ECLI:NL:RBNHO:2023:5753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
10489013 \ VV EXPL 23-52
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over ontruimingstermijn na opzegging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder (eiseres) en een huurder (gedaagde) over de ontruiming van een woning. De huurovereenkomst tussen partijen was aangegaan op 17 januari 2023, maar de huurder heeft de huur opgezegd per 1 mei 2023. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning, omdat de huurder sinds die datum zonder recht of titel in de woning verbleef. De huurder erkende dat hij zonder recht of titel in de woning verbleef, maar voerde aan dat hij meer tijd nodig had om de woning te verlaten vanwege financiële problemen en het vinden van een nieuwe woonruimte.

De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per 1 mei 2023 was geëindigd en dat de huurder de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen. De rechter wees de vordering tot ontruiming binnen 24 uur af, maar stelde wel een dwangsom vast van € 500,00 per dag voor het geval de huurder niet aan de ontruimingsverplichting voldeed. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van € 2.300,00 per maand voor het gebruik van de woning vanaf de datum van het vonnis tot aan de ontruiming. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10489013 \ VV EXPL 23-52
Uitspraakdatum: 8 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. K.R. Stephan
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Stokvis

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 16 mei 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn met ingang van 17 januari 2023 een huurovereenkomst aangegaan op grond waarvan [gedaagde] van [eiseres] een woning huurt aan [adres] in [woonplaats] voor de duur van maximaal 24 maanden. Het betreft een gemeubileerde zelfstandige woonruimte met berging met parkeerplaats. De huurprijs bedraagt € 2.300,00 per maand.
2.2.
Op 10 maart 2023 laat [eiseres] aan [gedaagde] per e-mail weten dat zij de huurovereenkomst per 1 mei 2023 wil beëindigen omdat [gedaagde] de huur over de maand maart niet heeft betaald. Van Expat Rental Scout (de makelaar van [eiseres] ) ontvangt [gedaagde] vervolgens het bericht dat hij de woning per 30 maart 2023 netjes en in oude staat moet opleveren.
2.3.
Per e-mail van 29 maart 2023 antwoordt [gedaagde] dat de opzegging door [eiseres] niet aan de (wettelijke) vereisten voldoet, maar dat hij de huur zelf opzegt per 1 mei 2023. Daarbij geeft [gedaagde] te kennen dat hij wil meewerken aan een eerder vertrek uit de woning. Partijen spreken vervolgens af dat [gedaagde] de woning uiterlijk op 11 april 2023 oplevert.
2.4.
Op 10 april 2023 bevestigt [gedaagde] per e-mail dat hij de huurovereenkomst per 1 mei 2023 heeft opgezegd. Hij voegt daaraan toe dat hij niet in staat is de woning op 11 april 2023 te verlaten: hij heeft geen financiële middelen voor het vervoer van zijn persoonlijke eigendommen en het vinden van een nieuw onderkomen.
2.5.
Per e-mail van 1 mei 2023 meldt [gedaagde] aan [eiseres] dat hij de woning die dag niet kan verlaten. Hij schrijft dat hij beseft dat hij vanaf nu zonder titel in de woning verblijft.
2.6.
[gedaagde] verblijft tot op heden met zijn vrouw en dochtertje in de woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt om:
- het gehuurde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen;
- € 2.300,00 per maand aan [eiseres] te betalen
voor iedere maand dat eiseres het gehuurde mist, althans tot betaling van een deel van € 2.300,00 naar rato van het gedeelte van een maand dat eiseres het gehuurde mist;
- een dwangsom van € 500,00 per dag te betalen voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
- de proceskosten te betalen.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen omdat hij sinds 1 mei 2023 zonder recht of titel in de woning verblijft. Omdat [gedaagde] onbetrouwbaar is gebleken in de nakoming van afspraken en toezeggingen is daarbij oplegging van een dwangsom gerechtvaardigd. Ten aanzien van de vordering tot betaling van € 2.300,00 per maand heeft de gemachtigde van [eiseres] ter zitting toegelicht dat deze betrekking heeft op het geval de kantonrechter [gedaagde] een ruimere ontruimingstermijn zou toekennen. In dat geval is [gedaagde] een vergoeding verschuldigd voor de periode vanaf de datum van het vonnis tot aan de datum van de ontruiming.
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij zonder recht of titel in de woning verblijft. Ook erkent hij dat dit grond is voor ontruiming van de woning. Het verweer van [gedaagde] richt zich tegen de gevorderde ontruimingstermijn. [gedaagde] voert in dit verband aan dat hij sinds 21 januari 2023 zonder werk en inkomen zit. Op die datum heeft zijn werkgever, gevestigd in Sierra Leone, hem medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van financiële problemen met onmiddellijke ingang wordt beëindigd. Zijn salaris over januari 2023 heeft hij niet meer ontvangen. Het gevolg hiervan is dat hij niet over de financiële middelen beschikt om een andere woonruime te huren. Volgens [gedaagde] is echter sprake van een tijdelijke situatie, aangezien hij per 1 mei 2023 weer werk heeft gevonden. Zijn maandsalaris bedraagt € 6.500,00 per maand, welk bedrag hij uiterlijk op 15 juni 2023 zal ontvangen. Tegelijkertijd heeft [gedaagde] bij de [gemeente] in april 2023 aanvragen gedaan voor algemene en bijzondere bijstand. Naar verwachting beslist de gemeente op korte termijn op die aanvragen. Ook heeft [gedaagde] contact opgenomen met de afdeling schuldsanering van de [gemeente] . [gedaagde] verwacht dan ook binnenkort weer over inkomen te beschikken. Met een ontruimingstermijn van 14 dagen kan volgens [gedaagde] worden voorkomen dat hij samen met zijn partner en vijfjarige dochtertje dakloos raakt.
3.4.
Verder maakt [gedaagde] bezwaar tegen de gevorderde dwangsom.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval aangezien [eiseres] sinds maart 2023 geen huur meer van [gedaagde] ontvangt en [gedaagde] weigert - ondanks dat hij de huur heeft opgezegd - de woning te verlaten.
Ontruiming
4.2.
Vast staat dat de huurovereenkomst per 1 mei 2023 door opzegging is geëindigd. Dat betekent dat [gedaagde] vanaf die datum zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen.
De ontruimingstermijn
4.3.
Artikel 555 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de gedwongen ontruiming van onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen drie dagen aan de executoriale titel te voldoen. [eiseres] heeft niet gesteld dat en waarom die termijn (op de voet van artikel 502 Rv) zou moeten worden verkort. De kantonrechter acht daarvoor ook geen termen aanwezig, zodat de vordering (tot ontruiming binnen 24 uur) in zoverre wordt afgewezen. De kantonrechter ziet echter evenmin aanleiding om aan [gedaagde] een ontruimingstermijn toe te kennen van 14 dagen. Daartoe is in de eerste plaats redengevend dat [gedaagde] al sinds 29 maart 2023 weet dat hij de woning per 1 mei 2023 moet verlaten. Hij heeft de huurovereenkomst immers zelf tegen die datum opgezegd. Dat betekent dat [gedaagde] en zijn partner en dochtertje inmiddels meer dan een maand zonder recht of titel in de woning verblijven. Van een situatie waarin zij ineens op straat komen te staan is dan ook geen sprake. Van [eiseres] kan bovendien niet worden gevergd dat zij de situatie nog langer laat voortduren. [eiseres] ontvangt immers al sinds maart 2023 geen huurinkomsten meer uit de woning, terwijl deze voor haar wel van groot belang zijn als aanvulling op haar pensioen. Bovendien worden de kosten die zij aan de woning heeft nu niet gedekt door huurinkomsten. [eiseres] heeft er daarom groot belang bij de woning zo spoedig mogelijk weer te kunnen verhuren aan iemand die de huur wel betaalt. Dat [gedaagde] op korte termijn over inkomsten zal beschikken, valt immers te betwijfelen. Uit de correspondentie tussen partijen komt naar voren dat [gedaagde] telkens toezeggingen doet die hij niet waarmaakt. Zo heeft hij al vele malen toegezegd de huur te zullen betalen, maar tot op heden is daarvan nog niets gebleken. Ook meldt hij (in een e-mail van 10 april 2023) dat hij vanaf 30 april 2023 weer werk en inkomen heeft, maar ook daarvan is kennelijk niets terecht gekomen. Ook ter zitting heeft [gedaagde] verklaard binnenkort over (ruime) inkomsten te kunnen beschikken. De kantonrechter zal hieraan echter voorbij gaan omdat [gedaagde] geen arbeidsovereenkomst in het geding gebracht - naar eigen zeggen omdat zijn werkgever hiervoor geen toestemming gaf - noch zijn stelling anderszins aannemelijk heeft gemaakt. Een ontruimingstermijn van 14 dagen acht de kantonrechter evenmin noodzakelijk voor het opleveren van de woning aangezien het gaat om een volledig gemeubileerde zelfstandige woonruimte. Voor zover [gedaagde] eigen spullen in de woning heeft staan is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in staat moet worden geacht om voor die zaken binnen enkele dagen een oplossing te vinden. De kantonrechter zal de ontruimingstermijn daarom stellen op drie dagen na betekening van dit vonnis.
Dwangsom
4.4.
De gevorderde dwangsom voor het geval [gedaagde] weigert de woning te verlaten, wordt toegewezen. Gelet op de stukken en de houding van [gedaagde] tot op heden acht de kantonrechter voldoende aanleiding aanwezig voor een dwangsom bij wijze van extra prikkel voor [gedaagde] om vrijwillig de woning te verlaten.
De huur vanaf datum dagvaarding
4.5.
De gemachtigde van [eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat de vordering tot betaling van € 2.300,00 per maand ziet op een gebruiksvergoeding voor de periode dat [gedaagde] de woning vanaf de datum van dit vonnis tot aan ontruiming in gebruik houdt. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen die vordering zodat de vordering (in die zin) zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 132,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al degenen die zich daarin vanwege [gedaagde] bevinden en al hetgeen dat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt, en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van [eiseres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 2.300,00 per maand voor iedere maand, althans een deel van € 2.300,00 naar rato van het gedeelte van een maand, dat [gedaagde] de woning vanaf de datum van dit vonnis tot aan de ontruiming in gebruik houdt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling onder 6.1. voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,73
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 529,00
nakosten € 132,00 , voor zover [eiseres] daadwerkelijk nakosten maakt;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter