ECLI:NL:RBNHO:2023:6041

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
9997497 \ CV EXPL 22-4215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van vliegticketkosten na annulering vlucht

In deze zaak heeft de passagier, die bij D-reizen tickets had geboekt voor een vlucht van Amsterdam naar Nepal en terug, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turkish Airlines, na annulering van de heenvlucht. De passagier vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 2.358,00, het bedrag dat hij voor de tickets had betaald. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier zich tot D-reizen had moeten wenden voor restitutie, aangezien D-reizen als tussenpersoon had gefungeerd.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de passagier recht had op terugbetaling van de ticketprijs, ondanks het ontbreken van een directe contractuele relatie met de vervoerder. De rechter stelde vast dat de heenvlucht was geannuleerd en dat de passagier recht had op restitutie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder was verplicht om de ticketprijs binnen zeven dagen na annulering terug te betalen.

Uiteindelijk werd de vordering van de passagier gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder € 1.179,00 moest terugbetalen aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.J. Dijk op 21 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9997497 \ CV EXPL 22-4215 (DB)
Uitspraakdatum: 21 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
procederend in persoon
tegen
de buitenlandse rechtsvorm Limited Company (Turkije)
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije), handelend onder de naam
Turkish Airlines
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 5 juli 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen akte genomen om te reageren op de bij dupliek overgelegde producties.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft bij D-reizen tickets geboekt voor zichzelf, zijn partner [betrokkene 1] en haar dochter [betrokkene 2] voor de volgende vluchten:
- van Amsterdam via Istanbul naar Nepal op 12 juli 2020 (hierna: de heenvlucht)
- van Nepal via Istanbul naar Amsterdam op 29 juli 2020 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
De vervoerder zou de vluchten uitvoeren. De vluchten zijn niet uitgevoerd.
2.3.
De passagier heeft voor de vluchten een bedrag van € 2.358,00 betaald aan D-Reizen.
2.4.
D-Reizen heeft de tickets via Airtrade bij de vervoerder geboekt.
2.5.
De vervoerder heeft het betaalde bedrag terugbetaald aan Airtrade. Het bedrag is niet terugbetaald aan de passagier.
2.6.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert:
- de overeenkomst tussen de passagier en de vervoerder te ontbinden;
- de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 2.358,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2020 dan wel vanaf een datum die redelijk wordt geacht
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft in de dagvaarding aan de vordering ten grondslag gelegd dat de vervoerder zijn verplichtingen uit de met de passagier gesloten overeenkomst niet is nagekomen, waardoor de passagier bevoegd is om de overeenkomst te ontbinden. Als gevolg van de ontbinding heeft de passagier recht op terugbetaling van de reissom ter hoogte van € 2.358,00.
3.3.
In de conclusie van repliek heeft de passagier de grondslag van zijn vordering gewijzigd dan wel aangevuld en legt hij (subsidiair) aan de vordering ten grondslag de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 sub a gehouden is tot terugbetaling van de door de passagier betaalde reissom.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

De bevoegdheid

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De wijziging van de grondslag van de vordering
4.2.
De kantonrechter overweegt omtrent de wijziging van de grondslag van de vordering het volgende. De vervoerder heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de passagier op grond van artikel 130 Rv bevoegd is de gronden van de eis te wijzigen zolang nog geen eindvonnis is gewezen. De vervoerder heeft - hoewel de passagier hier pas in de conclusie van repliek een beroep op heeft gedaan - reeds in de conclusie van antwoord verweer gevoerd tegen een vordering op grond van de Verordening. De vervoerder had voorts de gelegenheid hierop in te gaan in de conclusie van dupliek. Gelet op het voorgaande brengt de wijziging van de grondslag geen onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel een onredelijke vertraging van het geding mee. Het bezwaar van de vervoerder tegen de wijziging van de grondslag van de vordering wordt daarom gepasseerd.
Ontbinding van de overeenkomst
4.3.
Voor zover de passagier zijn vordering tot ontbinding van de door hem gestelde overeenkomst handhaaft, geldt dat niet is komen vast te staan dat tussen de passagier en de vervoerder een overeenkomst tot stand is gekomen. De gevorderde ontbinding van die overeenkomst is daarom niet toewijsbaar. Van terugbetaling van de reissom uit hoofde van ontbinding van de overeenkomst en daaruit voortvloeiende ongedaanmaking kan dan ook geen sprake zijn.
De toepasselijkheid van de Verordening
4.4.
Uit het arrest van het Hof van 10 juli 2008 (Emirates Airlines / Schenkel, C-173/07) volgt dat de heen- en terugvlucht afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook indien deze uitmaken van één boeking. Ten aanzien van de terugvlucht wordt het volgende overwogen. In artikel 3 van de Verordening is de werkingssfeer van de Verordening bepaald. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals bij de terugvlucht in deze zaak vanaf Nepal, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Turkije en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht. De vordering van de passagier is daarom in ieder geval voor de helft niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat voor de terugvlucht een ander bedrag is betaald dan de helft van de gevorderde hoofdsom. Ten aanzien van de heenvlucht wordt het volgende overwogen.
De contractuele verhoudingen
4.5.
Niet in geschil is dat de heenvlucht is geannuleerd, zodat de passagier op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht heeft op terugbetaling van de ticketprijs. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen 7 dagen na annulering te voldoen.
4.6.
De vervoerder betoogt dat de passagier zich rechtstreeks heeft gewend tot D-reizen voor een (online) boeking met betrekking tot losse vliegtickets voor de vluchten. Op de boekingsbevestiging staat dat Airtrade de dienstverlener is. D-reizen handelde dan ook, volgens de vervoerder, niet namens de vervoerder maar namens Airtrade. De vervoerder heeft geen enkele relatie met D-reizen. Er is sprake van bemiddeling door D-reizen tussen de passagier en Airtrade. De passagier heeft er zelf voor gekozen om de tussenpersoon ook te laten bemiddelen bij de restitutie. De passagier heeft zich in eerste instantie niet gemeld bij de vervoerder. De vervoerder heeft de vliegtickets terugbetaald aan degene met wie de vervoerder een bemiddelingsovereenkomst heeft, te weten Airtrade. Voor de verdere afhandeling van de terugbetaling dient Airtrade zorg te dragen. De Verordening bepaalt niet dat aan de passagier in persoon betaald dient te worden. Het is de passagier geweest die betaald wilde worden via zijn bemiddelaar. De vervoerder heeft dan ook om deze reden bevrijdend kunnen betalen aan Airtrade, aldus de vervoerder.
4.7.
De passagier erkent dat hij een bemiddelingsovereenkomst heeft met D-reizen. Hij betwist echter dat hij D-reizen uitdrukkelijk de opdracht heeft gegeven om voor hem terugbetaling van de vliegtickets in ontvangst te nemen.
De passagier stelt dat de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de betaling aan de passagier niet heeft plaatsgevonden, voor rekening en risico van de vervoerder komen.
4.8.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, staat vast dat er geen contractuele relatie bestaat tussen de passagier en de vervoerder. Dit leidt er echter niet toe dat de vervoerder niet gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijs aan de passagier. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.9.
Ingevolge artikel 3 lid 5 van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die geen overeenkomst heeft met de passagier geacht de activiteiten die zij uitvoert en die onder de Verordening vallen te doen namens de persoon die wel een overeenkomst heeft met de passagier. Bovendien is in overweging 7 van de Verordening - kort gezegd - opgenomen dat de verplichtingen uit de Verordening rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Overweging 13 bepaalt vervolgens dat passagiers van wie de vlucht geannuleerd wordt, hun tickets terugbetaald moeten kunnen krijgen. Volgens artikel 8, lid 1, onder a) van de Verordening, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 1, onder a), van de Verordening, dient de luchtvaartmaatschappij in geval van annulering van een vlucht de betrokken passagiers bijstand te bieden die daarin bestaat dat hun de terugbetaling van hun ticket tegen de prijs waarvoor het gekocht was, wordt aangeboden, dan wel een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming bij de eerste gelegenheid. Dit alles tezamen genomen en in onderling verband bezien, kan slechts tot de conclusie leiden dat niet van belang is of er (rechtstreeks) een contract is gesloten met de luchtvaartmaatschappij of dat de vlucht met tussenkomst van een of meerdere tussenpersonen is geboekt. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert (althans voornemens is uit te voeren) blijft er in beginsel voor verantwoordelijk dat bij annulering van de vlucht de keuze tussen omboeking en terugbetaling aan de passagier wordt gelaten en, indien de passagier kiest voor terugbetaling, dat de ticketprijs rechtstreeks aan de passagier wordt terugbetaald.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan verder uit de omstandigheid dat de passagier D-Reizen heeft ingeschakeld als vertegenwoordiger om vluchten voor hem te boeken, niet zonder meer, zoals de vervoerder aanvoert, worden afgeleid dat de passagier D-Reizen óók heeft gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketkosten voor hen gerestitueerd te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen staan, die daarop wijzen. Tegenover de betwisting van de passagier dat hij toestemming heeft gegeven om (via Airtrade) aan D-Reizen te betalen, dan wel dat hij D-Reizen opdracht heeft gegeven om hem te vertegenwoordigen bij het verkrijgen van de restitutie heeft de vervoerder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de passagier in het onderhavige geval uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven aan D-Reizen om de restitutie op grond van de Verordening voor de passagier in ontvangst te nemen.
Wat is de ticketprijs die moet worden gerestitueerd?
4.11.
Al het voorgaande - en met name ook overweging 4.4. - leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 1.179,00 (€ 2.358,00 :2) toewijsbaar is. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 5 juli 2022, nu een eerdere verzuimdatum is gesteld noch gebleken.
De kosten
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan bij deze uitkomst geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.179,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter