Uitspraak
1.De zaak in het kort
Volgens [gedaagde] klopt het gefactureerde bedrag niet en is hij geen incassokosten verschuldigd. Omdat hij heeft aangeboden het (volgens hem) verschuldigde bedrag te betalen, was de dagvaarding onnodig en moet [eiser] in de reële proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld, volgens [gedaagde].
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
3.Feiten
Plafond, wanden en gipswerk 3150,00
€ 2.313,42 te betalen. Dit bedrag bestaat volgens de brief uit: € 2.000,- aan hoofdsom,
€ 13,42 aan wettelijke rente tot 8 september 2022 en € 300,- aan wettelijke incassokosten.
4.Het geschil
5.De beoordeling
[eiser] verwijst ter onderbouwing daarvan naar het door partijen afgesproken uurloon en naar WhatsAppcorrespondentie tussen hem en de bewoner voor wie de werkzaamheden zijn verricht.
[gedaagde] betwist vervolgens dat sprake was van een bedrag van € 2.550,- en verwijst weer naar de in de dagvaarding en bijlagen gegeven onderbouwing van [eiser] zelf.
€ 3150,-. Het totale bedrag komt daarmee op € 8.770,-. [gedaagde] betoogt terecht dat de bedragen van € 3.150,- en € 8.770,- niet overeenkomen met het door [eiser] in de WhatsAppcorrespondentie (en in de dagvaarding) zelf genoemde arbeidsloon en totaalbedrag. De kantonrechter volgt [gedaagde] ook in zijn betoog dat [eiser] geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het in de factuur opgenomen hogere bedrag aan arbeidsloon en daarmee hogere totaalbedrag. Die hogere bedragen, die door [gedaagde] betwist zijn, worden namelijk niet onderbouwd. Dat betekent dat de kantonrechter (ook) uitgaat van een totaalbedrag van € 8.320,- voor de door [eiser] voor [gedaagde] verrichte werkzaamheden.
€ 1.550,- aan hoofdsom. Dat bedrag kan worden toegewezen en dus niet de gevorderde
€ 2.000,-.
De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 300,- als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 232,50 bij € 1.550,- in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 232,50 toe.
Uit de gedingstukken blijkt dat [eiser] [gedaagde] heeft gedagvaard, omdat [gedaagde] in gebreke bleef het volgens [eiser] verschuldigde bedrag te betalen. Na dagvaarding op 22 november 2022 heeft [gedaagde] (tot een bepaalde datum) aangeboden ter finale kwijting het volgens hem verschuldigde bedrag van € 1.550,- te betalen. Hoewel [gedaagde] gelijk heeft ten aanzien van hoogte van de verschuldigde hoofdsom, is [gedaagde] - zoals uit het voorgaande blijkt - [eiser] meer verschuldigd dan € 1.550,-. Het betoog van [gedaagde] dat [eiser] de dagvaarding zonder enige noodzaak bij de kantonrechter heeft aangebracht, kan daarom al niet gevolgd worden. Het niet reageren op dan wel niet accepteren van het voorstel van [gedaagde] is, gelet op het voorgaande, niet aan te merken als misbruik van procesrecht.
[eiser] zal dus niet veroordeeld worden in de reële proceskosten van [gedaagde].
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x € 199,00)