ECLI:NL:RBNHO:2023:5875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
23/3157
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. J.H.A.C. Everaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking APK-erkenning en wachttijd voor nieuwe aanvraag

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een V.O.F. uit Haarlem, tegen het besluit van verweerder, de directie van de RDW, om haar APK-erkenning voor voertuigen tot en met 3500 kg in te trekken. De intrekking houdt in dat verzoekster een nieuwe aanvraag niet eerder dan 12 maanden na de intrekking mag indienen. Verweerder heeft het primaire besluit op 11 januari 2023 genomen, waarna verzoekster bezwaar heeft gemaakt en de rechtbank heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 22 februari 2023, het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar. Echter, met het bestreden besluit van 18 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 31 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De aanleiding voor de intrekking van de APK-erkenning was een melding van agressie door de keurmeester tijdens een steekproef. Verweerder heeft de intrekking gerechtvaardigd op basis van de 'Toezichtbeleidsbrief Erkenningshouders RDW 2021', waarin verbale agressie en intimidatie als een ernstige overtreding worden aangemerkt. Verzoekster betwist echter dat er sprake was van agressief gedrag en heeft argumenten aangedragen om te twijfelen aan de verklaring van de steekproefcontroleur.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is om het verzoek toe te wijzen. Hij heeft geconcludeerd dat de intrekking van de APK-erkenning onevenredige gevolgen kan hebben voor verzoekster, die afhankelijk is van deze erkenning voor haar bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het bestreden besluit te schorsen en de intrekking van de APK-erkenning op te schorten tot de uitspraak in de bodemprocedure. Tevens heeft hij bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3157

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

V.O.F. [verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en

de directie van de RDW, het Hoofd Juridische en Bestuurlijke Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Thomas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van verweerder om haar APK-erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg in te trekken en te bepalen dat verzoekster een nieuwe aanvraag niet eerder dan 12 maanden na afloop van de huidige intrekking mag indienen (de wachttijd).
1.1.
Verweerder heeft het primaire besluit genomen op 11 januari 2023. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 22 februari 2023 [1] , het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar.
1.3.
Met het bestreden besluit van 18 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: vennoten [naam 1] en [naam 2] namens verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Op 4 januari 2023 heeft de steekproefcontroleur een melding gemaakt van agressie door de keurmeester tijdens de steekproef die hij bij verzoekster uitvoerde. De aanleiding voor de steekproef was de keuring met een deeltjesmeter. Sinds 1 januari 2023 dient dat apparaat gebruikt te worden bij de keuring van een auto met verplicht roetfilter. De keurmeester wist niet (direct) hoe de deeltjesmeter werkte en blijkens het verslag van de steekproefcontroleur heeft dit geleid tot een discussie die dusdanig ontspoorde dat de controleur zich geïntimideerd voelde door de keurmeester.
2.2
Verweerder heeft verzoekster in het kader van de bezwaarfase telefonisch gehoord op 17 februari 2023. De bezwaren van verzoeker hebben niet tot een ander besluit geleid zodat verweerder de intrekking van de Apk-erkenning [2] met het bestreden besluit van 18 april 2023 in stand heeft gelaten. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 februari 2023 heeft verweerder nadere verklaringen opgevraagd bij de steekproefcontroleur en diens leidinggevende. Er bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de controleur. Verzoekster heeft in bezwaar geen bewijsstukken overgelegd waaruit het tegendeel zou moeten blijken.
Bij de te bepalen sanctie heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. Ingevolge de ‘Toezichtbeleidsbrief Erkenningshouders RDW 2021’ (hierna ook: het beleid) wordt verbale agressie en intimidatie jegens de controleur aangemerkt als een categorie 4-overtreding. Volgens verweerder staat een wachttijd van 12 maanden in verhouding met het incident en de tot het beleid te dienen doelen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht aanleiding geven om de sanctie in afwijking van het beleid te matigen. Daartoe overweegt verweerder dat in het beleid al rekening is gehouden met de financiële schade die mogelijk het gevolg is van de sanctie. Voor verzoekster geldt dat zij Apk-keuringen kan uitbesteden en dat dit extra kosten met zich mee zal brengen, maar de bedrijfsvoering komt niet (geheel) stil te liggen. Dat verzoekster mogelijk failliet zal gaan als gevolg van de sanctie heeft zij onvoldoende onderbouwd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er sprake van spoedeisend belang?
4. De getroffen voorziening liep af op 30 mei 2023. Dat betekent dat de Apk-erkenning vanaf die datum (weer) is ingetrokken. Om die reden acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.
Was verweerder bevoegd om een sanctie op te leggen?
5. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 22 februari 2023 verwezen naar vaste jurisprudentie [3] waaruit volgt dat in beginsel van de juistheid van een verklaring van een steekproefcontroleur mag worden uitgegaan en aan de inhoud van een verklaring een sterke bewijskracht toekomt. Een steekproefcontroleur heeft immers geen enkel belang bij een valse verklaring.
5.1
Verzoekster betwist dat het gedrag van de keurmeester tijdens de steekproef verbaal agressief of intimiderend was. Er ontstond weliswaar een discussie met betrekking tot de deeltjesmeter maar daarbij is de steekproefcontroleur niet gehinderd in zijn werkzaamheden. De keurmeester wilde de leverancier bellen om te vragen hoe de deeltjesmeter werkt maar kreeg daar de kans niet voor. Uit een e-mail van de leverancier blijkt dat hij (ook) van anderen veel vragen heeft gehad over de werking van het apparaat. Verder heeft verzoekster een verklaring overgelegd van vennoot [naam 2] waarin de weergave van het incident zoals geschetst door de keurmeester wordt ondersteund. Ook wordt daarin verklaard dat de steekproefcontroleur eerder een steekproef heeft uitgevoerd bij verzoekster en dat toen een herkeuring is aangevraagd, waarna het voertuig (toch) is goedgekeurd. Volgens verzoekster heeft zij met het voorgaande voldoende naar voren gebracht om te twijfelen aan de verklaring en kundigheid van de steekproefcontroleur.
5.2
De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar standpunt. In de uitspraak van 22 februari 2023 staat dat verzoekster een andere beleving heeft van het tijdsverloop tijdens de controle en van het al dan niet bieden van voldoende gelegenheid om uit te zoeken hoe de deeltjesmeter werkte. Die beleving wordt ondersteund door de verklaring van de vennoot. Dat doet echter niet af aan de verklaring van de steekproefcontroleur, gelet op het zware gewicht dat daaraan wordt toegekend. De omstandigheid dat de keurmeester, evenals kennelijk veel anderen, vragen had over de deeltjesteller acht de voorzieningenrechter in dit kader niet van belang. Immers wordt in de verklaring van de steekproefcontroleur niet betwist dat de keurmeester contact wilde en heeft opgenomen met de leverancier. Ten slotte ziet de voorzieningenrechter in het handelen van de steekproefcontroleur tijdens de eerdere keuring onvoldoende aanleiding om conclusies te verbinden aan zijn deskundigheid ten aanzien van de onderhavige steekproef. Dat maakt evenmin dat aan zijn verklaring getwijfeld moet worden.
Omdat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de steekproefcontroleur was verweerder bevoegd om een sanctie op te leggen.
Is de opgelegde sanctie onevenredig?
6. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 22 februari 2023 overwogen dat verweerder zich in het primaire besluit onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de door verzoekster aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Verweerder dient blijkens het beleid alle in een zienswijze bijzondere feiten en omstandigheden bij de zwaarte van de sanctie te betrekken en ook te onderzoeken of de door hem voorgestelde alternatieven, zoals het uitbesteden van de Apk-keuringen aan collega-garagehouders en het genereren van andere inkomsten door uitbreiding van reparatie- en onderhoudswerk, realistisch is.
6.1
Verzoekster heeft financiële stukken overgelegd en aangevoerd dat zij als gevolg van de intrekking direct verlies lijdt, hetgeen op den duur zal resulteren in een faillissement. Verzoekster voert hoofdzakelijk Apk-keuringen uit en staat daarom bekend. Het uitsluitend uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden is niet rendabel omdat klanten in beginsel naar verzoekster komen voor Apk-keuringen en dan daaruit reparatie of onderhoudsklussen voortvloeien. Wat betreft het uitbesteden van Apk-keuringen is dit geen reëel alternatief. Andere bedrijven zitten daar niet op te wachten omdat alleen een keuring weinig geld oplevert. Daarnaast krijgen klanten een bewijs van de keuring waarop het bedrijf staat waaraan de keuring is uitbesteed. Het zal klanten daarom niet ontgaan dat verzoekster de keuring niet zelf heeft uitgevoerd. Verzoekster vreest dat die klanten niet weer terug zullen komen.
6.2
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op de toelichting namens verzoekster over haar werkzaamheden ter zitting, niet uitgesloten dat de financiële schade voor het bedrijf over de volle intrekkingsperiode van 12 maanden zodanig groot zal zijn dat dit zou kunnen leiden tot een faillissement. De door verweerder genoemde alternatieven lijken de voorzieningenrechter vooralsnog zonder concrete onderbouwing weinig realistisch. De vraag of een mogelijk faillissement als gevolg van de sanctie onder de hiervoor geschetste omstandigheden (intimidatie) al dan niet onevenredig is, is principieel van aard en zal dan ook primair moeten worden beantwoord in de bodemzaak. Daarbij kunnen de hiervoor genoemde aspecten (zoals de financiële situatie van betrokkenen, het al dan niet bestaan van een financiële buffer en alternatieve mogelijkheden om inzet te genereren) nog verder worden onderzocht. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de uitspraak in de bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Het belang van verzoekster om vooralsnog door te kunnen gaan met haar APK-keuringen weegt om die reden op dit moment zwaarder dan het belang van verweerder bij de onderhavige intrekking van de APK-erkenning. De voorzieningenrechter zal daarom de eerder uitgesproken schorsing in het kader van de bezwaarschriftenprocedure hangende de beroepsprocedure verlengen tot de uitspraak in het bodemgeschil.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit en het primaire besluit tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Ingevolge artikel 31, vijfde lid en artikel 36 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK en artikel 87, tweede lid en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3102.