ECLI:NL:RBNHO:2023:6575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/15/341326 / KG ZA 23-339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over opheffing van bestaande mogelijkheid tot elektriciteitsaansluiting en de verplichtingen van Liander N.V.

In deze zaak, die op 12 juli 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een groep eisers, waaronder Melkveebedrijf [K] C.V. en de Coöperatieve Windenergie Vereniging 'Kennemerwind U.A.', en Liander N.V. over de opheffing van een bestaande mogelijkheid tot elektriciteitsaansluiting. De eisers vorderen dat Liander de elektriciteitsaansluiting in stand laat en geen onomkeerbare werkzaamheden verricht, op straffe van een dwangsom. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst uit 2006, waarbij Liander zich verplichtte om een aansluiting aan te leggen voor een nog op te richten windmolenpark. De eisers hebben in het verleden een bedrag van € 74.816,49 aan Liander betaald voor de aanleg van kabels en voorzieningen, maar het windmolenpark is nooit gerealiseerd. Liander heeft in 2019 aangekondigd de kabels te willen gebruiken voor de versterking van haar elektriciteitsnetwerk, wat heeft geleid tot onvrede bij de eisers. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vordering, omdat zij vrezen dat hun investeringen verloren gaan. De rechter heeft Liander voorlopig veroordeeld om de elektriciteitsaansluiting in stand te laten en heeft een tussenvonnis gewezen, waarbij beide partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunt over een alternatieve oplossing, zoals het oprichten van een transformatorhuisje, kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/341326 / KG ZA 23-339
Vonnis en tussenvonnis in kort geding van 12 juli 2023
in de zaak van

1.MELKVEEBEDRIJF [K] C.V.,

gevestigd te [woonplaats],
2.
[M],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[MB],
gevestigd te [woonplaats] ,
4.
[C],
wonende te [woonplaats]
5.
[S],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[N],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[P],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
9.
COÖPERATIEVE WINDENERGIE VERENIGING “KENNEMERWIND U.A.”,
gevestigd te Alkmaar,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [K] c.s.,
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
tegen
LIANDER N.V.,
(mede) gevestigd te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaat: mr. J.M. Hagelaars te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juli 2023 met 13 producties,
- de 3 aanvullende producties van de zijde van [K] c.s,
- de conclusie van antwoord met 1 productie,
- de mondelinge behandeling die op 10 juli 2023 heeft plaatsgevonden,
- de pleitnota van [K] c.s.

2.De uitgangspunten

2.1.
Liander is beheerder van het laag- en middenspannings elektriciteitsnet in onder meer Noord-Holland.
2.2.
In 2006 heeft de rechtsvoorganger van Liander (hierna samen aangeduid als: Liander) overleg gevoerd met drie partijen: Coöperatieve Windenergie Vereniging “Kennemerland U.A.” (eiseres 9), de heer en mevrouw [P] (eisers 7 en 8) en
[eisers] (eiser 4), [M en J] .
2.3.
Liander heeft offertes uitgebracht voor de mogelijkheden van aansluiting van een nog op te richten windmolenpark op het elektriciteitsnet. Dat park zou bestaan uit één windmolen voor ieder van de drie partijen.
2.4.
Partijen hebben op 31 mei 2006 een overeenkomst genaamd ‘overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit voor grootverbruikers’ getekend.
Liander heeft zich verplicht een aansluiting aan te leggen en in stand te houden, die het voor de drie partijen mogelijk maakt het gecontracteerd transportvermogen af te nemen en terug te leveren.
2.5.
Liander heeft in 2007 door middel van kabels een verbinding in de grond gelegd om in de toekomst een inkoopstation met de windmolens te kunnen verbinden. De verbinding is doodlopend en eindigt via een lus in een zogeheten ‘eindmof’. De drie partijen hebben voor de aanleg daarvan een bedrag van € 74.816,49 aan Liander betaald.
2.6.
Op 4 en 16 januari 2007 hebben de drie aanvragers ieder twee E.A.N.-codes voor hun aansluiting gekregen.
2.7.
Het windmolenpark is niet gerealiseerd. De situatie is gedurende 16 jaar onveranderd gebleven.
2.8.
Liander heeft in 2019 aangekondigd de door haar aangelegde kabels te willen gebruiken voor de versterking van haar leidingnetwerk. Overleg tussen partijen heeft uiteindelijk niets opgeleverd.
2.9.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in reactie op het verzoek van Liander van 9 december 2022 op 14 juni 2023 een gedoogbeschikking afgegeven.
Op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht is aan eiser sub 2 de plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van een middenspanningsverbinding en het gedogen van de instandhouding van twee bestaande middenspanningsverbindingen in zijn grond. De desbetreffende kabels liggen in grond, die nu eigendom is van eiser sub 2.
2.10.
Liander heeft op 3 juli 2023 aangekondigd op maandag 10 juli 2023 met de werkzaamheden te zullen beginnen. Ter zitting deelde Liander mee dat de werkzaamheden nog niet gestart waren in verband met het kort geding.

3.Het geschil

3.1.
[K] c.s. vordert - samengevat - Liander te veroordelen om de kabels, de lus en eindmof met de aan [K] c.s. toebedeelde E.A.N.-codes in stand te laten en 2000 kVA aan transportvermogen voor (terug)levering beschikbaar te stellen en (voor levering/afname) beschikbaar te houden, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van Liander in de kosten van deze procedure.
3.2.
[K] c.s. legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Het stuk kabel met eindmof is enkel en alleen in de grond gelegd ter voorbereiding van de geplande drie windmolens voor – kort gezegd – [K] , [P] en Kennemerwind. Als de kabel volgens plan van Liander verlegd zal worden, zullen de geplande windmolens daarop niet meer kunnen worden aangesloten. Liander heeft een aansluitplicht indien en zodra de windmolens alsnog gerealiseerd worden, maar Liander heeft geen uitsluitsel kunnen geven over de vraag of zij daarvoor alsnog kosten in rekening zal brengen en zo ja, hoe hoog die kosten zullen zijn. Liander heeft hierover niets willen vastleggen en tijdens de hoorzitting op 8 maart 2023 stelde Liander zich op het standpunt dat de inhoud en strekking van de contracten nog in rechte vastgesteld zou moeten worden.
Er zijn zes aansluitrechten met E.A.N.-nummers verkregen, die onderdeel vormen van de contracten waarvoor een bedrag van ruim € 74.000,- is betaald. Deze codes zijn ten onrechte uit de registraties van Liander verdwenen. Liander stelt dat als [K] c.s. in de toekomst een aansluiting nodig heeft, Liander eventueel een nieuwe verbinding zal moeten realiseren of dat [K] c.s. wellicht via een ander aansluitpunt op het net kan worden aangesloten en dat in dat geval de vraag aan de orde kan komen of [K] c.s. nogmaals een vergoeding moet betalen. Dit bedrag komt dan bovenop de schade die [K] c.s. lijdt doordat de investering van € 74.816,49 verloren gaat. Deze schade is te voorkomen als Liander een transformatorhuisje maakt waarin een doorverbinding van de kabel wordt gemaakt en drie afgaande velden voor de toekomstige en mogelijke benutting voor een windpark of zonnepark.
3.3.
Liander voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [K] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [K] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [K] c.s. in de kosten van deze procedure.
3.4.
Liander voert het volgende aan. Door de energietransitie en de daarmee gepaard gaande toename van het verbruik en de productie van elektriciteit in de afgelopen jaren is de druk op het elektriciteitsnetwerk gestegen. De bestaande capaciteit is niet meer toereikend om te voldoen aan de eisen die zijn opgesteld om de leveringszekerheid in Noord-Holland te garanderen. Dit betekent dat grootverbruikers niet kunnen worden aangesloten en eigenaren van zonnepanelen geen stroom kunnen terugleveren aan het net. Liander heeft als netbeheerder op grond van artikel 16 Elektriciteitswet de wettelijke taak om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en van het transport van elektriciteit over het net op de meest doelmatige wijze te waarborgen. In het kader van de versterking van haar net wil Liander een nieuwe middenspanningsverbinding realiseren in een perceel dat toebehoort aan de heer [M] (eiser sub 2). Deze verbinding wordt onder andere gerealiseerd door een bestaande, doodlopende en niet in gebruik zijnde, verbinding – eveneens gelegen in de grond van eiser sub 2 – te verplaatsen over een lengte van 20 meter.
Het is Liander niet duidelijk wat de positie van de andere eisers is, die daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aldus Liander. Aangezien eisers geen windpark hebben gerealiseerd, hebben zijn geen spoedeisend belang bij hun vorderingen. Als zij op termijn een aansluiting wensen, zal Liander deze realiseren.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
Spoedeisend belang
4.1.
Eisers vorderen in dit kort geding om de destijds in 2007 aangelegde kabels, lus en eindmof met de aan hen toebedeelde E.A.N.-codes in stand te laten. Hoewel het niet met zoveel woorden uit de vordering blijkt, leidt de voorzieningenrechter hieruit af dat feitelijk wordt gevraagd om staking van de door Liander aangekondigde werkzaamheden.
Eisers hebben als grondslag van hun vordering aangevoerd dat zij ruim € 74.000,- hebben geïnvesteerd in de door Liander aangelegde voorzieningen voor de toekomstige aansluiting. Als de leidingen zullen worden verlegd, moeten eisers in de toekomst nieuwe aansluitingen aanvragen tegen zeer veel hogere kosten. Bovendien kunnen zij de destijds aan hen toegekende E.A.N.-codes ook gebruiken voor mogelijke andersoortige aansluitingen, zoals een zonneweide. Bij het verleggen van de leidingen, zijn er voor hen ook geen E.A.N.-codes meer beschikbaar.
Daarmee hebben eisers hun spoedeisend belang voldoende onderbouwd.
Eisende partijen
4.2.
Net als voor Liander is het voor de voorzieningenrechter niet duidelijk wat de afzonderlijke juridische positie van ieder van de negen eisers is. In de dagvaarding worden partijen voor het gemak gezamenlijk aangeduid als “ [K] ”, maar uit de inhoud van de dagvaarding, de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting valt niet af te leiden wat het belang van eisers sub 1, 2, 3, 5 en 6 bij de ingestelde vordering is. Deze partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
4.3.
Liander betwist dat er overeenkomsten zijn gesloten waar zij nog aan gehouden is en op grond waarvan zij zich heeft verplicht om een aansluiting aan te leggen en in stand te houden, die het mogelijk maakt voor de nog op te richten windmolens stroom af te leveren.
Eisers hebben een exemplaar van een dergelijke overeenkomst (die met betrekking tot eiser sub 9) in het geding gebracht en verklaard dat die van de andere twee contractspartijen gelijkluidend waren. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet er daarom van worden uitgegaan dat deze overeenkomsten er wel zijn. [1]
4.4.
De vordering van eisers sub 4, 7 en 8 en 9 is gebaseerd op nakoming van de met hen gesloten overeenkomst.
Artikel 1 van de overeenkomst luidt als volgt:
Uit lid 1 van deze bepaling lijkt te volgen dat Liander destijds de afnemers (partijen dus) “heeft” aangesloten op haar elektriciteitsnetwerk. Dat blijkt niet het geval, want de desbetreffende windmolens waren er toen nog niet en zijn er overigens nog steeds niet.
Dat komt ook overeen met de handmatige aanvulling op het Aanhangsel bij de Overeenkomst, waar achter “datum overeenkomst” de tekst “31 mei 2006” handmatig is gewijzigd in “in bedrijfstelling”.
Liander heeft van haar kant alvast gezorgd voor de noodzakelijke voorzieningen, maar daarvan is dus tot heden nooit gebruikgemaakt.
4.5.
De minister heeft in de gedoogbeschikking geoordeeld dat het particuliere belang van eiser sub 2 als landeigenaar moet wijken voor het veel grotere algemeen belang dat met uitbreiding van het netwerk wordt gediend. De voorzieningenrechter is dat eveneens van oordeel voor zover het gaat om het belang van de private partijen, zoals hiervoor bedoeld. Zij hebben weliswaar in 2007 een investering gedaan, maar hebben daarvan zelf al 16 jaar geen gebruik gemaakt. Liander heeft verklaard dat zij verplicht is om partijen in de toekomst opnieuw aan te sluiten, als zij daar om verzoeken. Of daarbij rekening moet worden gehouden met de destijds gedane investering door die op een of andere wijze te verrekenen, is in dit kort geding niet aan de orde.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is echter namens eisers naar voren gebracht dat beide belangen kunnen worden gediend door het neerzetten van een transformatorhuisje. Daarin zou een voorziening kunnen worden getroffen, waarop eisers in de toekomst kunnen aansluiten. Ook zou daarin een aansluiting kunnen worden gemaakt, waarvan Liander onmiddellijk gebruik zou kunnen maken. Met een doorlussing zou direct kunnen worden aangesloten op de gewenste versterking van het netwerk. Een dergelijke voorziening zou maximaal € 25.000,- kosten.
4.7.
Liander stelde ter zitting overvallen te zijn door het voorstel, stellende dat het tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst naar voren werd gebracht.
De vertegenwoordigster van Liander verklaarde desgevraagd dat het voorstel niet eerder aan de orde was geweest.
Eisers konden echter verwijzen naar het proces-verbaal van de hoorzitting bij de Provincie Noord-Holland van 8 maart 2023. Op blz. 4 van dat proces-verbaal staat vermeld dat de heer [W] namens de Coöperatie het voorstel van een transformatorhuisje toen ook al aan de orde heeft gesteld. De voorzieningenrechter begrijpt uit het proces-verbaal dat daarover nog “overleg op de gang” heeft plaatsgevonden, maar dat dat niet tot een oplossing heeft geleid. Daarmee staat vast dat de suggestie voor een alternatief al vier maanden op tafel ligt.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat als de suggestie van eisers juist mocht blijken te zijn, het voor Liander en de drie private partijen mogelijk moet zijn om het over deze (extra) kosten eens te worden. Dat oordeel heeft de voorzieningenrechter ter zitting ook uitgesproken. Hij heeft voorgesteld om de mondelinge behandeling drie dagen aan te houden om partijen de gelegenheid te geven om met een onderbouwd standpunt te komen over deze eventuele mogelijkheid.
4.9.
Liander heeft zich na kort beraad op het standpunt gesteld dat het niet reëel is om op een termijn van enkele dagen een onderbouwd standpunt te kunnen innemen over het realiteitsgehalte van het voorstel van eisers. Liander zag daarom niets in een aanhouding van de behandeling van de zaak, kondigde aan de aannemer de werkzaamheden te laten uitvoeren en heeft de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen.
4.10.
Bij deze stand van zaken is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te vroeg om een juiste beslissing te kunnen nemen. Daarom zal een gedeeltelijk tussenvonnis worden gewezen. Beide partijen zijn dan alsnog in de gelegenheid om hun standpunt te onderbouwen. Liander heeft verklaard dat niet binnen enkele dagen te kunnen; daarom zal die termijn ruimer worden genomen. Daar staat tegenover dat Liander vooralsnog ook geen onomkeerbare werkzaamheden mag uitvoeren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart eisers 1, 2, 3, 5 en 6 niet-ontvankelijk in hun vordering;
en, voordat verder zal worden beslist:
5.2.
veroordeelt Liander om de elektriciteitsaansluiting (kabels, lus en eindmof) gelegen aan de [adres] met de aan eisers bij brieven van 4 en 16 januari 2007 toebedeelde (driemaal twee) E.A.N.-codes
vooralsnog tot 10 augustus 2023in stand te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij daaraan niet voldoet;
5.3.
bepaalt dat beide partijen hun standpunt over de mogelijkheid van het oprichten van een transformatorhuisje, zoals hiervoor onder 4.7 omschreven, uiterlijk 26 juli 2023 aan elkaar dienen kenbaar te maken, waarna beide partijen binnen een termijn van 14 dagen daarna op elkaars standpunt kunnen reageren;
5.4.
bepaalt dat de in 5.3 bedoelde stukken in afschrift aan de voorzieningenrechter moeten worden gezonden, opdat uiterlijk 10 augustus 2023 een beslissing kan worden genomen over de verdere voortgang van de procedure;
5.5.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
LK/LJS

Voetnoten

1.Getiteld: Overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit voor grootverbruikers tussen N.V. Continuon Netbeheer en Coöperatieve Windenergie Vereniging