ECLI:NL:RBNHO:2023:5402

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
9304318 \ CV EXPL 21-4373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GMBH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 16 juni 2021, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van de vlucht van Frankfurt naar Kristiansand op 10 augustus 2019. De passagier had zijn vorderingsrecht overgedragen aan Flightright, die compensatie vorderde op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. KLM betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een door de luchtverkeersleiding opgelegde 'Calculated Take Off Time' (CTOT) en een medisch incident dat de tankprocedure vertraagde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging van de vlucht in beginsel recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van de vlucht KL1986, die een CTOT had, en de vertraging door het medisch incident, beide als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging van 51 minuten doorwerkt naar de vlucht in kwestie en dat KLM alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Flightright afgewezen en de proceskosten voor rekening van Flightright gesteld. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 5 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9304318 \ CV EXPL 21-4373
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GMBH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers, mr. J.I.J. van Pelt en mr. T. Holsbrink (Van Traa Advocaten N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 16 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright vervolgens bij akte gereageerd op de producties die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 10 augustus 2019 diende te vervoeren van Frankfurt, Duitsland, via Amsterdam-Schiphol naar Kristiansand, Noorwegen.
2.2.
De vlucht van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer KL1768 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter stelt eveneens vast dat Flightright per abuis in de gelegenheid is gesteld om bij akte te reageren op de producties die de vervoerder bij conclusie van dupliek in het geding heeft gebracht. De kantonrechter zal geen acht slaan op hetgeen Flightright bij akte naar voren heeft gebracht, voor zover het betoog van Flightright niet ziet op de door de vervoerder overgelegde producties.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Kristiansand, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht zou worden uitgevoerd door het toestel PH-EXO. Het toestel PH-EXO had op 10 augustus 2019 het volgende rotatieschema:
  • Amsterdam-Schiphol naar Bazel (Zwitserland) met vluchtnummer KL1985;
  • Bazel (Zwitserland) naar Amsterdam-Schiphol met vluchtnummer KL1986;
  • Amsterdam-Schiphol naar Frankfurt met vluchtnummer KL1767;
  • Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol met vluchtnummer KL1768 (de kantonrechter begrijpt: de onderhavige vlucht).
5.5.
Niet in geschil is dat vlucht KL1986 een vertrekvertraging had van 32 minuten wegens door de luchtverkeersleiding opgelegde ATC-beperkingen in de vorm van een “Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT) en dat een CTOT een buitengewone omstandigheid kan vormen. In tegenstelling tot hetgeen Flightright heeft gesteld, is de achterliggende reden voor het uitvaardigen van een CTOT daarbij van ondergeschikt belang. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vertraging van vlucht KL1986 van 32 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die voorligt is in hoeverre bovengenoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar (vlucht KL1767 en) de vlucht in kwestie. De vervoerder heeft aangevoerd dat het toestel PH-EXO gepland stond om de onder overweging 5.4 genoemde vluchten uit te voeren. Flightright heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Zodoende is het rechtstreeks causaal verband tussen de vluchten vast komen te staan. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vertraging van vlucht KL1986 voor de duur van 32 minuten doorwerkt op (vlucht KL1767 en) de onderhavige vlucht.
5.7.
De vervoerder voert aan dat vlucht KL1767 naast de hierboven genoemde vertraging tevens is vertraagd vanwege een medisch incident dat resulteerde in de vertraagde uitvoering van de tankprocedure. Doordat een aantal passagiers op de voorafgaande vlucht ziek zijn geworden, moest een speciaal schoonmaakteam worden ingeschakeld om het toestel schoon te maken alvorens de tankprocedure kon worden gestart. Om de veiligheid van de passagiers te waarborgen, mogen toestellen alleen met passagiers aan boord worden bijgetankt wanneer de nooduitgangen en de gangpaden vrij zijn. Aangezien het schoonmaakteam zich in de gangpaden begaf is de tankprocedure vertraagd uitgevoerd, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer de veiligheidsvoorschriften en een “OCC-rapport” overgelegd. Flightright heeft ook dit verweer onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vertraging van vlucht KL1767 voor de duur van 19 minuten het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Ook deze buitengewone omstandigheid werkt door naar de vlucht in kwestie, waarbij de kantonrechter verwijst naar hetgeen hij daarover in overweging 5.6. heeft opgenomen.
5.8.
Flightright stelt dat er bij het uitvoeren van de vluchten te weinig rekening is gehouden met een redelijke overstap- en omdraaitijd. Tussen vluchten KL1985, KL1986 en KL1767 is een omdraaitijd van een half uur gepland. Tussen de vlucht KL1767 en de onderhavige vlucht is een omdraaitijd van 40 minuten ingepland, aldus Flightright. In tegenstelling tot hetgeen Flightright heeft gesteld, is de kantonrechter met de vervoerder van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo volledig mogelijk te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet kunnen worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Zodoende is de vervoerder niet gehouden om tussen de rotatievluchten een omdraaitijd in acht te nemen. Daarbij komt dat uit het overgelegde “OCC rapport” volgt dat tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie enige vertraging is ingehaald, nu de onderhavige vlucht is vertrokken met een vertrekvertraging van 44 minuten, terwijl de vertrekvertraging van vlucht KL1767 1 uur en 3 minuten betrof. Deze stelling van Flightright houdt zodoende geen stand.
5.9.
Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging voor de duur van 51 minuten doorwerkt op de vlucht in kwestie. Nu de onderhavige vlucht geconfronteerd werd met een vertrekvertraging van 44 minuten, concludeert de kantonrechter dat de volledige vertrekvertraging van de onderhavige vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.10.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Voor zover Flightright stelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen, houdt deze stelling geen stand. De vervoerder heeft met het overleggen van het “Passenger Name Record” en zijn toelichting daarop gemotiveerd aangevoerd dat de passagier is omgeboekt op de eerste beschikbare alternatieve vlucht. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te beperken. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt.
5.12.
Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart het vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter