ECLI:NL:RBNHO:2023:5926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
9276428 \ CV EXPL 21-4003
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na wijziging van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie na een wijziging van hun vlucht. De passagiers hadden een lastminute pakketreis geboekt bij touroperator Neckerman, inclusief een retourvlucht van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol. De oorspronkelijke vlucht op 24 maart 2019 werd gewijzigd naar een andere vlucht op 25 maart 2019, wat leidde tot een vordering van € 1.200,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers geen bevestigde boeking hadden voor de vlucht in kwestie. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagiers wel degelijk beschikten over een bevestigde boeking, en dat de wijziging van de vlucht als een annulering moest worden beschouwd. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief de gevorderde rente en proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9276428 \ CV EXPL 21-4003
Uitspraakdatum: 3 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot (LVH Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog schriftelijk gereageerd op de productie die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben op Schiphol bij de touroperator Neckerman Reizen c.q. Thomas Cook (hierna: Neckerman) een lastminute pakketreis geboekt. Onderdeel van deze pakketreis was de retourvlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Airport de Gran Canaria, Las Palmas (Spanje). Volgens de boekingsbevestiging zouden de passagiers op 24 maart 2019 met vlucht HV5028, (hierna: de vlucht), worden vervoerd van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol.
2.2.
De passagiers zijn op 25 maart 2019 met vlucht HV5662 van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol vervoerd.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 dan wel € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat zij een bevestigde boeking hadden voor de vlucht in kwestie en dat hen ten onrechte de instap op deze vlucht is geweigerd. De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de instapweigering/vluchtwijziging op de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 4 lid 3 jo. artikel 5 jo. artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat dat de passagiers niet beschikten over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie conform artikel 3 lid 2 van de Verordening. Er is dan ook geen sprake van een (onterechte) instapweigering op grond waarvan de vervoerder compensatie verschuldigd is.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ter discussie staat of de passagiers een bevestigde boeking hadden voor de vlucht in kwestie.
5.3.
De passagiers stellen dat sprake is van een door touroperator Neckerman bevestigde boeking, hetgeen blijkt uit de “FACTUUR / TEVENS BEVESTIGING” welke als productie 1 bij de inleidende dagvaarding is overgelegd. Hierbij hebben de passagiers aangegeven dat het voor hen niet valt na te gaan of ook daadwerkelijk sprake is geweest van een aanvaarding door een luchtvaarmaatschappij, zoals vermeld in artikel 2 sub g van de Verordening. Er is, (mede) gelet op het arrest van het Hof van 21 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:1038), sprake van een bevestigde boeking in de zin van de Verordening, aldus de passagiers. Dit wordt door de vervoerder betwist. Hij voert daartoe aan dat uit het door de passagiers overgelegde boekingsoverzicht volgt dat zij slechts een bevestigde boeking hadden voor de vlucht van 25 maart 2019 met vluchtnummer HV5662. Neckerman heeft uitsluitend voor vlucht HV5662 tickets geboekt, aldus de vervoerder.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat passagiers beschikken over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie en zich behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - (tijdig) bij de incheckbalie hebben gemeld. In het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) is een ruimere definitie aan het begrip boeking toegekend. Als passagiers beschikken over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. De bewijslast ter zake van het voornoemde rust op de passagiers.
5.5.
De vervoerder heeft niet betwist dat in het onderhavige geval Neckerman als touroperator heeft gefungeerd. De door de passagiers overgelegde boekingsoverzicht kan dan ook als een bevestigde boeking in de zin van de Verordening worden aangemerkt. De “FACTUUR / TEVENS BEVESTIGING” is immers uitgegeven door Neckerman en vermeldt de luchthaven van vertrek en aankomst, het vluchtnummer en de vertrek- en de aankomsttijden. Dat Neckerman op dat moment geen stoelen had gekocht voor deze vlucht, maakt dit niet anders. Uit jurisprudentie van het Hof volgt immers dat ook van een bevestigde boeking kan worden gesproken wanneer de touroperator van de betrokken luchtvaartmaatschappij geen bevestiging van de vertrek- en aankomsttijden van de vlucht heeft ontvangen. Het verweer van de vervoerder dat de “FACTUUR / BEVESTIGING” van Neckerman niet als een bevestigde boeking kan worden beschouwd, houdt dan ook geen stand.
5.6.
De kantonrechter merkt op dat de passagiers bij conclusie van repliek de grondslag van hun vordering hebben aangevuld, in die zin dat zij stellen dat de vlucht in kwestie voor hen is geannuleerd. Op grond van artikel 5 jo. artikel 7 van de Verordening is de vervoerder volgens de passagiers dan ook gehouden om de compensatie te voldoen. Zoals reeds vermeld is de kantonrechter van oordeel dat de passagiers beschikten over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie. Uit productie 1 van de inleidende dagvaarding volgt voorts dat de passagiers op 24 maart 2019 “vernieuwde reisdocumenten” van Neckerman hebben ontvangen waaruit volgt dat de passagiers op 25 maart 2019 met vlucht HV5662 zouden worden vervoerd van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol Airport. De kantonrechter stelt op basis van het voorgaande vast dat niet alleen de vertrektijd van de vlucht is gewijzigd, maar ook het vluchtnummer. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval dan ook sprake van een schemawijziging. Gelet op de omstandigheden van het geval is deze schemawijziging aan te merken als een omboeking naar een compleet andere vlucht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de oorspronkelijke vlucht voor de passagiers als geannuleerd moet worden beschouwd, hetgeen ook volgt uit het arrest van het Hof van 21 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:1039).
5.7.
Als onweersproken staat vast dat de passagiers op 24 maart 2019 zijn geïnformeerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, zodat de vordering van de passagiers voor toewijzing gereed ligt.
5.8.
Gelet op het voorgaande behoeft de vraag of in het onderhavige geval sprake was van een instapweigering ten aanzien van de vlucht in kwestie geen beantwoording meer.
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagiers hebben de wettelijke rente gevorderd met ingang 25 maart 2019. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 25 maart 2019.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 25 maart 2019 en over € 217,80 vanaf 16 maart 2021 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter