In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht HV5465 van Amsterdam-Schiphol naar Verona op 29 april 2018. De passagiers vorderen een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een stroomstoring op Schiphol.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. Echter, de vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht HV5355, die de oorzaak was van de opschorting van de vlucht, het gevolg was van de stroomstoring, wat als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de vertraging van 2 uur en 25 minuten, die aan de stroomstoring kan worden toegeschreven, moet worden afgetrokken van de totale vertraging van de vlucht HV5465.
Na deze aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur, waardoor de vordering van de passagiers wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. S.N. Schipper op 5 juli 2023.