ECLI:NL:RBNHO:2023:5459

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10162369 \ CV EXPL 22-6243
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door COVID-19 maatregelen

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, naar aanleiding van de annulering van een vlucht van Zürich naar Amsterdam op 6 januari 2022. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar de vlucht werd geannuleerd. AirHelp, die de vordering van de passagier had overgenomen, vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de COVID-19 pandemie en de daaruit voortvloeiende overheidsmaatregelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd. De vervoerder kon echter niet aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat er op de datum van de vlucht geen beperkende maatregelen van kracht waren die de uitvoering van de vlucht onmogelijk maakten. Bovendien had AirHelp aangetoond dat er op dezelfde dag meerdere vluchten van Zürich naar Amsterdam wel zijn uitgevoerd.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Ook zijn de proceskosten aan de zijde van AirHelp toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10162369 \ CV EXPL 22-6243 (DB)
Uitspraakdatum: 14 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van haar vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
Swiss International Air Lines AG, Swiss International Air Lines SA, Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 30 september 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Sal (Kaapverdië) naar Zurich Airport (Zwitserland) en aansluitend naar Amsterdam Schiphol Airport op 6 januari 2022.
2.2.
De vlucht van Zurich naar Amsterdam met vluchtnummer LX736 is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Voorts staat vast dat de vervoerder zich niet kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening. Daarom geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de Nederlandse overheid maatregelen heeft uitgevaardigd die impact hadden op het vliegverkeer in Nederland, waaronder op 18 december 2021 een harde lockdown met ingang vanaf 19 december 2021 tot 10 dan wel 15 januari 2022
.Ook in Zwitserland golden aangescherpte coronamaatregelen rond de jaarwisseling van 2021/2022. Vanwege het voorgaande en de daarmee gepaard gaande hoge drempel om te reizen, annuleerden passagiers op grote schaal de door hen geboekte vluchten. Hierdoor ontstonden op vele vluchten een groot aantal lege plekken, waardoor deze vluchten niet meer rendabel konden worden uitgevoerd. Daarnaast kon de vervoerder door de grote stijging van het aantal coronabesmettingen niet langer de veiligheid van zijn passagiers aan boord garanderen. Bovendien heeft de vervoerder een verantwoordelijkheid tegenover zijn personeel om de kans op besmetting te verkleinen. Om het doel en de strekking van de uitgevaardigde beperkende overheidsmaatregelen zo goed mogelijk te eerbiedigen, heeft de vervoerder besloten om minder vluchten uit te voeren, aldus nog steeds de vervoerder.
4.4.
Vast staat dat op het moment dat de vlucht uitgevoerd had moeten worden, er sprake was van een wereldwijde corona uitbraak. De coronapandemie heeft grote gevolgen gehad voor de luchtvaart. De Europese commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19 het volgende overwogen:

De Commissie is van mening dat als overheden maatregelen nemen om de COVID-19-pandemie in te perken, die maatregelen naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat de maatschappijen die maatregelen niet in de hand hebben.
Volgens artikel 5, lid 3, wordt van het recht op compensatie afgezien op voorwaarde dat de desbetreffende annulering “het gevolg is” van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
Er wordt geacht aan die voorwaarde te zijn voldaan als overheden bepaalde vluchten regelrecht verbieden of het verkeer van personen op zodanige wijze verbieden dat de desbetreffende vlucht niet kan worden uitgevoerd.
Aan die voorwaarde kan ook worden voldaan als de vlucht wordt geannuleerd onder omstandigheden waarin de overeenkomstige verplaatsing van personen niet volledig verboden is, maar beperkt is tot personen die een afwijking genieten (bijvoorbeeld onderdanen of ingezetenen van de desbetreffende staat).
Als niemand van die personen een bepaalde vlucht zou nemen, zou die vlucht leeg blijven als hij niet zou worden geannuleerd. In dergelijke situaties kan het gerechtvaardigd zijn dat een luchtvaartmaatschappij de vlucht niet pas heel laat maar tijdig annuleert (zelfs zonder zeker te zijn van de rechten van de verschillende passagiers om te reizen), zodat er passende organisatorische maatregelen kunnen worden genomen, onder meer betreffende de door de luchtvaartmaatschappij verplichte verzorging van passagiers. In dergelijke gevallen en afhankelijk van de omstandigheden kan een annulering nog steeds worden beschouwd als “het gevolg” van de maatregel van de overheden. Afhankelijk van de omstandigheden kan dat ook het geval zijn voor vluchten in de omgekeerde richting van de vluchten die rechtstreeks onder het verbod op het verkeer van personen vallen.
Als de luchtvaartmaatschappij besluit een vlucht te annuleren en aantoont dat dit besluit gerechtvaardigd is om de gezondheid van de bemanning te beschermen, moet die annulering ook als “het gevolg” van buitengewone omstandigheden worden beschouwd.
Bovenstaande overwegingen zijn niet uitputtend en kunnen niet uitputtend zijn in die zin dat ook andere specifieke omstandigheden met betrekking tot COVID-19 onder de invloedssfeer van artikel 5, lid 3, kunnen vallen.”
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat hij niet gehouden is aan de richtsnoeren, nu dit geen geldend recht is. Wel kunnen de richtsnoeren richtinggevend zijn. De vraag die voorligt is of de COVID-maatregelen de onderhavige vlucht onmogelijk hebben gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Het is niet gebleken dat er op 6 januari 2022 met betrekking tot de onderhavige vlucht (van Zürich naar Amsterdam) beperkende overheidsmaatregelen van kracht waren. Weliswaar golden er volgens de vervoerder met ingang van 2 december 2021 in Zwitserland verscherpte inreisrestricties, maar de vlucht in kwestie betrof een vlucht vanuit Zwitserland en passagiers op deze vlucht ondervonden dus geen hinder van inreisrestricties. Bovendien heeft AirHelp voldoende aannemelijk gemaakt dat de vervoerder meerdere vluchten van Zürich naar Amsterdam wél (probleemloos) heeft uitgevoerd op 6 januari 2022. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het verweer van de vervoerder dat de vlucht is geannuleerd omdat het niet verantwoord was om de vlucht uit te voeren.
4.6.
Ook de lage bezettingsgraad betekent niet dat de vlucht niet door kon gaan. Wellicht heeft de vervoerder keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren, maar dit ontslaat de vervoerder niet van de verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren. Ook niet omdat de vervoerder al van vele passagiers de ticketprijs heeft moeten terugbetalen. Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen.
4.7.
De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 januari 2022 tot aan de dag van gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 160,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter