ECLI:NL:RBNHO:2023:588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/15/331064 / HA ZA 22-509
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een nalatenschap tussen zussen met betrekking tot onverdeeldheid en kostenverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van twee zussen, [geopposeerde] en [opposant]. De moeder van de zussen overleed op 6 januari 2020 en de vader op 14 april 2021, zonder testament. De zussen hebben de nalatenschappen beneficiair aanvaard en zijn in geschil geraakt over de verdeling van de nalatenschap, met name over de kosten die zijn gemaakt in verband met de woning van de vader. De rechtbank heeft eerder een verstekvonnis gewezen, maar [opposant] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van [geopposeerde], omdat de erflater op het moment van overlijden zijn gewone verblijfplaats in Nederland had.

De rechtbank heeft de vorderingen van [geopposeerde] in het verstekvonnis toegewezen, met uitzondering van de gevorderde benoeming van een onzijdig persoon en de gevorderde proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten die zijn gemaakt voor de woning, zoals hypotheeklasten en gemeentelijke belastingen, ten laste van de nalatenschap komen en dat de zussen ieder voor de helft gerechtigd zijn in de nalatenschap. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat bepaalde kosten, zoals advocaat- en notariskosten, niet voor rekening van [opposant] komen, omdat deze kosten zijn gemaakt in het kader van het geschil tussen de zussen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de zussen binnen twee weken na het vonnis moeten overgaan tot de verdeling van de onder de notaris berustende gelden en bank- en beleggingstegoeden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/331064 / HA ZA 22-509
Vonnis in verzet van 25 januari 2023
in de zaak van
[opposant] ,
die woont in [woonplaats 1] (Frankrijk),
de oorspronkelijke gedaagde partij,
hierna te noemen: [opposant] ,
advocaat: mr. W.J.G. Schröder kantoorhoudende te Rotterdam.
tegen
[geopposeerde],
die woont in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
de oorspronkelijke eisende partij,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
advocaat: mr. R-J.H. Kijne kantoorhoudende te Vlaardingen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van [geopposeerde] van 3 maart 2022 met bijlagen 1 tot en met 16,
- het verstekvonnis van 15 juni 2022 dat deze rechtbank tussen partijen heeft gewezen onder zaak- en rolnummer C/15/326662 HA ZA 22-215 (hierna: het verstekvonnis),
- de verzetdagvaarding van [opposant] van 9 augustus 2022 met bijlagen 1 tot en met 11,
- het tussenvonnis van 31 augustus 2022 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen. Deze zitting heeft op 14 december 2022 plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaat van [geopposeerde] heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij heeft overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat van [geopposeerde] bij
e-mail van 2 en 9 december 2022 de bijlagen 17 tot en met 32 toegezonden. Deze zijn ter zitting aan het procesdossier toegevoegd. Aan het eind van de zitting heeft de rechter meegedeeld dat in deze zaak op 25 januari 2023 een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[geopposeerde] en [opposant] zijn zussen van elkaar. Zij zijn de enige kinderen van hun ouders.
2.2.
De moeder van [geopposeerde] en [opposant] , [moeder] (hierna te noemen: moeder), is op 6 januari 2020 overleden. Ten tijde van haar overlijden was zij in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met de vader van [geopposeerde] en [opposant] . Zij heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt, zodat [geopposeerde] , [opposant] en de vader van [geopposeerde] haar erfgenamen zijn.
2.3.
Op 14 april 2021 is de vader van [geopposeerde] en [opposant] , [vader/erflater] (hierna te noemen: vader of erflater), overleden. Ook erflater had geen testament. [geopposeerde] en [opposant] zijn daarom zijn erfgenamen. In de nalatenschap van hun vader zijn [geopposeerde] en [opposant] ieder voor een gelijk deel gerechtigd (ieder voor de helft).
2.4.
[geopposeerde] en [opposant] hebben de nalatenschappen van hun ouders beneficiair aanvaard.
2.5.
Op 21 april 2021 hebben [geopposeerde] en [opposant] afspraken gemaakt over onder andere de woning van erflater in [plaats 1] (hierna: de woning) en deze als volgt op papier gezet:
“Wij, [geopposeerde] (…) en [opposant] (…), erfgenamen van wijlen [vader/erflater] (…)
zijn overeengekomen:
- de auto van vader is overgeschreven op naam van [geopposeerde] , met de onderling overeengekomen waarde van 9550,- euro De helft van dit bedrag is uit privémiddelen van [geopposeerde] overgeschreven naar [opposant] te weten, 4775 euro.
- het huis van [vader/erflater] ( [naam 1] ) wordt gekocht door [geopposeerde] , met als doelstelling hier te komen wonen. Er is geen taxatie rapport opgemaakt voor de verkoopprijs, maar zijn de prijs van 250.000 euro k.k. overeengekomen. Dit naar tevredenheid van beide.
- de inboedel wordt onderling geregeld en [opposant] neemt goederen in beheer naar Frankrijk, haar woonadres.”
2.6.
[geopposeerde] heeft zich vervolgens tot notariskantoor [notariskantoor] gewend. Dit kantoor heeft een ontwerpakte opgesteld voor de levering van de woning aan [geopposeerde] . In artikel 4.2 van de ontwerpakte is het volgende opgenomen:

4.2. Aflevering
De feitelijke levering (aflevering) van het registergoed en hypotheek heeft plaatsgevonden. De baten komen vanaf het overlijden van erflater ten goede aan verkrijger en sindsdien zijn de lasten voor haar rekening en draagt zij het risico van het registergoed.”
2.7.
De levering van de woning, die voor 8 september 2021 was gepland, is niet doorgegaan. De volmacht die [opposant] daartoe aan de notaris had afgegeven, heeft zij begin september 2021 ingetrokken.
2.8.
[geopposeerde] en [opposant] zijn het over de (algehele) afwikkeling van de nalatenschappen niet eens geworden.

3.De vorderingen

3.1.
[geopposeerde] heeft in de verstekprocedure gevorderd, samengevat, dat de rechtbank:
I. partijen beveelt om binnen twee weken na dit vonnis ten overstaan van notaris [notaris] , notaris te [plaats 2] , of diens plaatsvervanger verbonden aan het notariskantoor [notariskantoor] notarissen, over te gaan tot de verdeling van de onverdeeldheid c.q. de nalatenschappen van moeder en vader en daarbij de wijze van verdeling en toedeling in de volgende volgorde te bepalen:
a. de toedeling van de woning aan [geopposeerde] tegen inbreng van € 250.000,-,
b. de aflossing van de op de woning rustende hypothecaire geldlening,
c. de betaling van alle schulden van de nalatenschap, zoals hierna door [geopposeerde] wordt gevorderd,
d. de verdeling en toedeling van de bank- en beleggingstegoeden en van de overige eigendommen die behoren tot de nalatenschappen;
II. bepaalt dat de toedeling van de woning aan [geopposeerde] voor maximaal drie maanden wordt uitgesloten in verband met de door [geopposeerde] af te sluiten hypothecaire geldlening;
III. bepaalt dat alle aan de nalatenschappen verbonden kosten tot en met 8 september 2021 gelden als boedelkosten en voor rekening komen van de nalatenschap;
IV. bepaalt dat de hierna te noemen kosten,
(primair) voor rekening komen van [opposant] en door de notaris kunnen worden verrekend met dan wel worden betaald van het erfdeel van [opposant] ,
(subsidiair) als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen en door de notaris van de aanwezige banktegoeden en/of de eventuele opbrengsten van de toedeling van de woning worden betaald, en aan [geopposeerde] worden voldaan voor zover [geopposeerde] deze kosten heeft voldaan:
a. alle door [geopposeerde] voorgeschoten kosten, waaronder de (afval)containerkosten, KPN, Vattenfall, PWN, premie woonverzekering etc., en de nog door [geopposeerde] voor te schieten kosten;
b. alle overige aan de woning en de nalatenschappen verbonden kosten na 8 september 2021, waaronder de hypotheekrentelasten van € 465,64 per maand, de onroerendezaakbelasting 2022 en andere (gemeentelijke, waterschaps- en overige) lasten en kosten;
c. de door [geopposeerde] gemaakte beheers- c.q. reiskosten van € 1.449,- en nog te maken beheers- c.q. reiskosten;
d. de door [geopposeerde] gemaakte taxatiekosten van € 500,-;
e. de door [geopposeerde] te betalen hogere hypotheekrente (het meerdere boven 1,19%);
f. alle door [geopposeerde] gemaakte en nog te maken notaris- en advocaatkosten;
V. bepaalt dat het restant van de opbrengst tussen partijen wordt verdeeld, ieder voor 1/2e deel, dan wel dat ieder van partijen bijdraagt in de restschuld;
VI. beveelt de wijze van verdeling vast te stellen en [opposant] veroordeelt om te gehengen en te gedogen dat de nalatenschap op deze wijze wordt verdeeld;
VII. bepaalt dat [opposant] haar aandeel in alle door haar tot de gemeenschap behorende verzwegen, zoekgemaakte of verborgen goederen heeft verbeurd (ex artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en dat dit in ieder geval geldt voor de door [opposant] van de bankrekening van erflater opgenomen dan wel aan haarzelf overgemaakte geldbedragen die [opposant] niet uiterlijk per sterfdatum 14 april 2021 van erflater op de bankrekening van erflater heeft teruggestort of overgemaakt, een en ander - voor zover hierover tussen partijen discussie ontstaat - bindend door de te benoemen notaris nader vast te stellen;
VIII. [opposant] veroordeelt om aan deze verdeling mee te werken en [opposant] beveelt om binnen twee weken na dit vonnis met [geopposeerde] over te gaan tot de verdeling van de nalatenschap van erflaatster respectievelijk erflater, en mee te werken aan het passeren van notariële akten van verdeling en levering c.q. toedeling, op straffe van een dwangsom;
IX. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor toedeling c.q. levering noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [opposant] op de notariële akten als [opposant] weigert aan deze boedelverdeling c.q. toedeling van de woning aan [geopposeerde] en andere vereffenings- en uitdelingshandelingen mee te werken;
X. een onzijdig persoon benoemt ex artikel 3:181 BW in samenhang met artikel 677 lid 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor het geval [opposant] niet meewerkt aan de (verdere) verdeling en toedeling van de nalatenschappen;
XI. bepaalt dat alle kosten van deze onzijdige persoon/dwangvertegenwoordiger uitsluitend voor rekening komen van [opposant] en dat deze kosten door de notaris kunnen worden verrekend met c.q. kunnen worden uitbetaald van het erfdeel van [opposant] ;
XII. bepaalt dat alle kosten van de door de rechtbank te benoemen notaris en van de advocaat van [geopposeerde] die verbandhouden met werkzaamheden die na dit vonnis worden verricht, ten laste van de nalatenschap zullen komen;
XIII. bepaalt dat alle (al dan niet door [geopposeerde] voorgeschoten of nog voor te schieten) kosten van de afwikkeling van de onverdeeldheid, waaronder de notariskosten, de advocaat- en taxatiekosten van [geopposeerde] , hypotheekkosten en voorgeschoten kosten, door de notaris kunnen worden voldaan uit de aanwezige banktegoeden en/of de opbrengsten van de toedeling van de woning aan [geopposeerde] ;
XIV. [opposant] veroordeelt in de proceskosten en in de mede-voldoening van de kosten van de boedelverdeling.
3.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [geopposeerde] in het verstekvonnis toegewezen, met uitzondering van de gevorderde benoeming van een onzijdig persoon en de gevorderde proceskosten (de proceskosten zijn in het verstekvonnis gecompenseerd) en met maximering van de gevorderde dwangsom.
3.3.
[opposant] vordert in het verzet dat de rechtbank haar ontheft van de veroordelingen die in het verstekvonnis tegen haar zijn uitgesproken en dat [geopposeerde] in haar vorderingen (alsnog) niet-ontvankelijk wordt verklaard althans dat de vorderingen van [geopposeerde] worden afgewezen met compensatie van de proceskosten.

4.De beoordeling

Verzet tijdig ingesteld
4.1.
De rechtbank stelt vast dat [opposant] tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [geopposeerde] .
De bevoegdheid van de rechtbank en het toepasselijke recht
4.2.
Omdat [opposant] in Frankrijk woont, moet de rechtbank eerst nagaan of de Nederlandse rechter bevoegd is om over de vorderingen van [geopposeerde] te oordelen.
4.3.
Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om de afwikkeling van een nalatenschap. Voor de bevoegde rechter moet daarom worden gekeken naar de Erfrechtverordening [1] . Artikel 4 van de Erfrechtverordening wijst in dit geval de Nederlandse rechter aan als bevoegde rechter omdat erflater op het moment van overlijden zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Dat geldt ook voor moeder. De rechtbank is in deze zaak dus bevoegd.
4.4.
De vorderingen moeten op grond van artikel 21 lid 1 van de Erfrechtverordening worden beoordeeld naar Nederlands recht. Dat in deze zaak Nederlands recht van toepassing is, is overigens niet in geschil.
De nalatenschap van moeder
4.5.
De vorderingen van [geopposeerde] zien niet alleen op de (wijze van verdeling van de) nalatenschap van erflater maar ook op die van de vooroverleden moeder van [geopposeerde] en [opposant] . [geopposeerde] heeft voor beide nalatenschappen dezelfde (gelijkluidende) vorderingen ingesteld. [geopposeerde] had in haar vorderingen echter onderscheid moeten maken tussen de nalatenschappen. Dit geldt vooral omdat ervan uit moet worden gegaan dat, zoals [opposant] onweersproken heeft gesteld, de nalatenschap van moeder al volgens de wettelijke verdeling [2] is verdeeld. De wettelijke verdeling betekent dat de goederen van moeder bij haar overlijden automatisch en rechtstreeks door vader zijn verkregen en dat [geopposeerde] en [opposant] als erfgenamen van moeder een (in de regel niet opeisbare) geldvordering op vader hebben verkregen. Over deze geldvordering hebben partijen zich niet uitgelaten.
4.6.
Omdat dus alle goederen van moeder bij haar overlijden door vader zijn verkregen, ziet de rechtbank niet (althans niet zonder nadere toelichting van [geopposeerde] ) hoe de vorderingen van [geopposeerde] die gaan over de nalatenschap van moeder kunnen worden toegewezen. De rechtbank heeft sowieso onvoldoende handvatten om deze vorderingen te kunnen beoordelen omdat [geopposeerde] slechts ten aanzien van de nalatenschap van erflater concrete stellingen heeft ingenomen.
De nalatenschap van vader
4.7.
Het is de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader waarover partijen het volgens hun eigen stellingen niet eens zijn. Daarbij gaat het vooral om de vraag of bepaalde kosten, die [geopposeerde] al dan niet uit haar privémiddelen heeft voldaan, voor rekening dienen te komen van één van partijen of ten laste van de nalatenschap van erflater moeten of kunnen worden gebracht.
De kosten van de woning
4.8.
De kosten die [geopposeerde] concreet in haar vorderingen noemt, hebben grotendeels met de woning te maken. Tussen [geopposeerde] en [opposant] is niet in geschil dat de woning onderdeel was van de nalatenschap van hun vader en dat zij in die nalatenschap ieder voor een gelijk deel (ieder voor de helft) gerechtigd zijn. Op 21 april 2021 hebben [geopposeerde] en [opposant] afgesproken dat de woning door [geopposeerde] voor € 250.000,- zou worden “gekocht”. Vaststaat dat de woning inmiddels aan [geopposeerde] is geleverd (op 16 september 2022) en dat met het door [geopposeerde] ingebrachte bedrag van € 250.000,- de op de woning rustende hypotheek van
€ 244.000,- is afgelost. Het resterende bedrag van € 6.000,- bevindt zich onder de notaris.
4.9.
De discussie tussen partijen spitst zich met name toe op de vraag wie de vanaf
8 september 2021 tot 16 september 2022 aan de woning verbonden kosten moet betalen. [geopposeerde] vindt dat deze kosten ten laste van [opposant] moeten komen omdat [opposant] zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat de woning per 8 september 2021 aan [geopposeerde] zou worden geleverd. Daardoor liepen de aan de woning verbonden kosten volgens [geopposeerde] onnodig door. Volgens [opposant] stond het haar echter vrij om aan de overdracht niet mee te werken omdat zij eind augustus 2021 van de notaris te horen kreeg dat [geopposeerde] het niet eens was met artikel 4.2 van de ontwerpakte en dat dit artikel niet in de definitieve akte zou worden opgenomen. Dit terwijl de notaris [opposant] eerder (op 17 juni 2021) had laten weten dat beide partijen met de ontwerpakte akkoord waren. Volgens [opposant] had [geopposeerde] zich de woning bovendien feitelijk al toegeëigend, zodat de aan de woning verbonden kosten in redelijkheid ten laste van [geopposeerde] dienen te komen.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de lasten die vanaf 14 april 2021 tot 16 september 2022 aan de woning zijn verbonden ten laste van de nalatenschap van erflater komen en dus door [geopposeerde] en [opposant] als erfgenamen in gelijke mate moeten worden gedragen (ieder voor de helft). Dat partijen een andere verdeling van de lasten hebben afgesproken, is niet gebleken. In artikel 4.2 van de ontwerpakte staat weliswaar (kort gezegd) dat de lasten van de woning vanaf 14 april 2021 door [geopposeerde] moeten worden betaald, maar dat wil niet zeggen dat [geopposeerde] en [opposant] dit ook met elkaar hebben willen afspreken. Op de zitting is namelijk duidelijk geworden dat artikel 4.2 niet op verzoek van partijen in de ontwerpakte is opgenomen. Volgens hun verklaringen weten partijen niet hoe artikel 4.2 in de ontwerpakte terecht is gekomen en hadden zij niet eerder met elkaar over de inhoud daarvan gesproken. [opposant] was het echter wel met artikel 4.2 eens en wilde dit artikel in de definitieve akte opgenomen hebben. [geopposeerde] stemde echter niet met artikel 4.2 in, wat zij [opposant] via de notaris heeft laten weten. Dat de notaris [opposant] eerder in zijn algemeenheid zou hebben bericht dat partijen akkoord waren met de ontwerpakte betekent, gelet op deze gang van zaken, dan ook niet dat partijen het ook over de inhoud van 4.2 van de ontwerpakte eens waren. Voor zover [opposant] zich op het standpunt heeft willen stellen dat daarover wel overeenstemming bestond, gaat de rechtbank daar dus niet in mee.
4.11.
Een andere reden om (bepaalde) lasten van de woning geheel of voor een groter deel ten laste van [geopposeerde] te laten komen, zou kunnen zijn dat [geopposeerde] zich de woning al vóór
16 september 2022 feitelijk had toegeëigend. [opposant] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat dit gebeurd is. Dat [geopposeerde] zich de woning al had toegeëigend volgt in ieder geval niet uit de door [opposant] aangevoerde omstandigheden dat [geopposeerde] de sloten van de woning kort na het overlijden van erflater heeft laten vervangen en dat zij een container voor sloop- en bouwafval heeft gehuurd.
4.12.
Wat de sloten betreft heeft [geopposeerde] namelijk aangegeven, en [opposant] heeft dit niet ontkend, dat zij deze in overleg met [opposant] om veiligheidsredenen heeft laten vervangen en dat [opposant] desgewenst de nieuwe sleutel bij de buren van erflater kon ophalen. [geopposeerde] heeft [opposant] de toegang tot de woning dus niet ontzegd.
4.13.
Waar het gaat om de container, staat vast dat partijen na het overlijden van erflater hebben afgesproken dat [geopposeerde] de woning zou leegruimen en dat zij daartoe een (afval)container zou huren op kosten van de nalatenschap. De container die [geopposeerde] vervolgens heeft gehuurd was een container voor sloop- en bouwafval, waaruit [opposant] heeft afgeleid dat [geopposeerde] was begonnen met het verbouwen van de woning. De rechtbank is het met [geopposeerde] eens dat het enkele feit dat zij dit type container heeft gehuurd nog niet wil zeggen dat zij aan het verbouwen was. Dat in de container daadwerkelijk sloop- en bouwafval is afgevoerd, blijkt bovendien nergens uit en wordt door [opposant] overigens niet eens gesteld. Daar komt bij dat [geopposeerde] op de zitting een plausibele verklaring heeft gegeven voor het huren van dit type container. Deze container vond zij namelijk makkelijk omdat daar qua afval alles in kon.
4.14.
Dat [opposant] niet heeft meegewerkt aan de toedeling en levering van de woning per
8 september 2021 vindt de rechtbank geen reden om de lasten van de woning geheel of grotendeels voor haar rekening te laten komen. [opposant] wilde op dat moment niet aan de overdracht meewerken omdat artikel 4.2 van de ontwerpakte op verzoek van [geopposeerde] zou worden geschrapt. Dat [opposant] haar medewerking toen heeft geweigerd kan haar, gelet op de in 4.9 en 4.10 van dit vonnis geschetste onduidelijkheid over artikel 4.2, dan ook niet worden tegengeworpen. Daaruit volgt dat ook de opnieuw te maken taxatiekosten van € 500,- en de hogere hypotheekrente (het meerdere boven 1,19%) waarmee [geopposeerde] stelt te zijn geconfronteerd omdat zij op 8 september 2021 geen hypotheek op de woning kon vestigen, niet voor rekening van [opposant] komen. Waarom deze kosten ten laste van de nalatenschap zouden kunnen worden gebracht, ziet de rechtbank niet en wordt door [geopposeerde] niet toegelicht.
4.15.
Dit betekent dat voor de lasten die tot 16 september 2022 aan de woning zijn verbonden geldt dat deze ten laste van de nalatenschap van erflater komen. Het gaat dan om de volgende concreet door [geopposeerde] genoemde lasten:
- de hypotheeklasten;
- de gemeentelijke belastingen (zoals onroerendezaakbelasting en de riool- en afvalstoffen-heffing);
- de waterschapsbelasting;
- de premie woonverzekering;
- PWN;
- Vattenfall (met inachtneming van wat daarover hierna in 4.17 van dit vonnis wordt overwogen).
Woonverzekering, Vattenfall en KPN
4.16.
Over de woonverzekering merkt de rechtbank ter verduidelijking nog op dat daaronder ook de premie voor de inboedelverzekering valt. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [opposant] dat de inboedelverzekering voor rekening van [geopposeerde] moet komen omdat [geopposeerde] als feitelijk bezitter van de achtergebleven inboedel is aan te merken. Daargelaten dat de rechtbank eerder in dit vonnis heeft geoordeeld dat [geopposeerde] zich de woning niet heeft toegeëigend en niets wordt gesteld over de dekking onder de inboedelverzekering (die op meer kan zien dan op meubels), heeft [opposant] dit standpunt niet nader onderbouwd.
4.17.
Vaststaat dat [opposant] het contract dat erflater had met Vattenfall op enig moment heeft gewijzigd (of het maandelijkse voorschotbedrag heeft aangepast) passend bij een situatie van niet-bewoning, op grond waarvan € 50,- per maand moest worden betaald. [geopposeerde] was het daar niet mee eens en heeft dit op enig moment weer veranderd in een contract of voorschot passend bij een woning in bewoonde staat. Waarom dit laatste nodig was, heeft [geopposeerde] niet duidelijk gemaakt en het lag ook volgens haar eigen stellingen bepaald niet in de rede omdat de woning volgens haar niet werd bewoond. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het in zoverre met [opposant] eens is dat de kosten voor zover die een bedrag van € 50,- per maand overstijgen ten laste van [geopposeerde] dienen te komen vanaf het moment dat het termijnbedrag op verzoek van [geopposeerde] (in opwaartse zin) werd gewijzigd. Dat [opposant] eerder het contract met Vattenfall had aangepast zonder met [geopposeerde] te overleggen strekte ertoe om onnodige kosten voor de nalatenschap te vermijden. Er is dus geen enkele grond om de Vattenfall-kosten (mede) voor rekening van [opposant] te laten komen.
4.18.
Datzelfde geldt voor de kosten van KPN. Het contract met KPN dat erflater voor de woning had afgesloten, heeft [opposant] zonder overleg opgezegd. Ook hier was [geopposeerde] het niet mee eens, omdat zij wilde kunnen internetten als zij in de woning was. Daarom heeft [geopposeerde] op enig moment een nieuw contract met KPN afgesloten. De rechtbank is met [opposant] van oordeel dat wat KPN op grond van dit nieuwe contract heeft gefactureerd voor rekening komt van [geopposeerde] . [geopposeerde] heeft het contract immers ten behoeve van zichzelf afgesloten en zij is degene die van de internetaansluiting gebruik maakt. De kosten die zien op de periode dat het door erflater afgesloten contract nog liep (het contract dat [opposant] heeft opgezegd) komen wel ten laste van de nalatenschap.
Kosten van de afvalcontainer
4.19.
Over de kosten van de afvalcontainer, die volgens de onweersproken stelling van [geopposeerde] € 390,- bedragen, kan de rechtbank kort zijn. Uit 4.13 van dit vonnis volgt dat deze ten laste van de nalatenschap komen. Vaststaat dat [geopposeerde] deze kosten uit haar privémiddelen heeft betaald, zodat [geopposeerde] een vordering heeft van € 390,- op de nalatenschap van erflater.
Beheer- en reiskosten
4.20.
[geopposeerde] stelt dat zij in verband met het beheer van de woning kosten heeft gemaakt van € 1.449,-. Volgens [geopposeerde] dienen deze kosten voor rekening van [opposant] te komen of anders ten laste van de nalatenschap worden gebracht. [opposant] heeft dit betwist.
4.21.
In de oorspronkelijke dagvaarding heeft [geopposeerde] gesteld dat het bedrag van
€ 1.449,- ziet op de door haar gemaakte onderhoudskosten aan de woning, wat zij verder niet heeft onderbouwd. Op de zitting heeft [geopposeerde] erkend dat dit bedrag uitsluitend te maken heeft met haar reiskosten in verband met het heen en weer rijden tussen haar woning in [woonplaats 2] en de woning van erflater.
4.22.
De rechtbank ziet geen grond om deze kosten voor rekening van [opposant] te laten komen. Evenmin kunnen deze kosten als schulden van de nalatenschap, meer specifiek als vereffeningskosten [3] , worden aangemerkt. Onder de vereffeningskosten vallen kosten in verband met handelingen die noodzakelijk zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap. Daarbij moet het uitgangspunt zijn dat de handelingen worden verricht ten behoeve van een algemeen belang (de afwikkeling van de nalatenschap) en niet ten behoeve van een individueel belang. [geopposeerde] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de opgevoerde reiskosten aan het hiervoor omschreven criterium voldoen.
Notaris- en advocaatkosten
4.23.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de notaris- en advocaatkosten.
4.24.
[geopposeerde] stelt zich op het standpunt dat alle door haar gemaakte en nog te maken notaris- en advocaatkosten voor rekening komen van [opposant] en anders ten laste van de nalatenschap moeten worden gebracht. Dit omdat [opposant] niet heeft meegewerkt aan de voor 8 september 2021 geplande toedeling en levering van de woning en [opposant] ook verder niet wilde meewerken aan de vereffening en verdeling van de nalatenschap. [geopposeerde] stelt dat zij zich daardoor met hoge advocaatkosten zag geconfronteerd. Haar advocaatkosten, die volgens [geopposeerde] (subsidiair) moeten worden aangemerkt als vereffeningskosten, bedroegen in de periode van september 2021 tot en met december 2021 € 12.102,13. De aan [geopposeerde] gefactureerde helft van de notariskosten bedraagt € 1.753,07, welke kosten volgens [geopposeerde] verband houden met de ontwerpakte en de volmacht.
4.25.
De rechtbank constateert, net als [opposant] , dat niet duidelijk is op basis van welke (juridische) grondslag de notariskosten van [opposant] worden gevorderd. Deze kunnen dan ook niet (mede) voor rekening van [opposant] komen. Datzelfde geldt voor de advocaatkosten. Voor zover [geopposeerde] met de door haar geschetste handelwijze van [opposant] heeft willen betogen dat [opposant] toerekenbaar tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld, volgt de rechtbank [geopposeerde] hierin niet. De rechtbank heeft eerder in dit vonnis immers geoordeeld dat [opposant] niet kan worden tegengeworpen dat zij niet heeft meegewerkt aan de toedeling en levering van de woning per 8 september 2021. Bovendien kan niet worden gezegd dat [opposant] heeft geweigerd mee te werken aan de afwikkeling van de nalatenschap. Zij heeft [naam 2] ingeschakeld, die als haar gemachtigde contact onderhield met de advocaat van [geopposeerde] contact over de gerezen geschilpunten. Uit het dossier is bovendien duidelijk geworden dat [opposant] in oktober 2021 (bij monde van mevrouw [naam 2] ) mediation heeft voorgesteld maar dat [geopposeerde] daar niet op is ingegaan.
4.26.
De notariskosten van € 1.753,07 kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet ten laste van de nalatenschap worden gebracht. [geopposeerde] heeft daartoe onvoldoende gesteld.
De advocaatkosten van € 12.102,13 zijn geen schuldenpost van de nalatenschap. Het gaat immers om kosten van rechtsbijstand die ten behoeve van [geopposeerde] zijn gemaakt in het kader van het geschil met [opposant] . Deze kosten zijn daarom niet als (informele) vereffeningskosten aan te merken. Dat de advocaatkosten gemaakt na december 2021 wel als zodanig kunnen worden aangemerkt, valt niet in te zien. Dit betekent dat de advocaatkosten van [geopposeerde] niet bij de omvang van de nalatenschap worden betrokken en vordering 3.1.XII wat de advocaatkosten betreft zal worden afgewezen.
Conclusie kosten
4.27.
De conclusie van de rechtbank is dat geen van de door [geopposeerde] genoemde kosten voor rekening van [opposant] komen. De rechtbank zal daarom de primaire vordering van [geopposeerde] die in 3.1.IV van dit vonnis is genoemd afwijzen.
4.28.
De rechtbank zal vordering 3.1.III afwijzen en de in 3.1.IV genoemde subsidiaire vordering op de volgende manier toewijzen. De rechtbank zal bepalen dat de in 4.15 van dit vonnis genoemde kosten tot 16 september 2022 en de kosten van de container van € 390,- als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de kosten van Vattenfall tot 16 september 2022 als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen, met dien verstande dat het meerdere boven € 50,- per maand ten laste van [geopposeerde] komt vanaf het moment dat het termijnbedrag van € 50,- op verzoek van [geopposeerde] in opwaartse richting werd gewijzigd. Wat betreft de kosten van KPN zal de rechtbank bepalen dat deze als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen, voor zover deze zien op de periode dat het door vader met KPN afgesloten contract nog liep. De andere kosten die in 3.1.IV worden genoemd, blijven bij de bepaling van de omvang van de nalatenschap buiten beschouwing.
4.29.
Voor de rechtbank is onduidelijk wat de precieze omvang is van deze in de nalatenschap te betrekken kosten. De rechtbank kan met betrekking tot deze kosten op grond van de stellingen van partijen ook niet vaststellen welke kosten [geopposeerde] , al dan niet gedeeltelijk, uit haar privémiddelen of van de ervenrekening heeft betaald (behalve als het gaat om de containerkosten). De rechtbank volstaat er daarom mee te bepalen dat, voor zover [geopposeerde] de betreffende boedelkosten uit haar privémiddelen heeft voldaan, partijen deze kosten als erfgenamen van erflater (de nalatenschap) aan [geopposeerde] dienen te vergoeden. Verder wordt bepaald dat, voor zover kosten van de ervenrekening zijn betaald die volgens 4.28 van dit vonnis voor rekening van [geopposeerde] komen, deze door [geopposeerde] aan de nalatenschap dienen te worden voldaan.
Heeft [geopposeerde] deels geen aanspraak meer op bepaalde goederen van de nalatenschap?
4.30.
Voor de (verdere) afwikkeling van de nalatenschap van erflater is de in 3.1.VII van dit vonnis genoemde vordering van belang. Toewijzing van deze vordering zou immers betekenen dat [opposant] haar aandeel in bepaalde goederen van de nalatenschap heeft verbeurd.
Op grond van de wet [4] is hiervan pas sprake als de deelgenoot (in dit geval [opposant] ) opzettelijk tot de gemeenschap (de nalatenschap) behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt.
4.31.
De rechtbank is het met [opposant] eens dat [opposant] zich hieraan niet schuldig heeft gemaakt. Het enige dat [geopposeerde] ter onderbouwing van deze vordering concreet heeft gesteld is dat [opposant] op de dag dat hun vader overleed € 10.000,- van de rekening van hun vader heeft overgemaakt naar haar eigen rekening en dat [opposant] van diens rekening € 500,- heeft gepind. Vaststaat echter dat [opposant] het bedrag van € 10.000,- een dag later heeft teruggestort. En wat het gepinde bedrag van € 500,- betreft, heeft [opposant] op de zitting verklaard dat zij de helft van dat bedrag aan [geopposeerde] heeft gegeven, wat [geopposeerde] niet heeft weersproken. Daarmee heeft [opposant] deze € 10.500,- niet verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden. Dit betekent dat [opposant] haar aandeel daarin niet heeft verbeurd. De verder niet door [geopposeerde] onderbouwde vordering 3.1.VII is daarom niet toewijsbaar.
De verdere afwikkeling van de nalatenschap van erflater
4.32.
[geopposeerde] en [opposant] hebben de nalatenschap van hun vader beneficiair aanvaard. Dat betekent dat zij de nalatenschap op grond van de wet moeten vereffenen en dat zij dus als vereffenaars de schulden van de nalatenschap moeten betalen. Om te waarborgen dat de vorderingen van schuldeisers van de nalatenschap zoveel mogelijk uit de nalatenschap worden voldaan, kan er (in de regel) niet worden verdeeld voordat de vereffening is voltooid. [5] Volgens de stellingen van [geopposeerde] betreffen alle schulden van de nalatenschap de op de woning rustende hypotheek en de in 3.1.IV genoemde kosten. Vaststaat dat de hypotheek inmiddels is afgelost. En van de door [geopposeerde] genoemde kosten moeten op grond van dit vonnis slechts nog beperkte boedelkosten, die door [geopposeerde] zijn voorgeschoten, worden voldaan. De rechtbank acht de nalatenschap, voor zover nog onverdeeld, daarmee gereed voor verdeling.
4.33.
Omdat de woning al aan [geopposeerde] is overgedragen tegen inbreng van € 250.000,- en de op de woning rustende hypotheek is afgelost, heeft [geopposeerde] op de zitting verklaard haar vorderingen 3.1.I.a, 3.1.I.b en 3.1.II niet te handhaven. Welk belang [geopposeerde] dan nog heeft bij haar vorderingen 3.1.VIII en 3.1.IX valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.34.
Vaststaat dat de auto en de inboedel ook al zijn verdeeld. Wat dit betreft is een beslissing van de rechtbank dus evenmin nodig. Dit betekent dat slechts nog de onder de notaris berustende gelden en bank- en beleggingstegoeden moeten worden verdeeld. Andere te verdelen vermogensbestanddelen zijn door partijen niet genoemd.
4.35.
De rechtbank zal, zoals door [geopposeerde] onweersproken is gevorderd, partijen bevelen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis ten overstaan van de genoemde notaris over te gaan tot de verdeling van de onder de notaris berustende gelden en de bank- en beleggingstegoeden. De rechtbank zal de wijze van verdeling [6] van de betreffende gelden als volgt vaststellen. Nadat de boedelkosten volgens 4.28 van dit vonnis in kaart zijn gebracht, dienen deze volgens 4.29 van dit vonnis worden verrekend. De saldi die na deze verrekening resteren, worden vervolgens bij helfte verdeeld. De hiermee gepaarde notariskosten dienen door beide partijen ieder voor de helft te worden gedragen.
4.36.
Gelet op deze vastgestelde wijze van verdeling heeft vordering 3.1.VI geen zelfstandige betekenis. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen. Dat geldt ook voor de vorderingen die zien op de te benoemen onzijdig persoon. [geopposeerde] heeft niet duidelijk gemaakt waarom de benoeming van een onzijdig persoon nog nodig is.
Proceskosten
4.37.
[geopposeerde] en [opposant] zijn zussen en het gaat om een erfrechtelijke kwestie. In dit vonnis worden partijen deels in gelijk en deels in het ongelijk gesteld. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.38.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het verstekvonnis van 15 juni 2022 dat deze rechtbank tussen partijen heeft gewezen onder zaak- en rolnummer C/15/326662 HA ZA 22-215,
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
bepaalt dat de in 4.15 van dit vonnis genoemde kosten tot 16 september 2022 en de kosten van de container van € 390,- als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen,
5.3.
bepaalt dat de kosten van Vattenfall tot 16 september 2022 als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen, met dien verstande dat het meerdere boven € 50,- per maand voor rekening van [geopposeerde] komt vanaf het moment dat het termijnbedrag van € 50,- op verzoek van [geopposeerde] in opwaartse richting werd gewijzigd,
5.4.
bepaalt dat de kosten van KPN als boedelkosten ten laste van de nalatenschap komen, voor zover deze zien op de periode dat het door vader met KPN afgesloten contract nog liep,
5.5.
beveelt partijen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis ten overstaan van notaris [notaris] , notaris te [plaats 2] , of diens plaatsvervanger verbonden aan het notariskantoor [notariskantoor] notarissen, over te gaan tot verdeling van de onder de notaris berustende gelden en bank- en beleggingstegoeden, overeenkomstig de in 5.7 van dit vonnis vast te stellen wijze van verdeling,
5.6.
bepaalt dat de daarmee gepaard gaande notariskosten door partijen ieder voor de helft moeten worden gedragen,
5.7.
stelt de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater vast als in 4.35 van dit vonnis is vermeld,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op
25 januari 2023.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012
2.zie artikel 4:13 BW
3.in de zin van artikel 4:7 lid 1 sub c BW
4.zie artikel 3:194 lid 2 BW
5.zie Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939
6.op grond van artikel 3:185 lid 1 BW