ECLI:NL:RBNHO:2023:5810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
10215756 CV22-6920
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betaling na overgang van onderneming en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de terugbetaling van een bedrag dat [gedaagde] van [eiser] heeft ontvangen. [gedaagde] was in dienst bij [eiser] en is na een overname door Servauto Nederland B.V. arbeidsongeschikt verklaard. [eiser] vorderde betaling van een bedrag van € 3.437,59, stellende dat [gedaagde] onterecht een uitkering voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft ontvangen, terwijl hij met terugwerkende kracht volledig arbeidsongeschikt was verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een overgang van onderneming, waardoor de rechten en plichten van [eiser] op Servauto zijn overgegaan. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] geen vordering had jegens [gedaagde] omdat de verplichting tot terugbetaling van de verzekeringsgelden op Servauto rustte. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en de proceskosten werden aan [eiser] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 10215756 CV22-6920
datum uitspraak: 28 juni 2023
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser] C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1], gemeente [gemachtigde]
eiser
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigden: mr. O.J. Boeder en [betrokkene 2]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2], gemeente [gemachtigde]
verweerder
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. T. Stevovic

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard op 24 november 2022. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Bij e-mail van 9 mei 2023 zijn van de zijde van [eiser] nadere stukken in het geding gebracht.
1.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 1 maart 2023 een mondelinge behandeling gelast, die heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Op de mondelinge behandeling is namens [eiser] verschenen [betrokkene 1], bijgestaan door dhr. [betrokkene 2]. [gedaagde] is eveneens verschenen, bijgestaan door mr. Stevovic voornoemd.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 1 januari 2007 in dienst getreden bij van [eiser]. [gedaagde] voerde laatstelijk uit de functie van verkoopmedewerker, tegen een salaris van € 2.273,13 bruto per maand bij een dienstverband van 40 uur per week, vakantietoeslag en overige emolumenten niet inbegrepen.
2.2.
Op 19 juni 2014 is [gedaagde] voor het eerst voor een onbekend percentage arbeidsongeschikt verklaard. In de jaren daarna is [gedaagde] doorlopend deels arbeidsongeschikt geweest en heeft hij een wisselend aantal uren werkzaamheden verricht voor [eiser]. Met ingang van 27 juni 2016 is [gedaagde] 100% arbeidsongeschikt verklaard en heeft hij tot 26 december 2017 een WGA-uitkering ontvangen. Vanaf 25 juli 2016 heeft [gedaagde] zijn werkzaamheden voor [eiser] weer hervat.
2.3.
Met ingang van maart 2018 heeft [eiser] aan [gedaagde] een uitkering van NV Schade verstrekt op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van [gedaagde] van tussen de 15 en 35%.
2.4.
[eiser] is op 9 december 2020 overgenomen door Servauto Nederland B.V. (hierna: Servauto).
2.5.
Na de overname van [eiser] door Servauto heeft Servauto een herkeuring van [gedaagde] aangevraagd bij het UWV. Op basis van deze herkeuring heeft het UWV [gedaagde] op 23 december 2021 met ingang van 19 mei 2020 100% arbeidsongeschikt verklaard, waardoor [gedaagde] per die datum met terugwerkende kracht recht heeft gekregen op een WIA-uitkering.
2.6.
Bij brief van 11 januari 2022 heeft NV Schade [gedaagde] als volgt bericht:
“Op 23 december 2021 hebben wij van UWV nieuwe informatie ontvangen. In deze brief leest u wat dit betekent voor uw uitkering van NV Schade.
De uitkering van NV schade stopt
De uitkering van NV schade wijzigt, omdat de uitkering van UWV is gewijzigd. Volgens de gegevens van UWV bent u met terugwerkende kracht vanaf 29 mei 2020 meer dan 35% arbeidsongeschikt verklaard.
Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de WIA-bodemuitkering is dat u tussen de 15-35% arbeidsongeschikt bent verklaard. Omdat deze beslissing met terugwerkende kracht is bepaald door UWV heeft u ook vanaf 29 mei 2020 geen recht meer op de aanvulling vanuit de WIA-bodemverzekering.
U heeft te veel uitkering ontvangen
NV schade heeft over de periode van 29 mei 2020 tot en met 30 november 2021 de uitkering aan twee verschillende werkgevers betaald. Hierdoor heeft u bruto € 11.932,51 te veel ontvangen. Wij vorderen dit bedrag bij beide werkgevers terug. Uw (ex)werkgevers ontvangen rond 25 januari 2022 een debetfactuur met specificatie. Hiermee kunnen uw (ex)werkgevers het te veel ontvangen bedrag aan ons terugbetalen.
In de bijlage vindt u een specificatie terug. Hierop staat vermeldt waar u bruto recht op had en bij welke werkgever dit is uitbetaald aan u. Zo kunt u teruglezen hoe de vordering is opgebouwd. (..)”
2.7.
In de brief van 7 februari 2022 van [betrokkene 3], Manager Verzekeren bij NV Schade, aan [eiser] schrijft zij onder meer:
“(..) Op 11 januari 2022 bent u eerder geïnformeerd over de ontstane vordering van uw (ex) werknemer [gedaagde]. In deze brief leest u hier meer over
Vordering
In de bijlage treft u de definitieve specificatie aan. De vordering is ontstaan over een periode van 29 mei 2020 tot en met 9 december 2020. (..
Hoe werkt de terugbetaling?
Bij te veel ontvangen uitkering is de regeling dat u het totale bedrag van € 5.352,89 aan ons terugbetaalt. Graag ontvangen wij van u de te veel betaalde uitkering binnen 30 dagen na dagtekening van deze brief op onderstaand rekeningnummer. (..)”
2.8.
Servauto en [gedaagde] zijn op 24 mei 2022 tegen finale kwijting een beëindigingsovereenkomst aangegaan waarin de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 29 mei 2022. In artikel 4 van de beëindigingsovereenkomst staat het volgende opgenomen:
“(..) [gedaagde] heeft gedurende het dienstverband bij Servauto naast loon ook een uitkering ontvangen van het UWV. Om het teveel ontvangen loon te corrigeren zal Servauto € 4.000,- bruto in mindering brengen op de transitievergoeding. (..)”
2.9.
In de brief van 11 juli 2022 heeft [betrokkene 4], optredend namens Adviseurs Belangenvereniging Tankstations (hierna: [betrokkene 4]), aan [gedaagde] een betalingsregeling voorgesteld inhoudende dat van het door [eiser] bij [gedaagde] teruggevorderde bedrag van € 2.920,34 maar een bedrag van € 1,460,17 in twaalf maandelijkse termijnen hoeft te worden terugbetaald. [gedaagde] heeft niet ingestemd met deze betalingsregeling.
2.10.
Op 30 september 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om binnen 14 dagen na ontvangst van de betreffende brief een bedrag van
€ 2.920,34 te betalen aan [eiser]. [gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.11.
Bij e-mail van 11 november 2022 heeft B. Gallee, HR Manager bij Servauto, het volgende bericht aan [betrokkene 4]:
“Hierbij verklaart Servauto het volgende inzake dossier [gedaagde]:
  • Dat Servauto Nederland B.V. en de firma [eiser] de afspraak hebben gemaakt om ieder hun eigen deel van de te veel betaalde uitkeringen van de heer [gedaagde] terug te vorderen;
  • Servauto zal het deel dat de firma [eiser] aan de heer [gedaagde] heeft uitbetaald dan ook niet terugvorderen van de heer [gedaagde];
  • Het is Servauto bekend dat de heer [gedaagde], naast de uitkering van de verzekeraar, óók van het UWV een uitkering heeft ontvangen met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vorderen (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 3.437,59 plus wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] leggen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde], doordat hij met ingang van 23 december 2021 met terugwerkende kracht volledig arbeidsongeschikt is verklaard per 29 mei 2020 over de periode van 29 mei 2020 tot en met december 2020 ten onrechte een uitkering voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft ontvangen vanuit [eiser]. [eiser] heeft het bedrag onverschuldigd aan [gedaagde] uitbetaald, dan wel is hij door de ontvangst ervan ongerechtvaardigd verrijkt. [gedaagde] weigert ten onrechte te voldoen aan de sommatie(s) van [eiser] om het bedrag aan hen terug te betalen en verkeert in verzuim met de op hem rustende terugbetalingsverplichting.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering en voert, samengevat, het volgende aan. [gedaagde] heeft uit hoofde van de door hem ontvangen uitkering van NV schade al een bedrag van
€ 4.000,00 terugbetaald aan Servauto. Servauto sprak bij de onderhandelingen over de totstandkoming van de beëindigingsovereenkomst in dit verband tegenover [gedaagde] over een vordering van ‘ruim € 10.000,00’, terwijl de vordering van NV op Servauto ‘slechts’
€ 7.841,34 bedroeg. [gedaagde] verkeerde daardoor in de veronderstelling dat partijen een regeling hadden bereikt over de gehele schuld. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [gedaagde] nog een bedrag moet terugbetalen aan [eiser]. Er is ook geen sprake van onverschuldigde betaling, noch van ongerechtvaardigde verrijking. Als [gedaagde] het door [eiser] gevorderde bedrag moet terugbetalen, zou hij meer moeten terugbetalen dan hij heeft ontvangen. [gedaagde] kán het bedrag ook niet terugbetalen omdat hij in een penibele financiële situatie verkeert.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat er in de relatie [eiser] en Servauto sprake is (geweest) van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW en volgende.
4.2.
Artikel 7:663 BW bepaalt dat door de overgang van onderneming de rechten en plichten die op dat tijdstip voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger, met dien verstande dat de werkgever nog gedurende een jaar na de overgang naast de verkrijger hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst die zijn ontstaan vóór dat tijdstip.
4.3.
[eiser] stellen dat de (terug)vordering uit hoofde van de schadeverzekering nog niet bestond op het moment van overname en daarom, voor het gedeelte van het bedrag dat door [eiser] aan [gedaagde] is uitbetaald, ‘in handen van’ [eiser] is gebleven. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hiermee een onjuiste interpretatie geven aan voornoemd artikel. De rechten en verplichtingen die op het moment van de overgang van onderneming voortvloeiden uit de destijds bestaande arbeidsovereenkomst met [gedaagde] zijn op grond van artikel 7:663 BW van rechtswege overgegaan op Servauto. Gelet op de ruime uitleg die aan artikel 7:663 BW dient te worden gegeven uit hoofde van het werknemersbeschermende karakter ervan, viel hier naar het oordeel van de kantonrechter ook onder de uitkering van NV Schade die [gedaagde] destijds als aanvulling op zijn loon ontving; het was immers een recht dat [gedaagde] toekwam uit hoofde van zijn arbeidsrelatie met zowel [eiser] als Servauto. Met de overgang van onderneming is tevens de verplichting tot (terug)betaling van vóór de overgang van onderneming door [eiser] aan [gedaagde] betaalde verzekeringsgelden op Servauto komen te rusten. [1] Dat de specifieke terugbetalingsvordering op het moment van overgang van onderneming nog niet bestond, doet aan die verplichting niet af. Het risico van (het ontstaan van) een dergelijke vordering is met de overgang van onderneming namelijk overgegaan op Servauto.
4.4.
Gelet op het voorgaande hebben [eiser] geen vordering jegens [gedaagde] en ligt het in deze procedure gevorderde dus voor afwijzing gereed. De kantonrechter overweegt ten overvloede bovendien dat [gedaagde] er naar haar mening gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de vordering van [eiser] was meegenomen in de onderhandelingen die hij met Servauto voerde over de uiteindelijk gesloten beëindigingsovereenkomst (2.8), nu [eiser] de stelling van [gedaagde] dat Servauto bij de onderhandelingen sprak over een bedrag van ruim € 10.000,00, welk bedrag de totale vordering van Servauto ver oversteeg waardoor hij ervan uitging dat de vordering van [eiser] daarin inbegrepen was, niet hebben betwist. [eiser] hadden ook onbetwist wetenschap van de onderhandelingen tussen [gedaagde] en Servauto, waardoor het op de weg van [eiser] had gelegen om op dat moment expliciet kenbaar te maken dat ‘hun’ vordering op [gedaagde] niet in de onderhandelingen over de beëindigingsovereenkomst mocht worden betrokken. Voor het overige is het een geschil tussen [eiser] en Servauto.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat zij in het ongelijk worden gesteld.

5.De beslissing

de kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 464,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.

Voetnoten