ECLI:NL:RBNHO:2023:5385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
C/15/338716 / KG ZA 23-187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbreken spoedeisend belang bij verdeling executieopbrengst kunstcollectie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eisende partij, Friedberg & Mahn Advocaten N.V. (F&M), dat de deurwaarder wordt veroordeeld om een bedrag van € 47.055,- bij te schrijven op diens derdenrekening ten behoeve van de onverdeelde executieopbrengst van een kunstcollectie. De deurwaarder heeft de executie van de kunstcollectie van een schuldenaar ter hand genomen, waarbij zowel de gemeente Den Helder als F&M schuldeisers zijn. De gemeente heeft de executie van F&M overgenomen en een overeenkomst gesloten met BVA Auctions B.V. voor de uitvoering van de veiling. F&M stelt dat de deurwaarder zijn belangen niet voldoende heeft gediend en dat er onduidelijkheden zijn over de gemaakte afspraken met BVA, die nadelig zijn voor F&M.

De voorzieningenrechter oordeelt dat F&M niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. F&M was al geruime tijd op de hoogte van de courtagekosten die BVA in rekening zou brengen en heeft daar eerder geen bezwaar tegen gemaakt. De gemeente heeft aangeboden om de discussie over de courtage in overleg te bespreken, en de deurwaarder heeft verklaard dat er dekking zal zijn voor eventuele aansprakelijkheid. Gezien deze omstandigheden wordt het spoedeisend belang bij de vorderingen van F&M afgewezen, en wordt F&M veroordeeld in de proceskosten van de deurwaarder.

De uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, op 5 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338716 / KG ZA 23-187
Vonnis in kort geding van 5 juni 2023
in de zaak van
FRIEDBERG & MAHN ADVOCATEN N.V.,
Statutair te Amstelveen,
eisende partij,
hierna te noemen: F&M,
advocaat: mr. B.S. Friedberg te Amstelveen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudende te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de deurwaarder,
advocaat: mr. A. Glijnis te Alkmaar.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2023,
- de aanvullende producties 13 t/m 18,
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023,
- de conclusie van antwoord met 69 producties,
- de pleitnota van F&M,
- de pleitnotitie van de deurwaarder.

2.De uitgangspunten

2.1.
De deurwaarder heeft de executie van de kunstcollectie van [schuldenaar] (hierna: [schuldenaar] ), een collectie met meer dan 8.000 kunstwerken (hierna: de collectie), ter hand genomen.
2.2.
De gemeente Den Helder (hierna: de gemeente) en F&M zijn beiden schuldeisers van [schuldenaar] en hebben beslag gelegd op de collectie.
2.3.
De gemeente heeft de executie van F&M overgenomen en heeft met veilinghuis BVA Auctions B.V. (hierna: BVA) een overeenkomst gesloten om de executieveiling uit te voeren.
2.4.
Bij exploot van 30 september 2022 is op verzoek van de gemeente aan [schuldenaar] aangezegd dat de collectie door BVA in delen zal worden geveild, verspreid over
acht online veilingen. Daarbij is ook het volgende aangezegd:
“aan veilingkosten zal over het netto geboden bedrag (exclusief BTW) 6% courtage in rekening worden gebracht door BVA. Aan koper zal door BVA opgeld in rekening worden gebracht ter hoogte van 29% inclusief BTW”
2.5.
BVA is in 2018 gefuseerd met Troostwijk Auctions (hierna: Troostwijk).
In november 2022 hebben BVA en Troostwijk aangekondigd dat de veilingactiviteiten van BVA na februari 2023 zullen worden ondergebracht bij Troostwijk en dat de laatste veiling op het platform van BVA zal sluiten op 14 maart 2023.
2.6.
In totaal hebben er acht veilingen van de in beslag genomen kunstcollectie van [schuldenaar] via BVA plaatsgevonden, waarvan de laatste sloot op 13 maart 2023. De deurwaarder heeft de afrekeningen van de veilingen met de gemeente en F&M gedeeld. In totaal is een bedrag van € 681.935,95 door de deurwaarder ontvangen. Dit betreft de totale veilingopbrengst van € 729.257,76 inclusief btw, minus een courtage van 6% incl. btw van € 47.321,81.

3.Het geschil

3.1.
F&M vordert - samengevat en na wijziging van de vordering - de deurwaarder te veroordelen om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis er zorg voor te hebben gedragen dat een bedrag van € 47.055,- is bijgeschreven op diens derdenrekening en ten gunste te laten strekken van de onverdeelde executieopbrengst ten behoeve van de executie van de goederen van [schuldenaar] en van deze bijschrijving binnen dezelfde termijn een schriftelijk bewijs aan Friedberg & Mahn te hebben verstrekt.
Voor zover de bijschrijving niet (tijdig) heeft plaatsgevonden vordert F&M de deurwaarder te veroordelen het bedrag zelf binnen 48 uur na de betekening van dit vonnis te doen bijschrijven op de derdenrekening, een en ander onder veroordeling van de deurwaarder in de kosten van dit geding.
3.2.
F&M legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De deurwaarder heeft de belangen van F&M in onvoldoende mate gediend. Zo heeft de deurwaarder geen openheid van zaken willen gegeven over de inhoud van de afspraken die er met BVA waren gemaakt en is niet met F&M gedeeld dat de aandeelhouders van BVA al ruim voor de start van de veilingen van de collectie het besluit hadden genomen om de afdeling kunstveilingen geheel op te heffen en dat de veiling van de collectie de laatste kunstveiling van BVA zou zijn.
De deurwaarder heeft deze informatie wel met de gemeente gedeeld.
De gemeente is volgens de deurwaarder met BVA overeengekomen dat bovenop de courtage (29%) die BVA aan de kopers van de veiling in rekening bracht, BVA 6% ex btw aan extra courtage mag rekenen, omdat dit ‘kosten van executie’ betreft. BVA heeft dit met instemming van de deurwaarder met de veilingopbrengsten verrekend. Dit ondanks de bezwaren die F&M hiertegen heeft geuit, omdat er geen titel jegens haar bestond voor deze extra betaling aan BVA.
Ook daarmee heeft de deurwaarder de belangen van de gemeente en BVA boven de belangen van F&M gesteld. De deurwaarder heeft meerdere malen overleg met de gemeente gevoerd over het verloop van de veilingen zonder hierover mededelingen aan F&M te doen.
Het handelen van de deurwaarder is in strijd met artikel 12a van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat voorschrijft dat een gerechtsdeurwaarder zijn ambt in onafhankelijkheid moet uitoefenen.
Tot slot dient een exploot van de deurwaarder ingevolge artikel 15 Gerechtsdeurwaarderswet een juiste inhoud te hebben. De deurwaarder heeft in het hiervoor onder 2.4. genoemde exploot nagelaten te vermelden dat de gestelde courtage van 6% door BVA in rekening wordt gebracht op basis van een afspraak tussen de gemeente en BVA, welke afspraak ten nadele strekt van F&M, maar ook van [schuldenaar] . Het exploot bevat onwaarheden en onduidelijkheden die alleen de gemeente ten goede komen.
De deurwaarder heeft de extra courtage van 6% ex btw ten onrechte onttrokken aan de onverdeelde executieopbrengst en positie ten gunste van de gemeente gekozen. Hiermee handelt de deurwaarder doelbewust in het nadeel van F&M.
3.3.
De deurwaarder voert verweer. De deurwaarder concludeert tot afwijzing van de vorderingen van F&M, met veroordeling van F&M in de kosten van deze procedure, en voert het volgende aan.
De keuze voor BVA is het gevolg geweest van een zorgvuldig selectieproces. In dat selectieproces heeft BVA als voorwaarde gesteld dat zij voor de organisatie van de executieveiling 29% inclusief btw aan opgeld bij de kopers in rekening brengt en daarnaast 6% exclusief btw aan courtage. F&M heeft meer dan eens de kans gehad om de executie zelf ter hand te nemen, maar heeft hiertoe geen initiatieven genomen.
F&M is in ieder geval sinds de uitspraak van deze rechtbank van 5 februari 2021 bekend met de (courtage) afspraken die met BVA zijn gemaakt en heeft hier eerder geen bezwaar tegen gemaakt.
De deurwaarder is ingevolge artikel 474 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gehouden om vanuit de verkregen opbrengst onverwijld de kosten van de executie te voldoen. Eerdergenoemde courtage van 6% ex btw laat zich kwalificeren als kosten in het kader van de executie en er is een wettelijke gehoudenheid om die kosten onverwijld te voldoen. Dit is gebeurd door BVA de courtage te laten inhouden op de ontvangen veilingopbrengsten. De deurwaarder heeft in lijn met de afspraken van BVA, in lijn met zijn wettelijke taak en in lijn met eerdere uitspraken in de onderhavige kwestie gehandeld en heeft daarbij geen zorgvuldigheidsnormen overschreden. Er kan daarom niet worden geoordeeld dat er sprake is van een grote mate van waarschijnlijkheid dat de vordering van F&M in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Bovendien ontbreekt het spoedeisend belang bij de vordering van F&M.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of F&M ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
4.2.
F&M stelt terecht dat er sprake is van een executieopbrengst die door de gemeente en F&M moet worden verdeeld en dat het aan hen is om met elkaar in overleg te treden om tot verdeling van de veilingopbrengsten te komen. Daarbij zullen ook de kosten van partijen die zijn gemaakt ten behoeve van de executie besproken moeten worden.
F&M heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de uitkomst van het te organiseren overleg niet kan afwachten. Daarnaast was F&M al geruime tijd bekend met het feit dat BVA 6% courtagekosten in rekening zou brengen. Dit staat in ieder geval vermeld in het vonnis van deze rechtbank van 5 februari 2021 en in het aan [schuldenaar] en F&M betekende exploot van 30 september 2022. Op die momenten heeft F&M daartegen geen bezwaar gemaakt.
De gemeente heeft aan F&M aangeboden om de discussie over die 6% courtage in bedoeld overleg mee te nemen. Verder heeft zij bevestigd ermee in te stemmen die discussie voor te leggen aan een rechter in een te voeren procedure over de vraag op welke wijze de verdeling moet plaatsvinden, in het geval partijen niet tot overeenstemming komen.
Ten slotte is door de verzekeraar van de deurwaarder verklaard dat deze dekking zal verlenen als de deurwaarder voor aanvulling van een tekort aansprakelijk zal blijken te zijn.
De voorzieningenrechter volgt F&M gelet op deze omstandigheden niet in haar standpunt dat het door BVA ingehouden bedrag aan courtage op de derdenrekening bijgeschreven moet staan om het overleg over dit bedrag met de gemeente te kunnen voeren.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen van F&M ontbreekt en deze zal daarom worden afgewezen.
4.3.
F&M zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden aan de zijde van de deurwaarder begroot op € 314,- aan verschotten (griffierecht) en op € 1.079,- aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van F&M af,
5.2.
veroordeelt F&M in de proceskosten, aan de zijde van de deurwaarder tot dit vonnis vastgesteld op € 1.393,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.