ECLI:NL:RBNHO:2023:5611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
9128691 \ CV EXPL 21-2144
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines wegens compensatie voor een vertraging van hun vlucht HV5423 van Amsterdam naar Pisa op 29 april 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een stroomstoring op Schiphol die leidde tot gewijzigde slottijden en een toestelwissel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat een deel van de vertraging te wijten was aan buitengewone omstandigheden, waardoor de totale vertraging na aftrek van deze tijd minder dan drie uur bedroeg. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging deels het gevolg was van omstandigheden buiten zijn invloed, en dat de passagiers niet konden aantonen dat de vertraging niet door deze omstandigheden was veroorzaakt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om vrijstelling van compensatie te verkrijgen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter S.N. Schipper op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9128691 \ CV EXPL 21-2144
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 april 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Gal Galilei Airport (Pisa, Italië) op 29 april 2018 met vlucht HV5423, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 2 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is om tot betaling van compensatie over te gaan, omdat de kantonrechter in een soortgelijke situatie heeft geoordeeld dat de vervoeder tot compensatie dient over te gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat de vervoerder aan andere passagiers compensatie heeft uitgekeerd, niet dat de vervoerder gehouden is in alle andere gevallen op grond van het gelijkheidsbeginsel eveneens de compensatie uit te keren. Dit betoog van de passagiers kan daarom niet slagen.
4.4.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.5.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is uitgevoerd met het toestel PH-HZN. Dit toestel heeft voorafgaand aan de vlucht nog twee andere vluchten uitgevoerd, vlucht HV6143 (AMS-ALC) en vlucht HV6144 (ALC-AMS). De vervoerder heeft toegelicht dat de onderhavige vlucht door vlucht HV6144 vertraagd is uitgevoerd. Hierbij verwijst de vervoerder naar de
flight viewerwaarin code 93 staat vermeld. Vlucht HV6144 had een oorspronkelijke vertrektijd van 08:15 uur UTC. De vervoerder heeft aangevoerd dat deze vlucht meermaals een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen in verband met een stroomstoring op Schiphol (code OE81). Dit heeft tot een vertrekvertraging van 2 uur en 5 minuten geleid. Vanwege de wind tegen op de route (productie 21 bij antwoord) kon het opgelegde slot van 10:20 uur UTC niet worden gehaald. Dit heeft een aanvullende vertraging van 1 uur en 13 minuten veroorzaakt. Hoewel de HV6144 uiteindelijk om 11:33 uur UTC van de gate is vertrokken, kon het toestel, wegens een pechgeval op de landingsbaan van Alicante en een staking van de Franse luchtverkeersleiding, pas om 12:30 uur UTC – dus 57 minuten later – opstijgen. Deze omstandigheden hebben tot een vertrekvertraging van 4 uur en 15 minuten geleid. De vertraging is tijdens de uitvoering van de vlucht iets ingelopen, zodat vlucht HV6144 uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 39 minuten in Amsterdam is aangekomen. De onderhavige vlucht is vervolgens met een vertrekvertraging van 3 uur en 54 minuten uit Amsterdam vertrokken.
4.7.
De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat op 29 april 2018 als gevolg van de stroomstoring problemen zijn opgetreden in de vluchtuitvoering op Schiphol. Dit betreft een omstandigheid die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en levert een buitengewone omstandigheid op. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen.
4.8.
De passagiers stellen dat de oorzaak van de vertraging van vlucht HV6144 niet is gelegen in de stroomstoring, maar in de toestelwissel te Alicante. Zonder de toestelwissel zou vlucht HV6144 slechts 17 minuten vertraagd zijn uitgevoerd.
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft met de overgelegde slotberichten voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding aan vlucht HV6144 om 06:15 uur UTC, reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd en vóór de toestelwissel, een gewijzigde slottijd had opgelegd, met een gepland vertrek om 12:34 uur UTC. Nadien heeft de luchtverkeersleiding nog meerdere malen de slottijd gewijzigd, met een uiteindelijk vertrek om 10:20 uur UTC (productie 18 bij antwoord). De kantonrechter is van oordeel dat deze gewijzigde slottijden aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, ongeacht de daaraan door de luchtverkeersleiding ten grondslag gelegde reden. Wanneer een vlucht één of meerdere gewijzigde slottijden opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een gewijzigde slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Aldus levert een vertrekvertraging van 2 uur en 5 minuten vertraging een buitengewone omstandigheid op.
4.10.
Ten aanzien van de overige vertraging van vlucht HV6144 kan de vervoerder geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij vanwege de toestelwissel zijn vertrektijd van vlucht HV6144 heeft aangepast. De vervoerder had dus, wanneer geen toestelwisseling had plaatsgevonden, zijn opgelegde slot kunnen halen. Het valt de vervoerder een verwijt te maken dat hij de slot niet heeft gehaald. De hierdoor verdere ontstane vertraging, te weten een pechgeval op de landingsbaan van Alicante en een staking van de Franse luchtverkeersleiding, levert (eveneens) geen buitengewone omstandigheid op. Niet valt uit te sluiten dat de vertraging minder was geweest of dat deze vertraging niet zou zijn opgetreden als de vlucht HV6144 gebruik had gemaakt van de slot van 10:20 uur UTC. Resumerend is (slechts) een vertraging voor de duur van 2 uur en 5 minuten dan ook ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid.
4.11.
De volgende vraag die beantwoord moet worden of dit gedeelte van de vertraging doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De passagiers hebben gesteld dat omstandigheden betreffende een eerdere vlucht niet kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling. Buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op een voorafgaande vlucht kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vluchten. De vervoerder heeft in deze specifieke zaak voldoende toegelicht en onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de vluchten. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. De stelling van de passagiers faalt om die reden. Nu reeds is vastgesteld dat een vertraging voor de duur van 2 uur en 5 minuten is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden, werkt dit gedeelte van de vertraging door naar de onderhavige vlucht.
4.12.
De vervoerder heeft ten aanzien van de vlucht in kwestie alleen een beroep gedaan op code 93, zodat de vervoerder voor het overige geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. De passagiers beroepen zich nog op het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2021, maar dit kan de passagiers echter niet baten. In de onderhavige zaak heeft de vervoerder, anders dan de genoemde zaak, wel per vertragingsoorzaak van vlucht HV6144 en (ten dele) van de onderhavige vlucht uiteengezet wat de omvang van de vertraging is geweest en hoe dit (gedeeltelijk) van invloed is geweest op de vlucht in kwestie.
4.13.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij, direct nadat de stroomstoring op Schiphol bekend was, diverse maatregelen heeft getroffen. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de gehele operatie (dus niet enkel de uitvoering van de onderhavige vlucht) zo goed mogelijk in stand te houden en het originele vluchtschema van de dag zo goed mogelijk na te komen. Om die reden is gekozen voor een toestelwissel. De vervoerder heeft tegenover de betwisting van de passagiers voldoende toegelicht dat de toestelwissel in het onderhavige geval een redelijke maatregel was. Dat er na de toestelwissel extra vertragingen zijn bijgekomen doet daar niet aan af. Die vertragingen waren immers op dat moment niet te voorzien dan wel te verwachten. De passagiers hebben verder nog gesteld dat de vervoerder tussen de rotatievluchten een minimale reservetijd in acht moet nemen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.14.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Peskova, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet op dit arrest dient de totale aankomstvertraging te Pisa van 4 uur en 6 minuten te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 2 uur en 5 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers zal om die reden worden afgewezen.
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter