ECLI:NL:RBNHO:2023:5401

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
9946151 \ CV EXPL 22-3597
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Europese Verordening inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers na Brexit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited. De passagier had een vordering ingesteld tegen de vervoerder wegens annulering van twee vluchten van Liverpool en Manchester naar Amsterdam-Schiphol op respectievelijk 23 en 27 december 2021. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de Verordening niet van toepassing was, omdat het Verenigd Koninkrijk per 31 januari 2020 geen lid meer was van de Europese Unie. De kantonrechter oordeelde dat de Verordening inderdaad niet van toepassing was op de onderhavige vluchten, omdat de luchtvaartmaatschappij geen communautaire luchtvaartmaatschappij meer was na de Brexit. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9946151 \ CV EXPL 22-3597
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V. mede handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (KoolhaasLegal)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 10 juni 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 23 december 2021 diende te vervoeren van Liverpool Airport, Liverpool (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtnummer: EZY7011.
2.2.
De passagier heeft daarnaast een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 27 december 2021 diende te vervoeren van Manchester Airport, Manchester (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtnummer: EZY1837.
2.3.
De hierboven genoemde vluchten zijn op 21 december 2021 geannuleerd.
2.4.
Aviclaim heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per vlucht.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil op ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De grondslag van de vordering van de passagier is de Verordening. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. Uit artikel 3 lid 1 sub b volgt dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.
5.3.
De vervoerder is statutair gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Per 31 januari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de Europese Unie. Er gold een overgangsperiode tot en met 31 december 2020. Nu de overgangsperiode op 31 december 2020 is afgelopen, staat vast dat de vervoerder per 1 januari 2021 geen communautaire luchtvaartmaatschappij meer is als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De onderhavige vluchten stonden op 23 december 2021 en 27 december 2021, dus na afloop van de overgangsperiode, gepland te vertrekken vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Amsterdam-Schiphol Airport. De conclusie is dan ook dat de Verordening niet van toepassing is op de onderhavige vluchten. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen. Omdat de Verordening niet van toepassing is, komt de kantonrechter verder ook niet toe aan de andere stellingen en verweren van partijen, en laat die dus onbesproken.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter