ECLI:NL:RBNHO:2023:5956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
9973582 \ CV EXPL 22-3933
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Annulering van 'Flextickets' door passagiers en de gevolgen voor restitutie onder de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Ippel, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, SWISS INTERNATIONAL AIRLINES LTD, vanwege de annulering van hun 'Flextickets'. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een heenvlucht van Amsterdam-Schiphol naar Miami via Zürich op 1 augustus 2021 en een terugvlucht op 15 augustus 2021. D.A.S. heeft namens hen restitutie van de ticketprijzen gevorderd, maar de vervoerder weigerde betaling. De passagiers stelden dat de annulering van de vluchten hen recht gaf op restitutie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vluchten niet geannuleerd waren, waardoor er geen recht op restitutie zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers gebruik hebben gemaakt van 'flexopties', wat betekent dat de vluchten op verzoek van de passagiers zijn geannuleerd. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van annulering in de zin van de Verordening, omdat de vluchten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de passagiers de proceskosten moeten vergoeden, vastgesteld op € 660,00, plus € 132,00 aan nakosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9973582 \ CV EXPL 22-3933
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
6. [eiser 6],
7. [eiser 7],
8. [eiser 8],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. M.C.A. Ippel (D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SWISS INTERNATIONAL AIRLINES LTD
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 juni 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 1 augustus 2021 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol, via Zürich (Zwitserland) naar Miami (Verenigde Staten), (hierna: de heenvlucht).
2.2.
De vervoerder diende de passagiers op grond van dezelfde vervoersovereenkomst op 15 augustus 2021 te vervoeren van Miami, via Zürich naar Amsterdam-Schiphol, (hierna: de terugvlucht).
2.3.
D.A.S. heeft namens de passagiers restitutie van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.382,24, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 644,11 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de heenvlucht en de terugvlucht (hierna gezamenlijk: de vluchten) gehouden is de ticketkosten te restitueren conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe onder meer aan dat hij de vluchten van de passagiers niet heeft geannuleerd, waardoor de passagiers geen recht hebben op restitutie van de vliegtickets op grond van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In geschil is of sprake is van annulering van de vluchten op grond van de Verordening. De Verordening definieert een annulering als volgt: het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt. Vast staat dat de passagiers “flextickets” hebben geboekt en enkele dagen vóór de geplande vertrekdatum van de heenvlucht (met tussenkomst van de reisagent) aan de vervoerder kenbaar hebben gemaakt gebruik te willen maken van de zogenaamde “flexopties”. De kantonrechter begrijpt dat door gebruik te maken van deze ‘flexopties” de vluchten op verzoek van de passagiers worden geannuleerd, waarna de passagiers de mogelijkheid krijgen om de vluchten voor een bepaalde datum (in dit geval voor 15 maart 2022) om te boeken naar een andere datum of ander tijdstip. De vervoerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat de heenvlucht en de terugvlucht weldegelijk zijn uitgevoerd, hetgeen niet door de passagiers wordt weersproken. Van een annulering als bedoeld in de Verordening is dan ook geen sprake. Dat de passagiers de vluchten op basis van de tussen partijen overeengekomen “flexopties” hadden mogen annuleren, maakt dit niet anders. De vordering op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter