ECLI:NL:RBNHO:2023:6536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
9104816 \ CV EXPL 21-1932
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht HV5465 van Amsterdam-Schiphol naar Verona op 29 april 2018. De passagiers vorderen een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een stroomstoring op Schiphol.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. Echter, de vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht HV5355, die de oorzaak was van de opschorting van de vlucht, het gevolg was van de stroomstoring, wat als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de vertraging van 2 uur en 25 minuten, die aan de stroomstoring kan worden toegeschreven, moet worden afgetrokken van de totale vertraging van de vlucht HV5465.

Na deze aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur, waardoor de vordering van de passagiers wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. S.N. Schipper op 5 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9104816 \ CV EXPL 21-1932
Uitspraakdatum: 5 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 april 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Verona Airport, Italië op 29 april 2018 met vluchtnummer HV5465, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2028, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 en subsidiair € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is geweest van meerdere buitengewone omstandigheden, met name de stroomstoring op de luchthaven van Amsterdam.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder betoogt dat de vlucht zou worden uitgevoerd met het toestel, PH-HZX. Het schema, zoals geschetst door de vervoerder, van het toestel is hieronder weergeven.
Vlucht
Route
Gepland (lt)
Uitgevoerd (lt)
vertraging
HV5355
AMS-FAO
06:30 – 08:35
09:11 – 11:11
02:36
HV5356
FAO-AMS
09:15 – 13:15
12:02 – 15:40
02:25
HV6145
AMS-ALC
12:00 – 14:40
16:51 – 19:29
04:49
HV6146
ALC-AMS
15:25 – 18:10
20:34 – 22:59
04:49
HV5465
AMS-VRN
19:00 – 20:40
00:02 – 02:00
05:20
Al deze vluchten hebben te maken gekregen met de stroomstoring op Schiphol en de staking van de Franse luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder. De HV5355 kon niet vertrekken door de stroomstoring en daarom werd de vlucht opgeschort. Vervolgens kreeg vlucht HV5356 slotberichten opgelegd met code EA 99 (stroomstoring) waardoor deze vlucht pas om 11:02 uur UTC kon vertrekken. Met het oog op de gehele vluchtuitvoering en de mogelijkheden van de vervoerder is ervoor gekozen om vlucht HV6145 uit te voeren met een ander toestel. De toestelwissel (naar PH-HXJ) heeft de verdere vertraging die dag door de stroomstoring en staking echter niet kunnen voorkomen. Door de vertraging van de eerdere vluchten heeft de vervoerder voor vlucht HV6145 de verwachte vertrektijd (EOBT) aangepast naar 14:35 uur UTC, waarna vervolgens meerdere malen het slot is gewijzigd en het toestel niet eerder kon vertrekken dan 14:51 uur UTC. Voor vlucht HV6146 moest de EOBT op 17:45 uur UTC worden gezet. Waarna het slot meerdere malen is gewijzigd totdat deze vlucht om 18:34 uur UTC kon vertrekken. Voor de onderhavige vlucht geldt dat de EOBT is gewijzigd naar 20:50 uur UTC en dat vanwege meerdere wijzigingen de vlucht uiteindelijk om 22:02 uur UTC kon vertrekken.
5.5.
De passagiers stellen dat de oorzaak van de vertraging niet is gelegen in de stroomstoring, maar in het feit dat de vervoerder zijn EOBT heeft gewijzigd en daardoor later is vertrokken met vlucht HV6915, de eerste vlucht die gepland stond met toestel PH-HXJ. Voor deze vlucht zijn bovendien geen slotberichten opgelegd in verband met de stroomstoring. Indien de vervoerder zijn EOBT niet had gewijzigd had hij tijdig kunnen vertrekken. Of in ieder geval met een vertraging van slechts twee uur. Daarnaast stond de onderhavige vlucht gepland om 19:00 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport te vertrekken. Dit is ruim negen uur nadat de beperkingen op Schiphol waren opgeheven. Uit de documentatie van de vervoerder volgt ook dat de ‘flow rate movements’ vanaf 10:15 uur weer terug naar normaal waren. Dat er nog vertragingen waren na aanleiding van de voorafgaande vluchten, maakt de onderhavige situatie niet direct uitzonderlijk. Problemen die zich voordoen op voorafgaande vluchten werken ook niet zonder meer door. Vluchten moeten los van elkaar worden gezien, aldus de passagiers.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft met de overgelegde slotberichten voldoende aangetoond dat vlucht HV5355 tijdelijk is opgeschort door de beslissingen van de luchtverkeersleiding en dat vlucht HV5356 nieuwe slotberichten opgelegd kreeg met code EA99 waaruit volgt dat de vertraging van deze vluchten het gevolg is geweest van de stroomstoring. De kantonrechter is van oordeel dat de opschorting en de gewijzigde slottijden, als gevolg van de stroomstoring, aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht wordt opgeschort of één of meerdere gewijzigde slottijden opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken. Een gewijzigde slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Aldus levert een vertrekvertraging van 2 uur en 25 minuten vertraging een buitengewone omstandigheid op.
5.7.
Ten aanzien van de vertraging die is opgelopen tijdens vlucht HV6145 (en opvolgende vluchten) kan de vervoerder geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij vanwege de toestelwissel zijn vertrektijd heeft moeten aanpassen. De vervoerder had dus, wanneer geen toestelwisseling had plaatsgevonden, de vertraging kunnen beperken. Ook al had het toestel bij deze stand van zaken, zonder toestelwissel, een nieuw slot opgelegd gekregen. Niet uitgesloten is dat een veel eerder slot zou zijn opgelegd, waarna de totale vertraging beperkt zou zijn gebleven.
5.8.
De volgende vraag die beantwoord moet worden of de vertraging die is ontstaan vanwege de eerder aangemerkte buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De passagiers hebben gesteld dat omstandigheden betreffende een eerdere vlucht niet kunnen doorwerken naar een latere vlucht, dan wel een latere rotatie. De kantonrechter volgt deze stelling niet. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vluchten. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd. De vervoerder heeft in deze specifieke zaak voldoende toegelicht en onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de vluchten. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. Uiteindelijk is dit niet gebeurd door de toestelwissel. De stelling van de passagiers faalt om die reden. Nu reeds is vastgesteld dat een vertraging voor de duur van 2 uur en 25 minuten is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden, werkt dit gedeelte van de vertraging door naar de onderhavige vlucht.
5.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij, direct nadat hij bekend werd met de stroomstoring op Schiphol, diverse maatregelen heeft getroffen. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de gehele operatie (dus niet enkel de uitvoering van de onderhavige vlucht) zo goed mogelijk in stand te houden en het originele vluchtschema van de dag zo goed mogelijk na te komen. Om die reden is gekozen voor een toestelwissel echter heeft dit voor de onderhavige vlucht ongunstig uitgepakt. De passagiers hebben verder nog gesteld dat de vervoerder tussen de rotatievluchten een minimale reservetijd in acht moet nemen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.10.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Peskova, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet op dit arrest dient de totale aankomstvertraging van vijf uur en 20 minuten te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 2 uur en 25 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers zal om die reden worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter