ECLI:NL:RBNHO:2023:6348

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/15/334492 / HA ZA 22-728
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de plaats van de schutting tussen achterburen met betrekking tot de kadastrale erfgrens

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee achterburen over de plaats van een schutting tussen hun percelen. [Eiseres] stelt dat [gedaagden] in juli 2022 een schutting op haar perceel heeft geplaatst, terwijl [gedaagden] betoogt dat zijn schutting zich op dezelfde plaats bevindt als de voorheen aanwezige schutting. De rechtbank heeft op 21 juni 2023 uitspraak gedaan en heeft [eiseres] in het gelijk gesteld. De rechtbank oordeelt dat de schutting van [gedaagden] zich over de kadastrale erfgrens bevindt en dat deze verwijderd moet worden. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 250,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van [eiseres] vastgesteld op € 3.220,03, terwijl de vorderingen van [gedaagden] in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft de juridische erfgrens vastgesteld zoals door het Kadaster in een rapport van 26 oktober 2022 is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/334492 / HA ZA 22-728
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.S. Dallinga te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. M.J.M.T. van Maarle te Zoetermeer.
De zaak in het kort
Partijen zijn achterburen van elkaar en zijn het niet eens over de plaats van de schutting tussen hun beide percelen. De steeg tussen beide percelen is gelegen op het perceel van [eiseres] . [eiseres] stelt dat [gedaagden] in juli 2022 zijn schutting op haar perceel heeft geplaatst. [gedaagden] betoogt dat de stelling van [eiseres] niet juist is. Zijn huidige schutting bevindt zich nagenoeg op dezelfde plaats als de voorheen aanwezige schutting. De rechtbank stelt [eiseres] in het gelijk. [gedaagden] moet de schutting verwijderen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 november 2022 met producties 1-10;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 18 januari 2023 met producties
1-18;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 1 maart 2023 met productie 11;
- het tussenvonnis van 8 maart 2023;
- de akte van [eiseres] met productie 12;
- de akte van [gedaagden] met producties 19 en 20;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2023. Alle partijen en hun advocaten zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht;
- het proces-verbaal van descente van 25 april 2023;
- de brief van 31 mei 2013 van [gedaagden] met opmerkingen over het proces-verbaal van descente;
- de brief van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn achterburen van elkaar.
2.2.
[eiseres] is sinds 1988 eigenaar van de woning met garage en de ondergrond aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend als [plaats] [kadastraalnummer 1] (hierna: het perceel van [eiseres] ).
2.3.
[gedaagden] is eigenaar van de woning en de ondergrond aan de [adres 2] , kadastraal bekend als [plaats] , [kadastraalnummer 2] (hierna: het perceel van [eiseres] ).
2.4.
De ligging van de percelen volgt uit de onderstaande kadastrale tekening. Daarop is het perceel van [eiseres] met het kadastrale nummer [kadastraalnummer 1] (rechts, rood) en het perceel van [gedaagden] met het kadastrale nummer [kadastraalnummer 2] (links, groen) weergegeven:
[afbeelding verwijderd in verband met anonimiseren]
2.5.
Tussen de woningen aan de [adres 1] en de [adres 2] ligt een steeg, die zich geheel op de percelen van de bewoners aan de [adres 1] bevindt.
2.6.
In de eigendom aktes van de bewoners aan de [adres 1] is in verband hiermee een erfdienstbaarheid opgenomen en luidt als volgt:
“Van voetpad, om te voet, met een fiets of ander klein voertuig aan de hand, te komen- en te gaan van- en naar de [adres 1] over een pad, ter breedte van ongeveer een meter vijftig centimeter, gelegen aan de meest westelijke zijde van de kavels 1 tot en met 5 en de meest zuidelijke zijde van kavel 1. Het onderhoud van het pad komt voor rekening van de eigenaren van de kavels 1 tot en met 5 en wel perceelsgewijze”
2.7.
Op 26 oktober 2022 heeft het Kadaster de kadastrale erfgrens uitgezet in opdracht van [eiseres] . [gedaagden] was hierbij niet aanwezig. Het Kadaster heeft naar aanleiding daarvan de navolgende veldwerktekeningen in het Relaas van bevindingen opgemaakt. Op onderstaande tekening is de stippellijn links van noord naar zuid de kadastrale erfgrens. Rechts daarvan bevinden zich schuurtjes van de respectieve bewoners van de [adres 1] :
[afbeelding verwijderd in verband met anonimiseren]

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de (juridische) erfgrens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] loopt zoals door het Kadaster in het rapport van 26 oktober 2022 is vastgesteld; dan wel
voor recht verklaart dat de (juridische) erfgrens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] vast te stellen op 1,58 meter uit het verlengde van de gevel van de schuur bij [adres 1] [huisnummer 1] ;
II. [gedaagden] veroordeelt de schutting die hij op het erf van [eiseres] heeft geplaatst te verwijderen op straffe van een dwangsom; dan wel
gehengt en gedoogt dat [eiseres] de schutting die [gedaagden] op het erf van [eiseres] heeft geplaatst verwijdert, op kosten van [gedaagden] ;
III. [gedaagden] veroordeelt om aan [eiseres] het bedrag van € 460,- te betalen vermeerderd met de wettelijke rente;
IV. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag:
dat [gedaagden] een inbreuk maakt op haar eigendomsrecht door een bouwwerk, te weten een schutting op haar perceel te plaatsen,
dat deze inbreuk onrechtmatig is als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW),
dat zij als eigenaar van de grond bevoegd is om op grond van artikel 5:2 BW de grond die door [gedaagden] in gebruik is genomen terug te eisen en ontruiming te vorderen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert in reconventie – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [eiseres] veroordeelt om de helft van de kosten van de op de kadastrale grens te plaatsen schutting te voldoen op straffe van een dwangsom;
- [eiseres] veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[gedaagden] legt aan zijn vordering ten grondslag:
dat [eiseres] op grond van artikel 5:49 BW dient mee te werken aan het oprichten van een schutting tussen de percelen,
dat [eiseres] heeft geweigerd mee te werken waardoor [gedaagden] zich genoodzaakt ziet de helft van de kosten van de te plaatsen schutting te vorderen.
4.3.
[eiseres] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Proces-verbaal descente
5.1.
Partijen hebben op- dan wel aanmerkingen gemaakt op het proces-verbaal van descente. De rechtbank stelt voorop dat het proces-verbaal een weergave van de waarneming van de rechtbank is. Van belang is dat in het proces-verbaal wordt vastgelegd wat voor het verdere verloop van de procedure en voor de beoordeling door de rechter relevant is.
5.2.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat op pagina 2, onder de 1e foto ten onrechte staat dat op die foto de fundering van de schutting is te zien. Het betreft namelijk geen fundering maar een grondkering (of damwand) die geen onderdeel uitmaakt van de schutting, maar alleen ervoor zorgt dat de grond van het hoger gelegen perceel van [gedaagden] , niet de lager gelegen steeg in spoelt.
In reactie daarop heeft [eiseres] betoogd dat er tijdens de descente en mondelinge behandeling niet is weersproken dat er sprake is van een fundering. Deze fundering lag er al voordat [gedaagden] de grond heeft opgehoogd, kennelijk met als doel om te gaan betogen dat de schutting niet hoger dan twee meter zou zijn, aldus [eiseres] .
De rechtbank is het eens met [gedaagden] . Het is geen fundering van de schutting maar de betonnen rand onder aan de schutting die fungeert als grondkering van de tuin van [gedaagden] . In de verdere procedure zal daarom worden gesproken over de grondkering.
5.3.
Verder heeft [gedaagden] aangevoerd dat op pagina 6 de tweede foto niet is genomen vanaf de tuinzijde (zoals onder de foto staat vermeld) maar vanaf de steegzijde. De opmerking van [gedaagden] is juist, de hoogte van 225 centimeter is gemeten aan de steegkant. Dit is te zien aan de stand van de ijzeren bevestigingsplaat op beide foto’s van pagina 6. De hoogte van de schutting is overigens geen onderwerp van dit geschil, dus deze opmerking is verder niet relevant voor de te nemen beslissing. Dat geldt ook voor de overige op- en aanmerkingen van [gedaagden] en [eiseres] . De rechtbank verbindt daarom geen gevolgen aan deze op- en aanmerkingen.
Kadastrale erfgrens
5.4.
Tussen partijen is in geschil op welke plaats de schutting tussen de percelen moet of mag staan. [eiseres] stelt dat [gedaagden] in juli 2022 zijn schutting op haar perceel heeft geplaatst. De kadastrale grens ligt op 1,58 meter uit het verlengde van de gevel van de schuur bij perceel [kadastraalnummer 3] (de naastgelegen buren van [eiseres] ) en dus staat de nieuwe schutting van [gedaagden] op haar perceel, aldus [eiseres] .
[gedaagden] voert aan dat hij de door hem in 2022 geplaatste schutting op verzoek van [eiseres] heeft verplaatst nadat er een grensreconstructie door het Kadaster heeft plaatsgevonden. De huidige schutting bevindt zich nagenoeg op dezelfde plaats als de voorheen aanwezige schutting. Volgens [gedaagden] wordt deze procedure daarom nodeloos gevoerd.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Het staat vast dat de steeg tussen de woningen in eigendom toebehoort aan de bewoners van de [adres 1] . Uit de grensreconstructie van het Kadaster van 26 oktober 2022 volgt dat de kadastrale erfgrens 1,58 meter uit het verlengde van de gevel van de schuur van perceel [kadastraalnummer 3] loopt. Het kadastrale punt aan de onderkant van de schutting van de zijburen van [gedaagden] (perceel nummer [kadastraalnummer 4] ) duidt de erfgrens tussen de percelen van [eiseres] en [gedaagden] aan. De rechtbank maakt uit de grensreconstructie van het Kadaster op dat de kadastrale erfgrens in een rechte lijn loopt.
5.6.
Tijdens de descente heeft de rechtbank vastgesteld dat de grijze betonnen paal van de schutting van [gedaagden] , nabij het kadastrale punt, op het perceel van [eiseres] staat. Dat geldt ook voor de betonnen rand, de grondkering, aan de onderkant van de schutting van [gedaagden] . De rechtbank concludeert dan ook dat deze paal en (de grondkering van) de schutting van [gedaagden] over de kadastrale erfgrens op het perceel van [eiseres] staan en moeten worden verwijderd.
Overigens heeft [gedaagden] voorafgaand aan en in een eerder stadium van de procedure verklaard de schutting “binnen drie maanden” te zullen verplaatsen en heeft dat in februari 2023 ook gedaan. De rechtbank komt echter tot de conclusie dat de schutting nog steeds op eigendom van [eiseres] staat.
De primaire vorderingen onder I en II zullen daarom worden toegewezen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat het [gedaagden] uiteraard wel is toegestaan om de schutting op zijn eigen erf te plaatsen, direct tegen de erfgrens aan.
Dwangsom
5.7.
[eiseres] heeft bij de veroordeling tot verwijdering van de schutting een dwangsom gevorderd. Hiertegen heeft [gedaagden] geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de dwangsom matigen tot € 250,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-.
Kosten kadaster
5.8.
[eiseres] vordert de gemaakte kosten voor de grensreconstructie van het Kadaster op 26 oktober 2022. [gedaagden] betoogt dat het niet redelijk is dat alle kosten voor zijn rekening komen omdat de erfgrens is vastgesteld tussen het perceel van [eiseres] en haar zijburen (het perceel [adres 1] [huisnummer 2] ). Laatstgenoemd perceel grenst voor het grootste deel aan het perceel van [eiseres] , aldus [gedaagden] .
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat een grondslag hiervoor ontbreekt. [eiseres] heeft [gedaagden] niet vooraf geïnformeerd en uitgenodigd voor de grensreconstructie op 26 oktober 2022. Uit de grensreconstructie blijkt dat
“alle opgeroepen belanghebbenden zijn verschenen dan wel vertegenwoordigd”.De rechtbank maakt hieruit op dat [gedaagden] niet is aangemerkt als belanghebbende. Dat [gedaagden] mogelijk op de ochtend van de grensreconstructie ingelicht zou zijn, maakt het voorgaande oordeel niet anders.
Proceskosten
5.10.
[gedaagden] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.794,00
(3,00 punten × € 598,00)
Totaal
3.220,03
in reconventie
Kosten schutting
5.11.
In reconventie heeft [gedaagden] gevorderd dat [eiseres] de helft van de kosten van een nieuwe schutting moet betalen.
5.12.
Volgens de wetsgeschiedenis en rechtspraak is de ratio van artikel 5:49 BW gelegen in het waarborgen van de privacy van eigenaars van aangrenzende percelen. Zonder nadere toelichting van [gedaagden] valt niet in te zien dat de nieuw door hem op te richten schutting zal bijdragen aan verbetering van zijn privacy ten opzichte van achterbuurvrouw [eiseres] . De tuin van [eiseres] is namelijk al omgeven door een schutting. Daarnaast is [gedaagden] eigenhandig overgegaan tot verwijdering van zijn schutting waardoor hij zelf een probleem heeft gecreëerd en waarvan hij vervolgens (ten koste van [eiseres] ) zou profiteren als zijn vordering tot het meebetalen aan een nieuwe schutting zou worden toegewezen. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.13.
[gedaagden] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Vanwege de samenhang tussen de zaken in conventie en in reconventie, worden, tot aan dit vonnis, de proceskosten aan de kant van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
299,00
(1,00 punt x 0,5 × € 598,00)
Totaal
299,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de (juridische) erfgrens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] loopt zoals door het kadaster in het rapport van 26 oktober 2022 is vastgesteld,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de schutting die hij op het perceel van [eiseres] heeft geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden en wel op een zodanige wijze dat de erfgrens vrij komt te liggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.220,03,
6.4.
verklaart de onderdelen 6.2 en 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
6.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 299,00,
6.8.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.