In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited. De passagier had een vordering ingesteld tegen de vervoerder wegens annulering van twee vluchten van Liverpool en Manchester naar Amsterdam-Schiphol op respectievelijk 23 en 27 december 2021. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de Verordening niet van toepassing was, omdat het Verenigd Koninkrijk per 31 januari 2020 geen lid meer was van de Europese Unie. De kantonrechter oordeelde dat de Verordening inderdaad niet van toepassing was op de onderhavige vluchten, omdat de luchtvaartmaatschappij geen communautaire luchtvaartmaatschappij meer was na de Brexit. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.