. Om dezelfde reden is ook geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking.
Conclusie
5.47.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van Prijsvrij c.s. worden afgewezen.
Proceskosten
5.48.
Prijsvrij c.s. zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Transavia als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.290,00
(2,00 punten × € 2.645,00)
Totaal
11.027,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na deze het wijzen van het vonnis tot de dag van volledige betaling.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Prijsvrij c.s. af,
6.2.
veroordeelt Prijsvrij c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Transavia tot dit vonnis vastgesteld op € 11.027,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs, mr. J.J. Dijk en mr. J.H. van Woudenberg en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.
1621

Voetnoten

1.Het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken (Evex II).
2.J.J.A. Hamers & L.P.W. van Vloet,
3.HR 18 december 1959,
4.www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-tijdlijn/oktober-2020-tweede-golf-en-gedeeltelijke-lockdown
5.www.nederlandwereldwijd.nl/reisadvies/kleurcodes-betekenis
6.www.nederlandwereldwijd.nl/reisadvies/reisadvies-bindend
7.TM,
8.TM,
9.HR 20 februari 1998,
10.TM,
11.TM,
12.HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004AO90690,