ECLI:NL:RBNHO:2023:5934

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
15.078143.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van de opzettelijke invoer van cocaïne met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 maart 2023 te Schiphol opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in P.I. Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 8 juni 2023 heeft de officier van justitie, mr. S.P. Visser, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. L. Ibisevic, heeft erkend dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende processen-verbaal als bewijsstukken meegenomen in haar oordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft zij haar vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en de zorgen om haar minderjarige zoon. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de impact op de gezondheid van anderen in overweging genomen, maar heeft besloten af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf van 36 maanden, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/078143-23
Uitspraakdatum: 22 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
geen vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.P. Visser en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. L. Ibisevic, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 maart 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2023;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 20 maart 2023, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina’s 36 tot en met 39);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen NFiDENT van 22 maart 2023, met bijlagen, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina’s 47 tot en met 51).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 maart 2023 te Schiphol opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij heeft naar voren gebracht dat de verdachte het feit heeft gepleegd uit pure wanhoop. Als alleenstaande moeder van een 14-jarige thuiswonende zoon heeft de verdachte veel kosten waardoor zij hoge schulden heeft opgebouwd. Momenteel verblijft de zoon van de verdachte bij oma, maar daar gaat het niet goed met hem waardoor hij mogelijk naar een kindertehuis moet. Tot slot is de verdachte first offender en heeft zij veel spijt van haar daad. Gelet op de voornoemde omstandigheden heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna vier kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit de door de raadsvrouw overgelegde stukken blijkt verder dat de verdachte een alleenstaande moeder is die de zorg draagt over haar zoon en schulden heeft.
Vertrekpunt voor straftoemeting
Tot slot heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) meegewogen, waarmee getracht wordt om soortgelijke delicten zoveel als mogelijk gelijk te bestraffen. Voor de invoer van tussen de 3000 en 4000 gram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden als oriëntatiepunt geformuleerd.
De op te leggen hoofdstraf
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name het alleenstaande moederschap en de zorgen omtrent haar minderjarige zoon, aanleiding ten voordele van de verdachte af te wijken van de straf die door de officier van justitie is geëist en die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank daarom van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 30 maanden moet worden opgelegd. Verdere afwijking van de LOVS oriëntatiepunten zoals door de raadsvrouw is verzocht, acht de rechtbank niet uit te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2023.