ECLI:NL:RBNHO:2023:6252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
22-5604
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser stelt dat verweerder een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning niet tijdig heeft bekendgemaakt. De rechtbank heeft op 7 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

Eiser had op 11 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Verweerder meldde op 20 oktober 2022 dat hij door personeelstekort niet in staat was de aanvraag tijdig te behandelen. Eiser wees verweerder op 31 oktober 2022 op de dwangsommen die verschuldigd zijn als de beschikking niet binnen twee weken na 19 oktober 2022 bekendgemaakt zou worden. Eiser heeft vervolgens op 15 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van de beschikking.

De rechtbank oordeelt dat er een van rechtswege verleende omgevingsvergunning is ontstaan, omdat de reguliere voorbereidingsprocedure niet is gevolgd. De rechtbank concludeert dat de vergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat verweerder de vergunning niet tijdig heeft bekendgemaakt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem op 23 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5604

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.E. Stam),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

(gemachtigden: mrs. F.P. Brouwer en B. Malloul).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem een van rechtswege verleende omgevingsvergunning niet op tijd bekend heeft gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat er een van rechtswege verleende omgevingsvergunning is ontstaan voor de bouw van een woning op het achtererf van [locatie] . Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Van welke feiten gaat de rechtbank uit?
3.1.
Eiser heeft op 11 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het achtererf van [locatie] .
3.2.
Bij e-mail van 20 oktober 2022 heeft verweerder aan eiser laten weten dat hij niet in staat is om de aanvraag na indiening meteen op de gewenste manier te behandelen vanwege personeelstekort en de hoeveelheid aanvragen.
3.3.
Op 31 oktober 2022 heeft de gemachtigde van eiser verweerder erop gewezen dat op 6 oktober 2022 een vergunning van rechtswege is ontstaan. Onder verwijzing naar een eerdere ingebrekestelling van 19 oktober 2022, wijst de gemachtigde erop dat verweerder dwangsommen verschuldigd is als de beschikking van rechtswege niet binnen twee weken na 19 oktober 2022 bekend is gemaakt.
3.4.
Eiser heeft op 15 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de van rechtswege verleende beschikking.
Wat is het toetsingskader?
4.1
Om te kunnen bepalen of verweerder niet op tijd een van rechtswege verleende beschikking bekend heeft gemaakt, moet de rechtbank allereerst beoordelen of een van rechtswege een verleende omgevingsvergunning is ontstaan. Daartoe is van belang welke procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgd moet worden op de voorbereiding van het besluit op de aanvraag. Een van rechtswege verleende vergunning kan alleen ontstaan als de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.7 e.v. van de Wabo van toepassing is.
4.2
Volgens verweerder staat het bestemmingsplan slechts één woning toe en deze is al aanwezig. Naar aanleiding van de aanvraag voor de bouw van een tweede woning moet daarom ter voorbereiding van het besluit een uitgebreide procedure worden gevoerd (artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo).
4.3
In reactie hierop voert eiser aan dat uit het bestemmingsplan niet blijkt dat slechts één hoofdgebouw is toegestaan en dat op het terrein ook altijd twee woningen/hoofdgebouwen hebben gestaan. Eiser stelt verder dat ook anderszins geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Een bouwvlak is niet bepaald en het toegestane bebouwingspercentage (70%) wordt niet overschreden.
De bestemming van het perceel
4.4.
Het perceel valt onder het bestemmingsplan ‘Krommenie’, vastgesteld op 4 juli 2013. Het perceel heeft de bestemming ‘gemengd’, met dubbelbestemming ‘waarde-archeologie 1’. In artikel 10, eerste lid van het bestemmingsplan staat dat de voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor (a t/m f) bedrijven, cultuur en ontspanning, dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende), detailhandel, maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen en woningen (f).
De bouwregels die in dit beroep van belang zijn
4.5.
In artikel 10.2.1 van het bestemmingsplan staat onder andere dat voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat
a. a) de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden,
b) ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan,
c) ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte is toegestaan en
d) dat, indien een bebouwingspercentage is opgenomen ten hoogste dat percentage mag worden bebouwd, waarbij geldt dat dit percentage per bouwperceel in aanmerking wordt genomen.
4.6.
In artikel 1.64 van het bestemmingsplan staat wat een hoofdgebouw is. Een hoofdgebouw is een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Waar leidt toepassing van het toetsingskader toe in dit beroep?
5.1.
Vast staat dat op het perceel al een woning staat. Met deze bestaande woning is de bestemming (woningen) weliswaar verwezenlijkt, maar uit bepaalde in artikel 10.1, onder f, van het bestemmingsplan en artikel 1.64 van het bestemmingsplan volgt niet dat er maar één hoofdgebouw is toegestaan. Ook uit de bouwregels van artikel 10.2.1 volgt niet dat er maar één hoofdgebouw is toegestaan. Gesteld noch gebleken is dat het bouwplan anderszins in strijd is met het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank is de realisatie van het bouwplan voor een tweede woning dan ook niet in strijd met het bestemmingsplan.
5.2.
Omdat er geen strijd is met het bestemmingsplan, wordt niet toekomen aan het betoog van verweerder dat voor de uitleg van de begrippen ‘hoofdgebouw’ en ‘bijbehorende bouwwerken’ aansluiting kan worden gezocht bij het Bor, de nota van toelichting bij het Bor en de uitleg (criteria) die daar in de rechtspraak aan wordt gegeven.
5.3.
De conclusie is dat de aanwezigheid van een tweede woning op het perceel op zichzelf niet in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepsgrond van eiser dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, slaagt.
Wat betekent dit voor het beroep?
6.1
Voor de reguliere voorbereidingsprocedure geldt een beslistermijn van 8 weken. Verweerder heeft die termijn niet verlengd. Eiser heeft de aanvraag ingediend op
11 augustus 2022. Dit betekent dat de beslistermijn verstreek op 6 oktober 2022. Ingevolge artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb maakt het bestuursorgaan de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven. Dat is uiterlijk op 20 oktober 2022. Eiser heeft verweerder op 19 en 31 oktober 2022 in gebreke gesteld. Verweerder heeft de van rechtswege verleende vergunning niet bekend gemaakt. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende vergunning is daarom gegrond.
6.2.
Uit artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb volgt dat de rechtbank moet bepalen dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Dit betekent dat verweerder de van rechtswege verleende omgevingsvergunning moet publiceren. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Volgens het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
6.3.
Ingevolge artikel 8:55c van de Awb stelt de rechtbank indien het beroep gegrond is desgevraagd ook de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast. Eiser heeft in zijn beroepsgronden verzocht de verbeurde dwangsom vast te stellen. De rechtbank neemt in aanmerking dat de geldige ingebrekestelling dateert van 31 oktober 2022 en dat inmiddels, op het moment van deze uitspraak, meer dan 42 dagen zijn verstreken. Ook de termijn van artikel 4:18 van de Awb is inmiddels verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder inmiddels het maximale bedrag van € 1.442,- heeft verbeurd.
6.4.
Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.674,-;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.