ECLI:NL:RBNHO:2023:5866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
23/813
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot sluiting van restaurant wegens drugsvondst

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer is opgekomen. De burgemeester had op 3 februari 2023 besloten om het restaurant van verzoeker gedurende één maand te sluiten, naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage van de politie waarin werd gerapporteerd over drugsvondsten in het restaurant. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K. van der Hoeven, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting.

De voorzieningenrechter heeft op 23 februari 2023 de zaak behandeld. Tijdens de zitting heeft verzoeker betoogd dat de sluiting niet noodzakelijk is, omdat er slechts een geringe hoeveelheid drugs is aangetroffen en er geen bewijs is van drugshandel. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Hoogewerf, heeft het besluit verdedigd door te stellen dat het restaurant een rol speelt in het drugscircuit, gezien het gebruik van het toilet door jongeren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan de noodzaak van de sluiting en heeft het verzoek om schorsing toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester het besluit tot sluiting moet schorsen tot na de bekendmaking van het besluit op bezwaar. Tevens is bepaald dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/813

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [bedrijf 1] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K. van der Hoeven),
en

de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer

(gemachtigde: mr. M. Hoogewerf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 3 februari 2023 waarmee verzoeker is gelast zijn restaurant ‘ [bedrijf 1] ’ aan het [adres] gedurende één maand gesloten te houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het besluit van de burgemeester bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De burgemeester heeft ingestemd om met de uitvoering van het besluit te wachten tot 1 week na onderhavige uitspraak.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2.1
De burgemeester heeft op 18 november 2022 een bestuurlijke rapportage ontvangen van de politie met een proces-verbaal van bevindingen. In de rapportage staat dat toezichthouders van de gemeente Haarlemmermeer, opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Noord-Holland, de Belastingdienst, de arbeidsinspectie en Liander op 4 november 2022 een integrale controle hebben uitgevoerd in het restaurant van verzoeker. Het viel de politie en toezichthouders op dat veel mensen, met name jonge mannen, het restaurant van verzoeker bezoeken om gebruik te maken van het toilet. In het restaurant is onder meer gecontroleerd op naleving van de Alcoholwet. Er is ook gecontroleerd in het toilet. De prullenbak in het toilet rook volgens de controleurs naar wiet en daarin lag een plastic zakje met restanten wiet. Onder de wasbak zijn meerdere losse laden aangetroffen. Achter die laden stond een houten plank. Onder die plank is een plastic zakje met wit poeder aangetroffen. Uit de aanvullende rapportage van 3 januari 2023 blijkt dat een uitgevoerde drugsanalyse heeft uitgewezen dat het zakje 0,89 (netto)gram cocaïne betrof.
2.2
De burgemeester heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage aanvankelijk in overeenstemming met het Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019 bepaald dat het restaurant van verzoeker voor de duur van 3 maanden wordt gesloten. Omdat een handelshoeveelheid harddrugs, namelijk meer dan 0,5 gram, is aangetroffen in een voor het publiek toegankelijk lokaal is sprake van een ernstig geval. Naar aanleiding van de door verzoeker ingediende zienswijze heeft de burgemeester een sluitingsduur bepaald voor de duur van 1 maand.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1
Verzoeker verzoekt schorsing van het besluit. Verzoeker voert aan dat sluiting van het restaurant niet noodzakelijk is omdat slechts een zeer geringe overschrijding van de gebruikershoeveelheid is aangetroffen. Er zijn geen attributen aangetroffen die wijzen op drugshandel. Er is evenmin sprake van ‘loop’ naar het restaurant. Het toilet wordt gebruikt door passerend winkelend publiek. Het restaurant is immers gelegen naast een parkeergarage en in het winkelgebied waar nauwelijks (openbare) toiletten aanwezig zijn. Voor het restaurant is een plantsoen gelegen waar jongeren, veelal medewerkers van de naastgelegen horeca [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , rondhangen. Verzoeker onderhoudt contact met hen en staat toe dat zij gebruik maken van het toilet. Verzoeker probeert het toiletgebruik zo goed mogelijk te reguleren en controleert het toilet ook regelmatig. Dat iemand daar drugs achterlaat kan hem niet worden verweten. Gelet op deze omstandigheden had de burgemeester moeten afwegen of met een minder verstrekkende maatregel zoals een waarschuwing kan worden volstaan. De belangen van verzoeker wegen immers zwaar omdat hij financiële en contractuele plichten heeft en vreest voor reputatieschade. Verder voert verzoeker aan dat sprake is van willekeur en dat aan de sluiting oneigenlijke redenen ten grondslag liggen.
4.2
De burgemeester betwist dat sprake zou zijn van willekeur. Het bestreden besluit is opgelegd om de bekendheid van het lokaal als drugspand in het circuit te doorbreken. In beginsel wordt aangenomen dat een lokaal een rol vervult binnen de keten van drugshandel als een handelshoeveelheid wordt aangetroffen. Dat het lokaal bekend is als drugspand blijkt volgens de burgemeester uit de omstandigheid dat het restaurant regelmatig bezocht wordt door met name jongere mannen om van het toilet gebruik te maken. Het is ongebruikelijk dat iemand een afhaal- en bezorgrestaurant, waar geen dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse worden verstrekt, (alleen) bezoekt om gebruik te maken van het toilet en dat een ondernemer die geen openbare toiletvoorziening exploiteert dat kennelijk normaal vindt en toelaat, aldus de burgemeester. Van verzoeker mag verwacht worden dat hij toezicht houdt op het gebruik van zijn pand. Met een sluiting wordt een zichtbaar signaal afgegeven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd. Door een tijdelijke sluiting wordt ook het woon- en leefklimaat beschermd en de openbare orde en veiligheid hersteld.
5.1
De voorzieningenrechter acht spoedeisend belang aanwezig. Als er geen voorziening wordt getroffen dan dient het restaurant van verzoeker één maand dicht te blijven met in ieder geval gevolgen voor de omzet.
5.2
De voorzieningenrechter overweegt dat volgens de burgemeester sprake is van een ernstig geval omdat een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen in een voor het publiek toegankelijk lokaal en aannemelijk is dat het restaurant een schakel is in het drugscircuit gelet op de ‘loop’. Die ‘loop’ naar het restaurant is geconstateerd tijdens de controle op 4 november 2022 en bestaat hier uit een ‘loop’ naar en het gebruik van het toilet door personen die mogelijk alleen om een drugsgerelateerde reden het toilet in het afhaalrestaurant bezoeken. Verder is niet gebleken van omstandigheden of meldingen die duiden op drugshandel. Evenmin is gebleken van een daadwerkelijke dreiging voor de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat die met een sluiting hersteld moet worden. De voorzieningenrechter sluit daarom niet uit dat het door verzoeker aangevoerde bezwaar dat sluiting niet noodzakelijk is kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter sluit voorts niet uit dat de burgemeester kan volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals bijvoorbeeld een sluiting die beperkt blijft tot het toilet. De door de burgemeester aanwezig bevonden ‘loop’ ziet immers uitsluitend op het gebruik van het toilet waarvan in beginsel het gebruik door klanten die het afhaalrestaurant bezoeken niet noodzakelijk is. Verzoeker heeft op de zitting verklaard het toilet nu te hebben afgesloten, waarmee de ‘loop’ al zou kunnen zijn doorbroken.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter zal het verzoek toewijzen en het besluit van 3 februari 2023 schorsen tot na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
7. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.