ECLI:NL:RBNHO:2023:5638

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
8871229 \ CV EXPL 20-9601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens annulering van vlucht en bevestigde boeking

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden op 30 april 2018 een pakketreis geboekt bij D-Reizen, inclusief een retourvlucht van Eindhoven naar Ibiza. De vlucht, oorspronkelijk gepland voor 25 augustus 2018, werd vertraagd, waardoor de passagiers later vertrokken dan gepland. EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of vertraging van vluchten.

De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en stelde dat er geen vervoersovereenkomst bestond voor de vlucht op 25 augustus 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet konden aantonen dat zij een bevestigde boeking hadden voor de vlucht, aangezien de boekingsbevestiging was afgegeven door D-Reizen, die als tussenpersoon fungeerde. De rechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de touroperator Corendon de boekingsbevestiging had uitgegeven en dat er geen overeenkomst was gesloten voor de vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8871229 \ CV EXPL 20-9601
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben op 30 april 2018 bij D-Reizen een pakketreis geboekt. Onderdeel van deze pakketreis was een retourvlucht Eindhoven- Ibiza (Spanje). In de boekingsbevestiging is opgenomen dat de passagiers met vlucht HV6513 op 25 augustus 2018 om 09:25 uur lokale tijd zouden vertrekken vanuit Eindhoven Airport om vervolgens om 11:50 uur lokale tijd aan te komen op Ibiza (hierna: vlucht 1).
2.2.
De passagiers zijn uiteindelijk op 25 augustus 2018 met vlucht HV6513 om 13:16 uur lokale tijd vanuit Eindhoven Airport vertrokken en zijn om 15:35 uur lokale tijd aangekomen op Ibiza (hierna: vlucht 2).
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering/schemawijziging/omboeking van vlucht 1 gehouden is hen te compenseren conform artikel 5 in samenhang met artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe aan dat tussen de passagiers en de vervoerder geen vervoersovereenkomst bestaat voor vlucht 1 op 25 augustus 2018. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar de boekingsgeschiedenis (productie 1 bij conclusie van antwoord). De vervoerder betoogt verder dat de boekingsbevestiging die de passagiers hebben overgelegd niet voldoet aan de vereisten zoals genoemd in artikel 2 van de Verordening. Er is aldus geen sprake van een bevestigde boeking voor vlucht 1. Bovendien heeft de vervoerder toegelicht dat de touroperator (Corendon) op 21 juli 2018 vliegtickets heeft geboekt voor vlucht 2, hetgeen blijkt uit de boekingsgeschiedenis.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ter discussie staat of de passagiers een bevestigde boeking hadden voor vlucht 1 op 25 augustus 2018, met vertrektijd 09:25 uur lokale tijd.
4.3.
De passagiers stellen dat zij bij D-Reizen een pakketreis hebben geboekt. De door D-Reizen afgegeven boekingsbevestiging dient volgens de passagiers als een bevestigde boeking voor vlucht 1 te worden gezien. D-Reizen heeft slechts geassisteerd bij het uitzoeken van de uiteindelijke reis. De boekingsbevestiging zoals de passagiers middels D-Reizen hebben ontvangen, omvat dus de inhoud van de uiteindelijke overeenkomst zoals deze is gesloten met touroperator Corendon, aldus de passagiers. Er is aldus, (mede) gelet op het arrest van het HvJEU van 21 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:1038), sprake van een bevestigde boeking in de zin van de Verordening. Dit wordt door de vervoerder betwist. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat de passagiers geen bevestigde boeking hadden voor vlucht 1. D-Reizen heeft een document aan de passagiers afgegeven en heeft als tussenpersoon gefungeerd. Corendon is de touroperator en heeft volgens de vervoerder geen tickets geboekt dan wel afgegeven voor vlucht 1 op 25 augustus 2018. Dit volgt onder meer uit het
allotment.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat de passagiers beschikken over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie en zich behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - (tijdig) bij de incheckbalie hebben gemeld. Onder boeking wordt verstaan: “
het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator.” Het Hof heeft in het arrest van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) een ruimere definitie aan het begrip boeking toegekend. Als de passagiers beschikken over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. De bewijslast ter zake van het voornoemde rust op de passagiers.
4.5.
Niet in geschil is dat Corendon de touroperator is. De boekingsbevestiging is afgegeven door D-Reizen, zodat niet is voldaan aan het arrest van 21 december 2021.
4.6.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van de vervoerder hebben de passagiers onvoldoende onderbouwd dat Corendon de boekingsbevestiging heeft uitgegeven en/of dat D-Reizen in het systeem van Corendon de pakketreis heeft geboekt. Ook is dit anderszins niet gebleken. Verder is niet gebleken dat de passagiers met de vervoerder een vervoersovereenkomst hebben gesloten voor vlucht 1 op 25 augustus 2018.
4.7.
Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat de passagiers met de touroperator en/of met de vervoerder een overeenkomst hebben gesloten voor vlucht 1. De door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging kan dan ook niet worden aangemerkt als een bevestigde boeking voor de vlucht, omdat deze is uitgegeven door D-Reizen die in het onderhavige geval heeft gefungeerd als tussenpersoon dan wel als bemiddelaar. De vordering tot compensatie op grond van artikel 5 in samenhang met artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter