In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde 1 c.s. wegens geluidsoverlast die hij ervaart vanuit de bovenwoning. De vordering is ingesteld op 13 september 2022 en betreft een verzoek om schadevergoeding en vergoeding van deskundigenkosten. Eiser stelt dat de geluidsoverlast onrechtmatig is en heeft een deskundige ingeschakeld om de overlast te meten. De deskundige heeft een rapport opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat de geluiden die eiser ervaart, zoals loopgeluiden en stemgeluiden, regelmatig meetwaarden bereiken die als hinderlijk kunnen worden gekwalificeerd. Eiser vordert een bedrag van € 966,79 aan deskundigenkosten, € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding en € 673,34 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Gedaagde 1 c.s. betwist de vordering en stelt dat er geen sprake is van onrechtmatige geluidshinder. Zij voeren aan dat de geluiden die eiser ervaart, normale leefgeluiden zijn en dat de geluidsoverlast niet kan worden toegeschreven aan hun handelen. De kantonrechter heeft op 7 juni 2023 uitspraak gedaan en geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van ernstige, structurele en objectiveerbare geluidsoverlast. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter benadrukt dat niet alle vormen van hinder onrechtmatig zijn en dat de beoordeling van geluidsoverlast afhankelijk is van de aard, ernst en duur van de hinder. In dit geval is vastgesteld dat de geluidsoverlast niet zodanig ernstig is dat deze als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De proceskosten zijn voor rekening van eiser, omdat hij ongelijk heeft gekregen.