In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 maart 2023 te Schiphol opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in P.I. Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 8 juni 2023 heeft de officier van justitie, mr. S.P. Visser, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. L. Ibisevic, heeft erkend dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende processen-verbaal als bewijsstukken meegenomen in haar oordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft zij haar vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en de zorgen om haar minderjarige zoon. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de impact op de gezondheid van anderen in overweging genomen, maar heeft besloten af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf van 36 maanden, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.