ECLI:NL:RBNHO:2023:5972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
9518403 \ CV EXPL 21-7339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Frankfurt naar Amsterdam op 12 augustus 2019. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.200,00 plus rente en buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van vluchten. De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de veilige uitvoering van de vlucht verhinderden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De vervoerder kon echter niet voldoende onderbouwen dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van de slechte weersomstandigheden, aangezien andere vluchten op dat moment wel uitgevoerd werden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aan zijn bewijslast had voldaan en dat er in beginsel een compensatieplicht bestond.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.417,80 aan de passagiers, vermeerderd met rente en kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9518403 \ CV EXPL 21-7339
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 3 augustus 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 11 augustus 2019 diende te vervoeren van Anchorage International Airport, Anchorage (Verenigde Staten) naar Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland). Vanuit Frankfurt diende de vervoerder de passagiers op 12 augustus 2019 verder te vervoeren naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer LH996 (hierna: de vlucht), is geannuleerd.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 dan wel € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De slechte weersomstandigheden hebben de veilige uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderd, waardoor de vlucht is geannuleerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van de slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Frankfurt. Vanwege de slechte weersomstandigheden, meer specifiek de verwachte onweersbuien in de namiddag en avond van 12 augustus 2019, was de vervoerder gedwongen om de onderhavige vlucht (en een groot aantal andere vluchten) te annuleren, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport van de vlucht, de “Adhoc Scheduled Message” (hierna: ASM) en het “Tagesberichtseinträge Verkehrszentrale FRA L/ZO-Z” (hierna: het tagesbericht) overgelegd. De vervoerder heeft eveneens een “Meteorological Aerodrome Report” (hierna: METAR) overgelegd. Daaruit volgt dat op 12 augustus 2019 tussen 13:20 uur (UTC) en 14:50 uur (UTC) sprake was van:

“FEW040TCU”Lichte bewolking op 4000 voet en towering cumulus;
“FEW050CB”Lichte bewolking op 5000 voet en cumulonimbus.
De vervoerder voert aan dat “TCU” (Towering cumulus) staat voor dichte wolken met scherpe contouren, die zich verticaal in de vorm van oprijzende heuvels, koepels of torens ontwikkelen en turbulentie tot gevolg hebben. “CB” (Cumulonimbus) staat voor een zeer dichte, torenhoge verticale wolk, die wordt gevormd door waterdamp welke wordt gedragen door krachtige opwaartse luchtstromen en bliksem en ander gevaarlijk slecht weer, zoals tornado’s en hagelstenen, produceren. Aangezien de vlucht gepland stond te vertrekken op 12 augustus 2019 om 14:10 uur (UTC), werd de vlucht vanwege de verwachte slechte weersomstandigheden (preventief) geannuleerd, aldus de vervoerder.
5.4.
De passagiers betwisten dat sprake was van dusdanige slechte weersomstandigheden dat de vlucht geannuleerd diende te worden, aangezien andere vluchten rondom de vertrektijd van de vlucht zonder problemen werden uitgevoerd. De passagiers hebben ter onderbouwing hiervan meerdere vluchtrapporten van andere vluchten overgelegd. De vervoerder heeft deze stelling van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Bij conclusie van dupliek herhaalt de vervoerder dat het wegens de voorspelde weersomstandigheden en de (vlieg)veiligheid noodzakelijk was de vlucht (preventief) te annuleren. De vervoerder laat echter na te onderbouwen waarom de onderhavige vlucht - in tegenstelling tot de door de passagiers genoemde vluchten - niet kon worden uitgevoerd, terwijl dit wel op de weg van de vervoerder had gelegen. Door de vervoerder is dan ook onvoldoende onderbouwd dat de vlucht door de weersomstandigheden niet zou kunnen worden uitgevoerd. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 12 augustus 2019, en over € 217,80 vanaf 3 augustus 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter