ECLI:NL:RBNHO:2023:594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
15/336572-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regiezitting inzake strafzaak met betrekking tot EnchoChat/SKY ECC en verzoeken tot getuigenverhoren

Op 23 januari 2023 vond een regiezitting plaats in de strafzaak met parketnummer 15/336572-21, waarbij de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, de verzoeken van de verdediging behandelde. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal. De rechtbank had eerder op 5 december 2022 de behandeling van de zaak geschorst en ging nu verder met het onderzoek. De raadsman trok een aantal verzoeken in, maar vroeg om aanhouding van de zaak totdat de Hoge Raad zich had uitgesproken over prejudiciële vragen. De rechtbank wees dit verzoek af, met de overweging dat er geen rechtsregel is die dwingt tot aanhouding enkel vanwege het feit dat er prejudiciële vragen zijn gesteld.

De verdediging verzocht om het horen van getuigen die in een Belgisch laboratorium waren aangehouden, en stelde dat deze getuigen mogelijk ontlastende verklaringen konden afleggen. De rechtbank oordeelde dat de raadsman onvoldoende had onderbouwd waarom het horen van deze getuigen relevant zou zijn voor de beslissing op basis van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank wees de verzoeken tot het horen van getuigen af, met uitzondering van enkele getuigen die identificeerbaar waren en mogelijk relevant konden zijn voor de zaak.

De rechtbank besloot het onderzoek te onderbreken tot 23 januari 2023, om 9:30 uur, en de beslissingen over de verzoeken zouden op die datum openbaar worden gemaakt. De rechtbank benadrukte dat de verdediging niet verplicht was om aanwezig te zijn op de zitting van 23 januari 2023. De zaak betreft ernstige beschuldigingen en de rechtbank nam de tijd om zorgvuldig te beraadslagen over de ingediende verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/336572-21
Tegenspraak
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van bovengenoemde rechtbank op 13 januari 2023 en 23 januari 2023.
Aanwezig zijn:
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. S.J. de Vries, rechters,
mr. M.S. Jansen (13 januari 2023) en mr. T.F.W. Ramler (23 januari 2023), griffiers,
mr. T.M. Fikkers (13 januari 2023) en mr. L. Rienks (23 januari 2023), officieren van justitie.

De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.

In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.

De verdachte is aanwezig en antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum en-plaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
Als
raadsman van de verdachteis op de zitting aanwezig mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam.
De zaak is laatstelijk eerder behandeld op de zitting van 5 december 2022. Het onderzoek is toen geschorst. De rechtbank bestaat nu uit andere rechters. Met instemming van de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gaat de rechtbank verder met het onderzoek vanaf het moment van schorsing op de zitting van 5 december 2022.
De
voorzitterzegt de verdachte op te letten op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

De voorzitter deelt de volgende stand van zaken mee:

