ECLI:NL:RBNHO:2023:6526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
10297605
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de executeur in een nalatenschap en de gevolgen van onrechtmatig handelen

In deze zaak hebben [eiser 1] c.s. een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de executeur van de nalatenschap van hun overleden moeder, erflaatster. De vordering betreft de schending van de zorgplicht door [gedaagde], die volgens [eiser 1] c.s. geen rekening en verantwoording heeft afgelegd en onrechtmatig geld van de rekening van erflaatster naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt. De kantonrechter heeft op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de vordering van [eiser 1] c.s. werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij handelde uit een paniekreactie om geld veilig te stellen na het overlijden van erflaatster. De kantonrechter benadrukte dat de executeur bij de uitoefening van zijn taak de zorg van een goed executeur moet betrachten, maar dat er in deze specifieke omstandigheden geen sprake was van een tekortkoming in de zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eiser 1] c.s. onvoldoende onderbouwd waren en dat [gedaagde] niet aansprakelijk was voor de gemaakte kosten. De tegenvordering van [gedaagde] om het beslag op zijn rekening op te heffen werd eveneens afgewezen. Beide partijen werden veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10297605 \ CV EXPL 23-554
Uitspraakdatum: 12 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]

beiden wonende te [plaats 1]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: M. Chilito Hemmer (Incasso Federatie Nederland B.V.)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2] (Spanje)
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. P.R. Starink

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 1] c.s. hebben bij dagvaarding van 23 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 23 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser 1] c.s. hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 11 mei 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. zijn twee kinderen van [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is op 24 februari 2021 overleden. In haar testament d.d. 21 augustus 2011 heeft erflaatster [eiser 1] c.s. tot erfgenamen en [gedaagde] tot executeur benoemd.
2.2.
Per brief d.d. 2 juli 2021 heeft Batenburg Notarissen namens [eiser 1] c.s. aan [gedaagde] laten weten dat zij nog geen boedelbeschrijving en geen door hen gevraagde inlichtingen hebben ontvangen van [gedaagde]. Batenburg Notarissen verzoekt [gedaagde] dit zo snel mogelijk te regelen. Per brief d.d. 4 augustus 2021 heeft
[betrokkene] van Bressers Law [gedaagde] namens [eiser 1] c.s. opnieuw aangeschreven voor de gevraagde stukken en informatie.
2.3.
Op 17 april 2021 heeft [gedaagde] van de rekening [rekeningnummer] een bedrag van € 3.776,58 overschreven naar zijn eigen rekening.
2.4.
Op 20 september 2022 heeft [eiser 1] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van verduistering.
2.5.
Op 7 december 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland aan [eiser 1] c.s. verlof verleend om derdenbeslag te leggen ten aanzien van de rekeningen van [gedaagde].
2.6.
Per e-mail d.d. 15 maart 2022 heeft Batenburg Notarissen het volgende – voor zover hier relevant – aan de zoon van [gedaagde] geschreven:
(…)In het samenlevingscontract is een verblijvensbeding opgenomen. Dit houdt in dat alle gezamenlijke goederen, aan uw vader toekomen. De en/of rekening is gezamenlijk eigendom, dus uw vader is gerechtigd tot het banksaldo (…).
2.7.
In de op 21 augustus 2011 gesloten samenlevingsregeling tussen [gedaagde] en erflaatster staat in artikel 13 (verblijven bij overlijden) lid 1:
“1. Bij overlijden van een partij verblijven alle aan partijen tezamen toebehorende goederen aan de langstlevende partij. (…)”

3.De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 18.755,48 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2022 en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zijn zorgplicht als executeur heeft geschonden door geen rekening en verantwoording af te leggen en zonder recht banktegoeden van erflaatster naar zijn eigen rekening over te schrijven. Deze bedragen komen [eiser 1] c.s. toe als enig erfgenamen. Gelet hierop heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiser 1] c.s. De vordering ziet op een bedrag van € 14.307,87 dat [gedaagde] naar zichzelf heeft overgemaakt, € 1.853,86 aan gemaakte kosten door [eiser 1] c.s. en € 1.110,88 aan buitengerechtelijke incassokosten.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk zijn in deze vordering omdat [eiser 1] c.s., nu [gedaagde] executeur is, niet bevoegd zijn om zelfstandig in rechte op te treden. Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij geen invulling van zijn taken als executeur heeft gegeven. Hij heeft immers wel degelijk een (voorlopige) boedelbeschrijving aangeleverd. Ook betwist [gedaagde] dat hij zonder daartoe gemachtigd was betalingen vanaf de bankrekening van erflaatster naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt. Het bedrag van € 3.776,58 heeft hij overgeschreven om verdere onbevoegde onttrekkingen van erfgenamen een halt toe te roepen. Van de andere rekening onttrekt [gedaagde] inderdaad gelden maar dit is (ook) zijn eigen rekening die hij gebruikt om zijn lasten in Spanje te betalen. Tot slot betwist [gedaagde] dat hij aansprakelijk is voor de extra kosten van [eiser 1] c.s.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot opheffing van het door hen gelegde, ten laste van [gedaagde] in privé, beslag binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel dat één van hen of zij beiden hiermee in gebreke zijn met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de proceskosten.
4.3.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de grondslag voor de beslaglegging ontbreekt omdat [gedaagde] geen gelden heeft onttrokken aan de nalatenschap voor eigen gewin.
4.4.
[eiser 1] c.s. betwisten de tegenvordering.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
In deze procedure gaat het om de vraag of [gedaagde] als executeur onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en zo ja, of hij uit hoofde van onrechtmatige daad schadevergoeding is verschuldigd aan [eiser 1] c.s.
Ontvankelijkheid
5.3.
[gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk zijn omdat zij niet bevoegd zijn om zelfstandig in rechte op te treden nu [gedaagde] executeur is. [gedaagde] heeft daarbij verwezen naar artikel 5:145 BW waarin is opgenomen dat de executeur bij uitsluiting bevoegd is om de erfgenamen in rechte te vertegenwoordigen.
5.4.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. De vorderingen van [eiser 1] c.s. hebben immers geen betrekking op het beheer van de goederen van de nalatenschap maar zijn gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser 1] c.s. heeft gehandeld door jegens hen niet de zorgvuldigheid in acht te nemen die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam executeur mag worden verwacht. Het instellen van een dergelijke vordering behoort niet tot de taak van de executeur en behoort daarom niet tot diens uitsluitende bevoegdheid.
Toetsingskader
5.5.
De executeur moet bij de uitoefening van zijn taak de zorg van een goed executeur betrachten. Voor het vaststellen van de omvang van deze zorgplicht moet rekening gehouden worden met het gegeven dat de executeur, voor zover hij bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, in beginsel een ruime mate van vrijheid toekomt. Ook dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat de executeur bij de uitoefening van zijn taak zich gesteld kan zien voor de opgave van het behartigen van verschillende, soms tegengestelde belangen. Het is in beginsel aan het inzicht van de executeur overgelaten op welke wijze en langs welke weg die (tegengestelde) belangen het beste kunnen worden gediend.
5.6.
Om vast te stellen of een executeur, in weerwil van die vrijheid, persoonlijk aansprakelijk is wegens een onjuiste taakuitoefening, moet de vraag worden beantwoord of, uitgaande van die vrijheid, een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende executeur die zijn taak nauwgezet en met inzet verricht, in de gegeven omstandigheden – mede gelet op diens (al dan niet professionele) achtergrond en ervaring – in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Bij deze toetsing past terughoudendheid. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is namelijk vereist dat de executeur ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen.
5.7.
De kantonrechter dient derhalve te onderzoeken of er grond is voor persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde]. Het gaat er in deze zaak (kort gezegd) om dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht en dat er geld is overgeschreven zonder rechtsgrond, aldus [eiser 1] c.s.
Is voldaan aan de informatieplicht en wat zijn de gevolgen?
5.8.
[eiser 1] c.s. verwijten [gedaagde] dat hij tot op heden niet alle relevante informatie en stukken heeft verstrekt. Daardoor heeft [eiser 1] c.s. ook kosten moeten maken, die [gedaagde] moet vergoeden.
5.9.
[gedaagde] betwist weigerachtig te zijn geweest met het verstrekken van informatie en stukken maar erkent wel dat de informatieverstrekking niet helemaal goed verlopen is. Dit is echter niet onrechtmatig, aldus [gedaagde]. Daarbij komt nog dat er in de aangifte Inkomstenbelasting 2018/2020 een deel van een Nederlands pensioen niet meegenomen was en dat de Spaanse belastingdienst dit heeft opgemerkt, wat voor veel vertraging heeft gezorgd. Zomer 2022 was het bijna klaar, maar oktober 2022 kwam de Spaanse belastingdienst hiermee. Ter zitting heeft de zoon van [gedaagde] verder aangevoerd dat er reeds een concept boedelbeschrijving is overgelegd en dat hij alle stukken in februari 2022 aan [eiser 1] c.s. heeft verstrekt maar dat zij daar nooit vragen over hebben gesteld.
5.10.
Hoewel, gelet op hetgeen (de zoon van) [gedaagde] heeft aangevoerd, genoegzaam vaststaat dat hij(/zijn zoon) sommige stukken niet of niet tijdig heeft opgestuurd, leidt dit – in de gegeven omstandigheden – niet tot het tekortschieten van [gedaagde] in zijn zorgplicht van executeur. Hierbij speelt mee dat [gedaagde] reeds op leeftijd is, geen ervaring heeft met werkzaamheden als executeur en er sprake is van ingewikkelde internationale kwesties. Verder hebben [eiser 1] c.s. niet betwist dat zij nooit vragen hebben gesteld over de doorgestuurde stukken noch hebben zij concreet aan gegeven welke stukken zij missen. De enkele stelling dat zij niet weten waar de AOW storting van februari en het vakantiegeld zijn gebleven, is daartoe onvoldoende temeer nu de zoon van [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat hij alle rekeningafschriften heeft meegestuurd in februari 2022. Bovendien heeft de zoon van [gedaagde] ter zitting aangegeven dat Batenburg Notarissen de afwikkeling van de nalatenschap heeft overgenomen en dat de afwikkeling in de laatste fase zit.
5.11.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot betaling van € 1.853,86 voor kosten omdat [gedaagde] de stukken niet of niet tijdig heeft verstrekt, wordt afgewezen. De kantonrechter wijst erop dat [eiser 1] c.s. ook overigens hebben nagelaten voldoende duidelijk te maken waarom (al) deze kosten voor rekening van [gedaagde] moeten komen. Hoewel de kosten zijn uitgesplitst, wordt uit de overgelegde stukken niet duidelijk dat deze kosten gemaakt zijn omdat [gedaagde] bepaalde stukken niet heeft overgelegd. Zo staat er op de declaratievan 28 december 2021 van Batenburg Notarissen ‘begeleiden nalatenschap van uw moeder’ en ‘griffierecht ter zake van de akte van beneficiaire aanvaarding’. Dat zijn kosten die [eiser 1] c.s. in het kader van de nalatenschap (sowieso) hebben moeten maken. Ook staat er op de factuur van Bressers Law alleen ‘honorarium’ en ‘burofax’ waarbij niet gebleken is dat dit kosten zijn die gemaakt zijn omdat [gedaagde] niet alle stukken heeft overgelegd. Ook worden er twee keer kosten voor het opvragen van een testament in rekening gebracht. Het had op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen om deze kosten nader te specificeren en per kostenpost aan te geven waarom [gedaagde] hiervoor aansprakelijk is.
Is geld afgeschreven zonder rechtsgrond en wat zijn de gevolgen?
5.12.
[eiser 1] c.s. verwijten [gedaagde] verder dat hij geld heeft afgeschreven van twee rekeningen terwijl dit geld toekomt aan [eiser 1] c.s. Ten aanzien hiervan heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. Het bedrag van € 3.776,58 heeft hij inderdaad overschreven naar zijn eigen rekening omdat hij zag dat er, na het overlijden van erflaatster, geld van haar rekening werd afgehaald. In een paniekreactie heeft hij het geld naar zijn eigen rekening overgeschreven om hetveilig te stellen. Dat geld staat ook nog steeds op de rekening van [gedaagde]. Over de andere rekening, waarvan [eiser 1] c.s. stellen dat er een bedrag van € 10.531,29 afgeschreven is door [gedaagde], heeft [gedaagde] verklaard dat dit de en/of rekening was van [gedaagde] en erflaatster. Van deze rekening haalde [gedaagde] geld om van te leven.
5.13.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft erkend dat hij het bedrag van
€ 3.776,58 van de rekening heeft gehaald. Hoewel dit niet handig is geweest van [gedaagde] kan de kantonrechter begrijpen dat hij schrok toen hij zag dat er geld van de rekening werd afgehaald nadat erflaatster overleden was en dat hij in het kader van zijn taak als executeur dit bedrag wilde veiligstellen. Daarbij acht de kantonrechter ook van belang dat [eiser 1] c.s. na het overlijden van erflaatster zelf als eerste geld van haar rekening hebben gehaald en niet hebben onderbouwd met stukken dat zij hiertoe gerechtigd waren. Nu [gedaagde] heeft aangegeven dat het geld nog op zijn rekening staat en [eiser 1] c.s. beslag hebben gelegd op deze rekening ziet de kantonrechter geen aanleiding om dit bedrag in deze procedure toe te wijzen.
5.14.
Wat betreft de vordering van [eiser 1] c.s. van € 10.531,29 hebben [eiser 1] c.s., naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat hier sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Daarbij is het volgende redengevend.
5.15.
Batenburg Notarissen heeft aangegeven dat het geld op een (eventuele) en/of rekening aan [gedaagde] toekomt op grond van het verblijvensbeding in artikel 13 van de samenlevingsregeling. [eiser 1] c.s betwisten noch dat dit artikel toepassing heeft noch dat de uitleg van Batenburg juist is, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen.
5.16.
[gedaagde] heeft erkend dat hij voormeld bedrag heeft opgenomen. Volgens hem is dat niet onrechtmatig omdat het geld stond op de en/of rekening van [gedaagde] en erflaatster. Dat het gaat om een en/of rekening is volgens [eiser 1] c.s. onduidelijk.
5.17.
De kantonrechter wijst erop dat [eiser 1] c.s. in deze procedure de bewijslast hebben van het door hen gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagde]. Het is daarom ook aan hen om te bewijzen, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], dat het hier niet om een en/of rekening van [gedaagde] en erflaatster gaat. Hieraan hebben [eiser 1] c.s. niet voldaan. De kantonrechter acht het aannemelijk dat [gedaagde] en erflaatster, gezien hun langdurige samenleving en hun samenlevingsregeling, een gezamenlijke en/of rekening hadden. Op de rekening waar het geld is afgehaald staan twee ‘titular’ genoemd, [gedaagde] en erflaatster. Als ‘tipo de titularidad’ is vermeld: ‘solidario’, wat ‘mede-eigenaar’ betekent. Zonder nadere toelichting en onderbouwing van het tegendeel door [eiser 1] c.s. gaat de kantonrechter er daarom van uit dat het gaat om een en/of rekening als bedoeld in artikel 13 van de samenlevingsregeling.
Het beslag op de rekening van [gedaagde]
5.18.
[gedaagde] heeft ten aanzien van zijn tegenvordering onvoldoende duidelijk gemaakt wat zijn belang bij opheffing van het beslag op dit moment is. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat het beslag kan blijven liggen. Gelet hierop wordt de tegenvordering van [gedaagde] tot het opheffen van het beslag afgewezen.
Conclusie
5.19.
De kantonrechter is derhalve van oordeel dat onder de hiervoor gestelde concrete omstandigheden niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] tekort is geschoten in de van hem te vergen zorg dan wel op andere wijze als executeur onrechtmatig jegens [eiser 1] c.s. heeft gehandeld. De vorderingen van [eiser 1] c.s. worden daarom afgewezen.
Ook de tegenvordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
5.20.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.4.
wijst de vordering af;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter