ECLI:NL:RBNHO:2023:65

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
9592117 \ CV EXPL 21-8587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht; rauwelijks dagvaarden door AirHelp tegen Turk Havayollari A.O.

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is ingesteld op 7 december 2021, na een aanmaning van 31 maart 2020, waarin compensatie werd gevorderd voor een vlucht van Istanbul naar Bangkok op 10 maart 2020. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, met als argument dat de vlucht niet geannuleerd was maar vertraagd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp rauwelijks heeft gedagvaard, omdat de aanmaning door de verkeerde partij is verzonden. Desondanks heeft dit geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van de vordering. De vervoerder heeft niet aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en de kantonrechter oordeelt dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd. Hierdoor is de vervoerder gehouden tot betaling van compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 4 januari 2023 door kantonrechter mr. S.N. Schipper, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9592117 \ CV EXPL 21-8587
Uitspraakdatum: 4 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 7 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Istanbul (Turkije) naar Suvarnabhumi Airport, Bangkok (Thailand) op 10 maart 2020.
2.2.
De passagier heeft haar vermeende vordering in mei 2019 dan wel op 23 maart 2020 overgedragen aan AirHelp Limited.
2.3.
Bij brief van 31 maart 2020 heeft mr. Lof compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met een vermeende annulering van de vlucht van Istanbul naar Bangkok, met vluchtnummer TK58 (hierna: de vlucht).
2.4.
AirHelp Limited heeft vervolgens op 8 januari 2021 dan wel op 3 september 2021 de vordering overgedragen aan AirHelp.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard, wordt als volgt overwogen. AirHelp heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aanmaning van 31 maart 2020 namens de passagier is verstuurd, waarbij mr. D.E. Lof (destijds) van Lof Advocatuur handelde namens de passagier. Voorts staat als onweersproken vast dat mr. D.E. Lof daartoe niet gemachtigd was, omdat AirHelp Limited op dat moment eigenaar was van het vorderingsrecht. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. AirHelp heeft nog bij conclusie van repliek een aanmaning van 22 april 2022 overgelegd, maar toen was de procedure al aanhangig gemaakt. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van AirHelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook gelet op deze proceshouding, waarbij AirHelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, sprake van rauwelijks dagvaarden. Dit kan er echter niet toe leiden dat AirHelp niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering of dat de hoofdsom wordt afgewezen, maar dit kan eventueel gevolgen met zich meebrengen voor de toe te wijzen proceskosten.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de vlucht is geannuleerd. In de conclusie van antwoord heeft de vervoerder zich op het standpunt gesteld dat de passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht van Istanbul naar Bangkok (met vluchtnummer TK64). Ter onderbouwing daarvan heeft de vervoerder het vluchtschema van de alternatieve vlucht overgelegd. In de conclusie van dupliek heeft de vervoerder zijn standpunt gewijzigd en heeft hij aangevoerd dat de vlucht niet is geannuleerd, maar is vertraagd en dat de passagier met deze vertraagde vlucht zijn eindbestemming heeft bereikt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft toegelicht waarom hij het standpunt dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. De standpuntwijziging van de vervoerder is daarom tardief.
4.4.
Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter ervan uit dat de vlucht is geannuleerd
4.5.
Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Dit betekent dat AirHelp op grond van artikel 5 lid 3 in samenhang met artikel 7 van de Verordening recht heeft op compensatie. Het betoog van de vervoerder dat de passagier met de alternatieve vlucht met een vertraging van minder dan 3 uur op de eindbestemming is aangekomen, kan aan het voorgaande niet afdoen. Uit de Verordening en de jurisprudentie van het Hof volgt dat een vertraging van meer dan 3 uur geen vereiste is om aanspraak te maken op compensatie, indien er geen buitengewone omstandigheid aan de annulering ten grondslag heeft gelegen. De slotsom is dan ook dat de vervoerder gehouden is tot betaling van compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De kantonrechter ziet in hetgeen in 4.2. is overwogen aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter