ECLI:NL:RBNHO:2023:6620
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van kredietovereenkomst met verweren van afstand van recht en verjaring
In deze zaak heeft ING Bank N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens nakoming van een kredietovereenkomst. De vordering is ingesteld op 21 april 2023, waarbij [gedaagde] mondeling heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 11 juli 2023 zijn pleitaantekeningen overgelegd door ING Bank. De kredietovereenkomsten zijn in 2009 gesloten met de rechtsvoorganger van ING Bank, Postbank N.V., en zijn opgezegd in 2010 vanwege een niet toegestane limietoverschrijding door [gedaagde]. ING Bank heeft eerder een bedrag van € 12.500,00 toegewezen gekregen in een verstekvonnis van 29 maart 2017, dat door [gedaagde] is voldaan.
ING Bank vordert nu een bedrag van € 17.979,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [gedaagde] verzet zich tegen deze vordering en doet een beroep op afstand van recht en verjaring. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat ING Bank afstand heeft gedaan van de hoofdsom. Wat betreft het beroep op verjaring, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] zijn adreswijziging niet heeft doorgegeven aan ING Bank, waardoor hij verantwoordelijk is voor het niet ontvangen van aanmaningsbrieven. De kantonrechter wijst de vordering van ING Bank toe en legt de proceskosten op aan [gedaagde].