De rechtbank heeft op 12 januari 2023 een pleitnotitie van mr. Admiraal ontvangen. De raadsman trekt de verzoeken 1 tot en met 10 in, maar verzoekt de rechtbank om de zaak aan te houden tot het moment dat de Hoge Raad zich heeft uitgesproken ten aanzien van recent gestelde prejudiciële vragen. De verzoeken 11 tot en met 82 heeft de raadsman in de pleitnotitie nader onderbouwd. De verdediging mag van het Openbaar Ministerie het procesdossier in de Belgische zaak inzien.
De
raadsmandeelt mee dat het klopt wat de voorzitter zegt en dat hij hoopt dat de rechtbank bij het beoordelen van de verzoeken teruggrijpt op de eerder door de verdediging ingediende stukken.
De
raadsmanverwijst – met goedvinden van de voorzitter - kortheidshalve naar de op voorhand opgestuurde pleitnotitie, welke als
bijlage Iaan dit proces-verbaal is gehecht. De
raadsmanvult zijn pleitnotitie aan als volgt:
Ik zal ingaan op de vraag waarom de personen die in het Belgische laboratorium zijn aangetroffen gehoord dienen te worden. Het Openbaar Ministerie stelt dat zij de betrokkenheid van de verdachte bij dat laboratorium kunnen vaststellen op basis van de Sky ECC-gegevens. Op grond van Caliskan (EHRM 10 januari 2023) kan het zwijgen van de verdachte geen reden tot afwijzing zijn. Getoetst moet worden aan het Murtazaliyeva-criterium, namelijk of het relevant kan zijn voor enige te nemen beslissing. En dat is het geval. Als de getuigen zeggen dat de verdachte de opdrachtgever is, dan is dat relevant. Het is echter ook relevant als zij zeggen dat hij niet de opdrachtgever is. Het is in het belang van de verdediging om deze getuigen te horen, omdat zij mogelijk ontlastend kunnen verklaren. Deze mensen zitten vast in België, dus is het horen enigszins ingewikkeld. In elke andere strafzaak waar je verzoekt om het horen van de medeverdachten, wordt dit toegewezen. De verdachte wordt gekoppeld aan het laboratorium op basis van de Sky ECC-gegevens. De uitgaande berichten van dit account zijn vooralsnog niet ontsleuteld. Hoe kun je volhouden dat het niet relevant is om de personen, die zijn aangehouden in het laboratorium met een pollepel in een pan crystal meth, te horen? Ik verzoek de rechtbank om die getuigenverzoeken toe te wijzen.

De voorzitter merkt het volgende op:

Er zit geen harde scheidslijn tussen wat een eerdere zittingscombinatie heeft beslist en wat een opvolgende combinatie moet beslissen. Het is echter niet zo dat deze combinatie een appelinstantie is voor hetgeen de meervoudige kamer in september 2022 heeft besloten. Er zit wat ruimte in bij nieuwe feiten en omstandigheden of benaderingswijze.

De raadsman reageert als volgt:

Dat ben ik niet met u eens. Het kan immers zijn dat een eerdere regiezitting de verkeerde beslissingen heeft genomen en dit betekent niet dat u daaraan bent gehouden. De verzoeken liggen vandaag opnieuw ter beoordeling en dit maakt niet dat er ineens een ander criterium geldt. Het criterium van het verdedigingsbelang is van toepassing. Het is niet dat uw bewegingsruimte is beperkt, omdat er al eerder is beslist.
De
officier van justitiereageert conform een schriftelijke reactie, welke als
bijlage IIaan dit proces-verbaal is gehecht, en vult deze aan als volgt:
Op 18 januari 2023 wordt getuige [naam 1] door de rechter-commissaris gehoord. Ik verwijs ten aanzien van het horen van de Belgische getuigen naar het eerder door het Openbaar Ministerie ingenomen standpunt en ik persisteer bij afwijzing van deze verzoeken.
U, voorzitter, vraagt mij naar een standpunt over de door de verdediging aangehaalde uitspraak van het EHRM van 10 januari 2023. Ik heb deze nieuwe uitspraak nog niet gelezen. Het klopt dat het Openbaar Ministerie het standpunt inneemt dat het verzoek ten aanzien van de tegencontacten onvoldoende, en zelfs met de nadere motivering nog altijd onvoldoende, gemotiveerd is. Het noodzaakscriterium is van toepassing op het verzoek ten aanzien van de Belgische laboratoriummedewerkers en er dient niet anders te worden beslist dan de rechtbank op 8 september 2022 heeft besloten.
De raadsman kan in het Hansken-systeem kijken op locatie bij het NFI. Hiervoor dient hij buiten zitting contact op te nemen met het Openbaar Ministerie. Enkel in een pilot wordt er in enkele zaken met toegang op afstand gewerkt.

De raadsman reageert als volgt:

Het klopt dat er geen specifieke onderzoekswensen zijn ten aanzien van de ontnemingszaak. De ontnemingsvordering wordt opgehangen aan één Encrochat-bericht van [naam 2]. Dit betreft een afbeelding van een bitcoinsaldo met daarbij het bericht “me wallet”. Mijn onderzoekswensen zien op feit 4 in de strafzaak, maar hebben ook gevolgen voor de ontnemingszaak.
De Belgische zaak zal in februari 2023 inhoudelijk worden behandeld. Het einddossier is gereed. Ik weet dat de Belgische verdachten inhoudelijke verklaringen hebben afgelegd. Om het dossier te krijgen van de Belgische autoriteiten moet ik het strafdossier ophalen bij de griffie en een dubbeltje per pagina betalen, het dossier wordt niet digitaal verstrekt aan advocaten. Dit is de reden dat ik het Openbaar Ministerie verzoek om het dossier te verstrekken. Ik heb navraag gedaan bij een Belgische advocaat in de Belgische zaak. Ik denk dat er relevant materiaal in het dossier zit.
De
officier van justitiedeelt desgevraagd mee dat de raadsman en de rechtbank de zelfde stukken uit het Belgische procesdossier hebben als het Openbaar Ministerie. Verder zijn in de onderhavige zaak de tegengebruikers niet geïdentificeerd. Of er elders processen-verbaal van identificatie bestaan weet ik verder niet.

De raadsman deelt desgevraagd het volgende mee:

Ik verkeerde op 8 september 2022 in de veronderstelling dat, indien de vervolging gedeeltelijk in België en gedeeltelijk in Nederland plaatsvindt, deze dossiers integraal, dus ook het Belgische dossier, worden verstrekt. Dit heb ik geprobeerd te ondersteunen met een bijlage. Het klopt dat ik inmiddels heb ingezien wat er aan Belgische stukken onder de officier van justitie beschikbaar was, maar dat is dus niet het gehele Belgische dossier.
De getuigen 89 en 90 zijn niet aangehouden in het laboratorium, maar zij zijn daar wel gezien. Volgens het Belgische onderzoek worden zij gezien als de leidinggevenden binnen de criminele organisatie die onder andere dat lab exploiteerde.

De raadsman reageert op het standpunt van het Openbaar Ministerie als volgt:

Het lijkt erop dat de officier van justitie denkt dat de verdediging een spelletje speelt. Het Openbaar Ministerie geeft vooral functionele argumenten, want zij weet ook dat wij de verzoeken opnieuw mogen doen. Het Openbaar Ministerie en de meervoudige kamer van 8 september 2022 reageren niet op de stelling dat de tegencontacten Keskin-getuigen betreffen. Er is mijns inziens geen speld te krijgen tussen de uitgangspunten in de arresten Schatschaschwili en Al-Khawaji & Tahery. Daar hoor ik het Openbaar Ministerie niet over.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het noodzaakscriterium moet worden toegepast, dan is er noodzaak. Ik verzoek de rechtbank subsidiair uit te leggen waarom de verklaringen van de door mij genoemde tegencontacten “could not influence the outcoming of the proceedings” en dat de rechtbank nu al weet dat de getuigen op geen enkele wijze de uitkomst van dit proces kunnen beïnvloeden.
Ten aanzien van de identificeerbaarheid van de tegencontacten geldt het volgende. Ik was niet bij de zitting inzake [naam 3] en weet niet wat daar besproken is. Het Landelijk Parket beschikt, zo blijkt ook uit de jurisprudentie in zaken die ik bij mijn pleitnota heb gevoegd, in verschillende onderzoeken, zoals Lemont en Argus, over chats en processen-verbaal van identificatie van verschillende gebruikers. Die zaken worden allemaal opgeknipt. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de verdediging onvoldoende gegevens heeft kunnen aanvoeren om de personen te identificeren, terwijl juist zijzelf over die stukken beschikken. Wat mij betreft is het voor het Openbaar Ministerie één druk op de knop om die gebruikers te achterhalen. Indien zij niet identificeerbaar zijn, dan zijn we klaar en kunnen ze niet worden opgeroepen.
Ik hoor dat de officier van justitie heeft nagevraagd of het mogelijk is om de Hansken-data op afstand (vanuit de thuislocatie) te raadplegen. Mijn kantoor heeft in drie zaken toegang op afstand gekregen tot de Hansken-data. Dat werkt naar alle tevredenheid. Het is dan niet nodig dat een parketsecretaris mee gaat naar Rijswijk en het NFI. Dat is tijdrovend, lastig te plannen en onnodig. Het NFI heeft op ons kantoor een beveiligde omgeving gecreëerd en dit dossier moet er alleen maar in gezet worden. Ik kan dan inloggen op het netwerk van het NFI om het dossier te raadplegen. Dat levert aanvullende informatie op, bijvoorbeeld zendmastgegevens en andere data. Als de rechtbank dat niet aandurft, dan moet ik naar Rijswijk. Dat is nog altijd sneller dan alles op papier te krijgen.
U, oudste rechter, vraagt mij of die drie zaken van mijn kantoorgenoten binnen de pilot vallen. Dat zal zo zijn. Maar feit is dat dit sinds augustus 2022 de wijze is waarop wij inzage in omvangrijke datasets krijgen. Het bevalt mij goed.
U hoorde mij sputteren toen het Openbaar Ministerie de zwijgende proceshouding van de verdachte erbij haalde. Lees de uitspraak van het EHRM en haal dit er nooit meer bij, zou ik zeggen. Het Openbaar Ministerie onderbouwt niet dat sprake is van een fishing expedition. De PGP-telefoons zijn niet bij de verdachte aangetroffen. Als je als verdediging zegt dat de identificatie van cliënt als de sky/encrochat-gebruiker niet klopt, wat kun je dan nog meer zeggen? [naam 4] en [naam 2] komen één keer terug. Voor zover de suggestie wordt gewekt dat de toestellen met de Sky ECC- en Encrochat-accounts steeds op hetzelfde moment dezelfde zendmasten aanstralen. Dat klopt niet, want er is sprake van opvolgend gebruik. De Encrochat ging eruit en de Sky ECC komt erbij, die kunnen dus nooit tegelijkertijd dezelfde mast aanstralen. Het is mogelijk dat de tegengebruikers verschoningsrecht hebben, maar daar kunnen we niet op vooruitlopen. In een Amsterdams onderzoek kregen we de processen-verbaal van identificatie van mensen die al berecht waren. Op dit moment heeft de verdediging nul verdedigingsrechten kunnen uitvoeren. De kwaliteit van de gedingvoering prevaleert en ik denk dat die kwaliteit nu ontbreekt. Ik heb er vertrouwen in dat dat wordt rechtgezet. Ik was niet tevreden met de beslissingen van de rechtbank van september jl., maar dat is niet de reden waarom ik de rechtbank heb gewraakt. Ik heb de rechtbank gewraakt wegens de motivering van de afwijzing. Ik verafschuw dat middel en het was de tweede keer ooit dat ik dit heb gedaan.
De
officier van justitiedeelt desgevraagd mee dat hij niet aanslaat op de stelling van de raadsman dat alle processen-verbaal van identificatie kunnen worden opgehaald met één druk op de knop.

De officier van justitie reageert op de raadsman als volgt:

Ik heb gisteren met het Landelijk Parket gebeld en dit is het antwoord dat ik kreeg. De tool voor toegang tot Hansken op afstand is in ontwikkeling en kan nu nog niet zomaar in onderzoeken gebruikt worden om de data op de thuislocatie van de advocaat te krijgen. De enige optie is Rijswijk. Dat dit anders is in andere zaken van de raadsman, verandert daar niets aan.
De processen-verbaal van identificatie kunnen in een relatief vroeg stadium worden opgemaakt en bekend zijn bij het Landelijk Parket, maar het Landelijk Parket is niet de enige die bezig is met identificatie. Dit betekent niet dat er vervolgens een onderzoek wordt gestart. Indien de rechtbank zou toestaan dat alle bekende identificaties worden prijsgegeven, dan zou u opdracht geven om in Nederland en in het buitenland alle identificaties te achterhalen die niet eens aan een opsporingsteam zijn uitgegeven. De raadsman stelt op basis van iets van de rechter-commissaris in Den Haag en een uitspraak van de rechtbank Amsterdam dat er een vaste lijn is. Ik ken de opvolging van die zaken niet en ik ken de reactie van het Openbaar Ministerie in die zaken niet. Ik zou dat niet als vaste lijn willen kwalificeren.
De
verdachtekrijgt de mogelijkheid als laatste te spreken en maakt hier geen gebruik van.
De
voorzitterdeelt mee dat, omdat de rechtbank de tijd wil nemen om te beslissen op de gedane onderzoekswensen, de rechtbank haar beslissingen op 23 januari 2023 ter openbare zitting zal uitspreken (zonder dat de raadsman en de verdachte daarbij hoeven aanwezig te zijn). Het onderzoek zal daarom tot dat moment worden onderbroken. De beslissingen zullen na het uitspreken van de beslissingen schriftelijk aan de raadsman en de officier van justitie bekend worden gemaakt en worden neergelegd in het proces-verbaal van de zittingen.
De
rechtbankonderbreekt het onderzoek op de zitting tot 23 januari 2023 om 9:30 uur te Alkmaar en deelt de verdachte mee dat hij niet verplicht is aanwezig te zijn op die zittingsdag.
De
rechtbankbeslist na beraad in raadkamer als volgt op 23 januari 2023 om 9:30 uur:
-
Het aanhoudingsverzoek:
De verdediging heeft verzocht de beantwoording door de Hoge Raad op de prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten, alvorens de onderhavige zaak inhoudelijk te behandelen.
Uit het aanhoudingsverzoek volgt dat de inmiddels gestelde rechtsvragen in de kern betrekking hebben op de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en/of de reikwijdte daarvan, die de verdediging relevant acht voor verweren over -kort gezegd- onrechtmatige bewijsvergaring. Bij de huidige stand van zaken is over het interstatelijk vertrouwensbeginsel de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629) het juridisch kader aan de hand waarvan bij de inhoudelijke beoordeling te zijner tijd eventuele verweren gewogen dienen te worden.
Er bestaat geen rechtsregel die dwingt tot het aanhouden van de behandeling van de zaak om het enkele feit dat prejudiciële vragen zijn gesteld. De rechtbank ziet in deze (regie)fase van het geding en met inachtneming van wat hiervoor werd overwogen evenmin in het door de raadsman aangevoerde reden om de beantwoording van de prejudiciële vragen af te wachten. De rechtbank wijst het verzoek om de zaak om die reden aan te houden dan ook af.
-
De verzoeken 1 tot en met 10:
De raadsman heeft ter terechtzitting verklaard de onderzoekswensen 1 tot en met 10 niet te handhaven. De rechtbank neemt daarom geen beslissing ten aanzien van deze verzoeken.
-
De verzoeken 11 tot en met 82:
De verzoeken met betrekking tot de identificatie Sky-ECC [naam/nummer] en de gesprekken van Encrochat-gebruiker [naam 2], zoals in de brief van de raadsman opgenomen onder 11 tot en met 82 zijn eerder, op 8 september 2022, door de rechtbank afgewezen, omdat de verzoeken van de raadsman onvoldoende gemotiveerd waren. De nadere onderbouwing van de raadsman maakt de beslissing van de rechtbank niet anders. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De ernstige bezwaren in de zaak van de verdachte zijn in zijn geheel toegespitst op concrete details in de verstuurde berichten die, in de ogen van het Openbaar Ministerie, alle zijn terug te voeren op de persoon van de verdachte. De raadsman heeft na de beslissing van de vorige regiezitting alsnog een nadere onderbouwing gegeven voor het horen van de getuigen, maar de rechtbank is van oordeel dat de raadsman daarmee onvoldoende (concreet) heeft onderbouwd, in het licht van die ernstige bezwaren, dat/op welke wijze het horen van deze getuigen relevant is voor het enige te nemen beslissing op grond van artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank wijst deze verzoeken af.
-
De verzoeken 83 tot en met 87:
De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van de verzoeken ten aanzien van het horen van de in het laboratorium te Lendelede door de Belgische autoriteiten aangehouden personen, zoals opgenomen onder 83 tot en met 87. De raadsman heeft onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit kan volgen dat de onder verzoeken 83 tot en met 87 genoemde personen in contact hebben gestaan met de persoon die op afstand leiding gaf aan het laboratorium, de rol zoals die door het Openbaar Ministerie aan de verdachte wordt toegeschreven. De raadsman heeft hiermee onvoldoende onderbouwd waarom de identificatie en het (eventueel) horen van deze gebruikers als getuigen van belang is voor enige te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank wijst deze verzoeken af.
-
De verzoeken 89 en 90:
De raadsman heeft verzocht [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen. De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van deze verzoeken. Het Belgische onderzoek is thans afgerond. De door de verdediging verzochte getuigen zijn identificeerbaar. Het is, gelet op de informatie van de raadsman dat deze personen de leidinggevenden van het Belgische drugslaboratorium zouden zijn geweest, niet ondenkbaar dat zij in contact hebben gestaan met de persoon die op afstand leiding gaf aan het laboratorium, de rol zoals die door het Openbaar Ministerie aan de verdachte wordt toegeschreven. Het horen van deze getuigen kan daarmee van belang zijn voor enig te nemen beslissing op de grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank wijst deze verzoeken toe.
-
Het verzoek ten aanzien van het Belgische procesdossier:
De raadsman heeft verzocht om het integrale Belgische procesdossier, waarover het Openbaar Ministerie geen beschikking heeft, aan hem te doen verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd welke informatie er ten gunste of ten nadele van de verdachte in dit procesdossier is opgenomen. De raadsman heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit de noodzaak tot het verstrekken van het procesdossier blijkt.
De rechtbank wijst dit verzoek af.
-
Het verzoek met betrekking tot Hansken:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat toegang op afstand tot gegevens in het Hansken-systeem nog niet mogelijk is. Toegang op afstand tot Hansken draait slechts in een pilot. Het valt niet binnen de bevoegdheid van de rechtbank om een beslissing te nemen over de vraag wie deel kan nemen aan deze pilot.
De rechtbank stelt vast dat aan de raadsman de mogelijkheid is geboden om bij het NFI in Rijswijk kennis te nemen van gegevens in het Hansken-systeem conform de landelijke beleidslijn van het openbaar ministerie in encrochat-zaken (niet vallend binnen de pilot). De raadsman zal, indien hij gebruik wil maken van die gelegenheid, contact moeten opnemen met de officier van justitie.
Aanhouding voor onbepaalde tijd
- Het onderzoek op de zitting – in het belang daarvan – wordt geschorst voor onbepaalde tijd.
Verwijzing naar de rechter-commissaris
- De stukken worden in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, omdat het volgende onderzoek door de rechter-commissaris noodzakelijk is:
- het horen van [getuige 1], geboren op [geboortedatum 1], en [getuige 2], geboren op [geboortedatum 2], nadere gegevens bekend bij het Openbaar Ministerie dan wel de Belgische autoriteiten, als getuigen.
Dit proces-verbaal is door de rechtbank en de eerstgenoemde griffier vastgesteld en door de rechtbank ondertekend. De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.