ECLI:NL:RBNHO:2023:5297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10253399 CV EXPL 22-7445
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten met gedeeltelijke toewijzing na verjaring

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van onbetaalde zorgkostennota's. De vordering is ingesteld op 7 december 2022, waarbij Zilveren Kruis een bedrag van € 857,79 vorderde, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft de vordering gedeeltelijk betwist en een beroep gedaan op verjaring voor de oudste nota's. De kantonrechter heeft op 5 juli 2023 uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zorgverzekeringsovereenkomsten heeft gesloten met Zilveren Kruis en dat zij periodiek premie en eigen bijdragen verschuldigd was. Zilveren Kruis heeft [gedaagde] in 2019 aangemeld bij het CAK vanwege premieachterstand en heeft in september 2022 een herinnering gestuurd voor een openstaand bedrag van € 733,83. [gedaagde] heeft echter niet voldaan aan de sommatie.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Zilveren Kruis voor de nota's uit 2016 en 2017 is verjaard, omdat de verjaringstermijn niet tijdig is gestuit. De vordering met betrekking tot de nota van 14 maart 2018 is echter wel tijdig gestuit. Uiteindelijk heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 160,74, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10253399 CV EXPL 22-7445
Uitspraakdatum: 5 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.
gevestigd en kantoor houdende te Utrecht, mede kantoor houdende te Leiden,
eiseres
verder te noemen: Zilveren Kruis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.T. Leigh.

1.Het procesverloop

1.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding van 7 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Zilveren Kruis heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met Zilveren Kruis zorgverzekeringsovereenkomsten gesloten voor de basisverzekering ziektekosten en een aanvullende verzekering.
2.2.
Op grond van deze overeenkomsten en van het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering is [gedaagde] aan Zilveren Kruis periodiek premie verschuldigd en/of eigen risico en/of eigen bijdrage.
2.3.
[gedaagde] heeft verschillende bedragen die Zilveren Kruis vanaf 2016 aan haar in rekening heeft gebracht in verband met eigen risico onbetaald gelaten.
2.4.
Zilveren Kruis heeft [gedaagde] op 25 januari 2019 aangemeld bij het CAK in verband met premieachterstand.
2.5.
Zilveren Kruis heeft op 13 september 2022 aan [gedaagde] een ‘herinnering/14 dagenbrief’ gestuurd voor een totale vordering inclusief rente van € 985,24, op welke vordering € 251,41 in mindering strekte door betaling of verrekening. Het nog openstaande bedrag was € 733,83 en Zilveren Kruis maakte aanspraak op betaling van dit bedrag binnen 14 dagen nadat de brief bij [gedaagde] was bezorgd. Tevens heeft zij aangekondigd dat bij niet (tijdige) betaling buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met btw verschuldigd zouden worden. [gedaagde] heeft aan de sommatie niet voldaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Zilveren Kruis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 857,79, bestaande uit hoofdsom, reeds verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten. Op dit bedrag is al in mindering gebracht hetgeen in mindering strekte door betaling of verrekening.
3.2.
Zilveren Kruis legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort schiet in het nakomen van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomsten.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Zij erkent dat zij door gesteggel met het UWV en daarna met de gemeente [plaats] over haar uitkering in financiële problemen is gekomen en niet altijd aan haar betalingsverplichtingen heeft kunnen voldoen. Zij stelt echter dat zij na interventie van het CAK de reeds bestaande schulden heeft ingelopen en enige tijd een bestuursrechtelijke premie heeft betaald. Zij verklaart dat zij de afgelopen periode uitsluitend aan het CAK of aan het CJIB in opdracht van het CAK heeft betaald, zodat het voor haar niet inzichtelijk is of zij ook de door Zilveren Kruis nu gevorderde bedragen heeft betaald. Zij stelt verder dat Zilveren Kruis onvoldoende heeft gesteld of onderbouwd dat zij rechthebbende is van de vordering nu [gedaagde] aan het CAK moest betalen en zij stelt dat zij bevrijdend heeft betaald aan het CAK. Subsidiair stelt zij dat de facturen uit 2016 en april 2017 waarvan Zilveren Kruis betaling vorder zijn verjaard. De sommatiebrief van 13 september 2022 was immers meer dan 5 jaar nadat de vordering opeisbaar was geworden verzonden.
3.4.
In de conclusie van repliek voert Zilveren Kruis aan dat [gedaagde] bij het CAK was aangemeld in verband met premieachterstanden en dat het CAK zich uitsluitend met de premies bezig houdt. Zij benadrukt dat zij in deze procedure geen premiebetalingen vordert, maar betaling van onbetaalde zorgkostennota’s. Zilveren Kruis betwist dat de nota’s uit 2016 en april 2017 zijn verjaard en verwijst hiervoor naar een uitdraai van telefonische contacten van [gedaagde] met Zilveren Kruis waaruit blijkt dat [gedaagde] door Flanderijn is aangeschreven voor openstaande bedragen. Verder voert zij aan dat er op 31 maart 2022 en
4 oktober 2022 nog sommaties zijn toegezonden aan [gedaagde].
3.5.
[gedaagde] handhaaft haar verweer dat de verjaring niet op de juiste wijze is gestuit.

4.De beoordeling

Bevrijdende betaling
4.1.
[gedaagde] stelt dat zij al bevrijdend heeft betaald aan het CAK. [gedaagde] moet deze stelling bewijzen. Zij heeft daarvoor bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat zij bedragen heeft betaald aan het CAK. Uit die bankafschriften blijkt echter niet waar de betalingen betrekking op hebben, zodat [gedaagde] haar stelling dat zij al bevrijdend heeft betaald aan het CAK onvoldoende heeft onderbouwd.
Verjaring
4.2.
Verder heeft [gedaagde] een beroep gedaan op verjaring van de nota’s uit 2016 en 2017. [gedaagde] heeft verschillende nota’s van Zilveren Kruis voor eigen risico onbetaald gelaten. Het gaat om de volgende facturen:
  • declaratieoverzicht nr. 2/2016 d.d. 14 april 2016 ad € 236,66, welk bedrag rond 4 mei 2016 zou worden afgeschreven
  • declaratieoverzicht nr. 3/2016 d.d. 27 mei 2016 ad € 142,70, welk bedrag rond 15 juni 2016 zou worden afgeschreven
  • declaratieoverzicht nr. 1/2017 d.d. 10 april 2017 ad € 258,12, welk bedrag rond 30 april 2017 zou worden afgeschreven
  • declaratieoverzicht nr. 1/2018 d.d. 14 maart 2018 ad € 160,74, welk bedrag rond 6 april 2018 zou worden afgeschreven.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 3:307 BW telkens is gaan lopen één dag na de respectievelijke data genoemd in de nota’s voor de afschrijving. Zilveren Kruis heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de lopende verjaring voor de nota’s uit april en mei 2016 en april 2017 tijdig heeft gestuit. Zij heeft verklaard dat uit de telefoonnotities kan worden afgeleid dat [gedaagde] is aangeschreven door Flanderijn voor openstaande vorderingen, maar zeker gelet op het feit dat [gedaagde] meerdere openstaande posten had bij Zilveren Kruis, valt uit deze telefoonnotities niet af te leiden waarop die aanschrijvingen precies betrekking hebben gehad. Het had op de weg van Zilveren Kruis gelegen dit deel van haar stelling tenminste te onderbouwden met kopieën van de betreffende aanschrijvingen door haar incassogemachtigde Flanderijn. Omdat Zilveren Kruis dat niet heeft gedaan, wordt geoordeeld dat zij haar betwisting van de gestelde verjaring onvoldoende heeft onderbouwd en moet ervan worden uitgegaan dat de rechtsvordering tot incasso van de nota van 14 april 2016 is verjaard op 5 mei 2021, van de nota van 27 mei 2016 is verjaard op 16 juni 2021 en van de nota van 10 april 2017 is verjaard op 1 mei 2017. Ten tijde van het sturen van de sommatiebrief van 13 september 2022 was de verjaring van de rechtsvordering van voornoemde nota’s dus al voltooid.
4.4.
De rechtsvordering met betrekking tot de nota van 14 maart 2018 is door de brief van 13 september 2022 en de latere sommaties wel tijdig gestuit.
4.5.
De buitengerechtelijke incassokosten en de tot de dagvaarding verschenen wettelijke rente zijn op grond van het bepaalde in artikel 6:44 BW al voldaan uit het bedrag waarvan uit de dagvaarding blijkt dat dat in mindering strekte op de oorspronkelijke hoofdsom.
4.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis grotendeels zal afwijzen.
4.7.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Zilveren Kruis van € 160,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding, zijnde 7 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter