ECLI:NL:RBNHO:2023:5950

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/15/338892 / JU RK 23-601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 juni 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de ondertoezichtstelling van een minderjarige te verlengen tot haar meerderjarigheid. De minderjarige, die bij haar moeder woont, is eerder onder toezicht gesteld tot 13 juni 2023. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de psychosociale ontwikkeling van de minderjarige, maar dat er ook positieve ontwikkelingen zijn, zoals een goede school- en stageperiode. Tijdens de zitting heeft de minderjarige aangegeven het niet eens te zijn met de verlenging van de ondertoezichtstelling en dat zij zich goed heeft ontwikkeld zonder de hulp van de GI. De moeder steunt haar dochter en stelt dat de minderjarige sterker en zelfverzekerder is geworden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige zijn weggenomen en dat er geen ernstige bedreiging meer is voor haar ontwikkeling. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/338892 / JU RK 23-601
datum uitspraak: 12 juni 2023
beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 april 2023, ingekomen bij de griffie op
20 april 2023;
- het e-mailbericht van de GI van 5 juni 2023, met bijlage.
1.2
Op 12 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de minderjarige [de minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. B. Rafaela,
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 13 juni 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 juni 2023.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot haar meerderjarigheid, te weten tot 10 november 2023. Het afgelopen jaar is er met de moeder, [de minderjarige] en hulpverlening gewerkt aan de gestelde doelen voor de ondertoezichtstelling. Desondanks is het niet gelukt om de ontwikkelingsbedreigingen op te heffen en zijn er nog zorgen over het psychosociaal functioneren van [de minderjarige] en haar identiteitsontwikkeling. Nu de wens tot emigratie nog geen concrete vormen krijgt, ziet de GI een meerwaarde van de ondertoezichtstelling. Deze is nodig om [de minderjarige] te motiveren mee te werken aan de hulp en zich meer op haar eigen ontwikkeling te richten in de aanloop naar haar 18e jaar zodat ze een goed toekomstperspectief heeft en niet afhankelijk is van het al dan niet slagen van het plan om naar Curaçao te gaan. De GI heeft onvoldoende vertrouwen in het slagen van deze hulp in het vrijwillig kader, gelet op de ambivalente houding van [de minderjarige] en haar moeder.
3.2
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de GI] aangevuld dat binnen de GI getwijfeld is of de ondertoezichtstelling verlengd moest worden. Op school en bij haar stage heeft [de minderjarige] zich positief ontwikkeld waarbij juist het feit dat er een ondertoezichtstelling is het haar moeilijk lijkt te maken. In een gesprek met de jeugdbeschermer op school heeft [de minderjarige] echter ook uitgesproken dat zij soms nog somber is en dat zij het prettig zou vinden om met iemand te praten en leuke dingen te doen. In dat kader is vanuit de GI passende ondersteuning ingezet. [de minderjarige] houdt dit echter af en ook al is het in haar belang haar te helpen minder eenzaam te zijn, is onzeker of het gedwongen kader de juiste weg is om hierin iets te betekenen. Daarin speelt ook mee dat de eerdere problemen in de uitvoering van de maatregel het vertrouwen van [de minderjarige] in de betrokken hulpverlening geen goed hebben gedaan en haar verzet tegen deze vorm van hulpverlening heeft vergroot. Zonder de betrokkenheid van de GI zal echter door betrokkenen geen verdere actie worden ondernomen om de nog bestaande zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen.

4.Standpunten

4.1
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij het niet eens is met het verzochte. Het al eerder ingediende verslag dat zij op school met haar mentor heeft gemaakt en een verslag van haar stagebegeleider dat zij ter zij zitting overlegt, laten zien dat zij zich goed heeft ontwikkeld. [de minderjarige] is trots op zichzelf en wat zij heeft bereikt. Wat hiervoor nodig was heeft [de minderjarige] zelf geregeld en de jeugdbeschermer heeft hierin niets betekend. Natuurlijk zijn er momenten dat [de minderjarige] niet lekker in haar vel zit, maar dat is niet ongewoon. De stress van de ondertoezichtstelling maakt dit alleen maar erger en de verplichte gesprekken vallen [de minderjarige] zwaar. [de minderjarige] voelt zich in die gesprekken onder druk staan waardoor zij dingen zegt die ze eigenlijk helemaal niet wil zeggen. Die uitspraken worden vervolgens verkeerd begrepen en onjuist in de rapportages opgenomen. Dit doet haar verdriet en het heeft ervoor gezorgd dat zij de hulpverlening niet meer vertrouwt. [de minderjarige] ontkent dat er zorgen zijn en zij benadrukt dat zij geen behoefte heeft om met mensen in gesprek te gaan die zij niet kent. Ook spreekt zij uit dat het helemaal niet in haar belang is gedwongen te worden dingen te doen waar zij niet achter staat, zoals bijvoorbeeld uitgaan. [de minderjarige] zou graag met haar moeder naar Curaçao vertrekken, maar tot dat gebeurt zal zij doorgaan met haar leven en aan haar toekomst werken.
4.2
Door en namens de moeder is bij de zitting aangegeven dat zij het niet eens is met het verzochte. [de minderjarige] heeft zich goed ontwikkeld. De problemen die er eerder op school waren, zijn opgelost en [de minderjarige] heeft het heel goed gedaan op haar stage. Ook is een vervolgopleiding geregeld. Er is duidelijk een groot verschil met vorig jaar. [de minderjarige] heeft meer zelfvertrouwen, zij is sterker en meer zichzelf. Ze is wellicht niet heel erg sociaal maar ze doet haar ding en onderneemt veel met haar broer en zus. De hulpverlening lijkt er echter op gericht om van een introvert meisje een extravert meisje te maken. Het kan echter nooit de bedoeling zijn dat de boodschap is dat je niet mag zijn wie je bent. Nu niet langer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging verzoekt de moeder het verzochte af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1
Omdat er zorgen waren over de sociaal-emotionele ontwikkeling en de schoolgang van [de minderjarige] en hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende bleek om deze zorgen weg te nemen, is voor haar bij beschikking van 13 juni 2022 een ondertoezichtstelling uitgesproken. Inmiddels blijkt een en ander positief veranderd. Zo is geen sprake meer van ongeoorloofd schoolverzuim en heeft [de minderjarige] haar stageperiode goed afgesloten. Uit verslagen zowel van school als van de stage blijkt dat sprake is van een stabiele positieve ontwikkeling. [de minderjarige] is emotioneel gegroeid, zij heeft meer zelfvertrouwen en ze heeft een duidelijk doel voor ogen. Inmiddels is ook een vervolgopleiding geregeld. [de minderjarige] is met recht trots op wat ze heeft bereikt en waar ze nu is. Zij benadrukt dat een mogelijk vertrek samen met haar moeder naar Curaçao niet betekent dat zij in afwachting hiervan haar leven stilzet, maar dat zij juist hard blijft werken aan haar toekomst.
De situatie rond het sociale leven van [de minderjarige] lijkt weliswaar onveranderd, maar waar eerder de zorg was dat dit een belemmering vormt voor haar verdere ontwikkeling, lijkt dit nu anders. [de minderjarige] is trots, voelt zich goed over zichzelf en gaat vol vertrouwen op haar doel af. Haar sociale kring is wellicht klein maar dit past [de minderjarige] en zij voelt zich er veilig en geliefd. De druk die zij vanuit de ondertoezichtstelling voelt om hierin te veranderen, met voor haar onbekenden in gesprek te gaan en er op uit te gaan waar ze dat helemaal niet wil, zorgt voor veel stress. [de minderjarige] heeft geen enkel vertrouwen in de bij dit traject betrokken hulpverleners en zij verzet zich tegen het dwingende karakter. De stappen die [de minderjarige] in de afgelopen periode heeft gezet, lijken zonder al te veel bemoeienis van de hulpverlening tot stand te zijn gekomen. Ook bij de GI is er twijfel of een voortzetting van de hulpverlening binnen het gedwongen kader voor [de minderjarige] van toegevoegde waarde is.
5.2
De kinderrechter komt daarmee tot het oordeel dat uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De zorgen over de schoolgang van [de minderjarige] zijn weggenomen en waar voor haar misschien nog wel sprake is van een kwetsbare sociale leefsituatie, kan niet gesteld worden dat dit leidt tot een ernstige bedreiging in haar ontwikkeling. Weliswaar moet hier aandacht voor zijn en blijven, maar er zijn geen gronden die maken dat dit vanuit een gedwongen kader gewaarborgd moet worden. De stappen die [de minderjarige] inmiddels op eigen kracht heeft gezet, geven de kinderrechter vertrouwen dat zij niet zal afhaken en contacten zal blijven zoeken. Dat zij hier meer tijd voor nodig heeft is niet van belang, als zij maar niet ophoudt het te proberen. Samen met de moeder lijkt [de minderjarige] hierin op de goede weg.
5.3
De kinderrechter zal derhalve het verzoek afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Pieters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2023.
De schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing is vastgesteld op 15 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam