4.9.De rechtbank zal nu de door [eisers] gestelde tekortkomingen bespreken en vervolgens beoordelen of die tekortkomingen de gedeeltelijke ontbinding van de koop- en aannemingsovereenkomst (en de aanvullende overeenkomst) rechtvaardigen. Zoals hiervoor overwogen, beperkt de rechtbank zich daarbij tot de gestelde tekortkomingen zoals die blijken uit de dagvaarding, de akte
nadere toelichting stellingenen wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Voor andere tekortkomingen heeft [eisers] onvoldoende aangevoerd (zie rechtsoverweging 4.4).
4.9.1.[eisers] vordert een bedrag van € 8.750,- van [gedaagde] omdat slechts één badkamer is geleverd terwijl dit er twee zouden moeten zijn gelet op de verbouwingsspecificatie. [gedaagde] betwist dit en stelt zich op het standpunt dat hij wel twee badkamers heeft geleverd.
4.9.2.De rechtbank zal deze post afwijzen. Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] verklaard dat er wel degelijk twee badkamers zijn geleverd, maar dat de tekortkoming bestaat uit het feit dat één daarvan, de badkamer beneden, ondeugdelijk is vanwege lekkage. Volgens [eisers] heeft hij [gedaagde] daar meermaals op aangesproken. [gedaagde] betwist dit. Niet alleen heeft [eisers] zijn vordering te laat, pas tijdens de mondelinge behandeling, geconcretiseerd, maar komt de badkamer op de begane grond ook niet voor op de lijst van [eisers] van 30 oktober 2021. Door de badkamer niet op die lijst te vermelden, is hij daarmee nu te laat.
Post 4: vloeren, wanden en plafonds
4.9.3.[eisers] vordert terugbetaling van € 1.700,-. Daartoe stelt zij dat de vloeren, wanden en plafonds sausklaar opgeleverd moesten worden. Uit het Top Expertise blijkt dat deze werkzaamheden niet of niet juist zijn uitgevoerd. Herstel kost € 1.700,-.
4.9.4.Deze post wordt afgewezen. Uit de verbouwingsspecificatie blijkt dat de vloeren, wanden en/of plafonds sausklaar opgeleverd moesten worden. Uit het rapport van Top Expertise blijkt dat drie plafonds op de eerste verdieping niet zijn gestuukt, zodat een herstelpost van € 1.700,- is begroot. De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat stucwerk niet is overeengekomen, gelet op de verbouwingsspecificatie, en daarmee geen onderdeel van de tussen partijen gesloten overeenkomsten is. Het niet stuken van plafonds, kan daarom geen tekortkoming in de nakoming van de koop- en aannemingsovereenkomst door [gedaagde] opleveren. Bovendien blijkt ook niet dat dit punt naar aanleiding van de lijst van [eisers] van 30 oktober 2021 nog moest gebeuren.
Post 5: spuit- en schilderwerk inwendig
4.9.5.[eisers] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de plafonds op de eerste verdieping niet heeft gespoten. Dit is volgens [eisers] wel overeengekomen op grond van de verkoopbrochure. Daarom moet [gedaagde] een bedrag van € 1.500,- aan [eisers] betalen hiervoor. Volgens [gedaagde] zijn partijen dit nooit overeengekomen, omdat de verkoopbrochure geen onderdeel van de tussen partijen gesloten overeenkomsten is.
4.9.6.In rechtsoverweging 4.6. is al geoordeeld dat de verbouwingsspecificatie als uitgangspunt geldt voor de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koop- en aannemingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst. Omdat inwendig spuit- en schilderwerk daar geen onderdeel van uitmaakt, is van een tekortkoming dan ook geen sprake. Daarom hoeft [gedaagde] ook dit bedrag niet aan [eisers] terug te betalen.
4.9.7.[eisers] vordert vergoeding van € 3.691,88 wegens de gebreken aan de vloerverwarming in de badkamer. [eisers] legt het rapport van Top Expertise hieraan ten grondslag. De rechtbank begrijpt dat partijen het eens zijn dat de vloerverwarming in de badkamer lekt en dat deze hersteld moet worden. Hiermee is vast komen te staan dat de vloerverwarming in de badkamer ondeugdelijk is, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koop- en aannemingsovereenkomst.
4.9.8.Partijen twisten echter over de hoogte van de herstelkosten. Het enige dat [gedaagde] in dat verband heeft aangevoerd, is dat de kosten in het BKD-rapport begroot zijn op
€ 1.936,- (incl. btw) en dat de werkzaamheden in dat rapport uitgebreider zijn omschreven. [eisers] heeft daarop de door hem gevorderde kosten met het aanvullend rapport van Top Expertise nader onderbouwd. Omdat [gedaagde] hier verder niet op in is gegaan, zal de rechtbank de door [eisers] gevorderde herstelkosten van € 3.691,88 toewijzen.
Post 9: kosten aansluiting Liander en kosten elektriciteitsaansluitingen
4.9.9.Volgens [eisers] moest [gedaagde] ook de elektra in de woning aansluiten. Omdat [gedaagde] dat heeft nagelaten, heeft [eisers] dit zelf moeten laten doen. Hij vordert betaling van de kosten hiervan, € 1.375,21. [gedaagde] heeft hier tegenin gebracht dat [eisers] niet heeft onderbouwd waarom aansluiting van elektra onderdeel is van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en [gedaagde] dus voor die kosten op zou moeten draaien.
4.9.10.Dit verweer faalt. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] gelet op de verbouwingsspecificatie onder het kopje “Electrische installatie / groepenkast” er vanuit mocht gaan dat daar ook aansluiting van de elektra onder viel. Het ontbreken daarvan levert dus een tekortkoming op. Daarom moet [gedaagde] een bedrag van € 1.375,21 betalen aan [eisers]
4.9.11.Daarnaast vordert [eisers] dat [gedaagde] € 10.600,- aan hem terugbetaald in verband met de te veel betaalde kosten voor elektriciteitsaansluitingen. [eisers] voert hiertoe aan dat volgens de NEN 1010 norm de woning met 32 elektriciteitsaansluitingen moest worden geleverd en waren die elektriciteitsaansluitingen altijd al onderdeel van de koop- en aannemingsovereenkomst. [gedaagde] heeft aan [eisers] een bedrag van € 10.600,- aan meerwerk ter zake van 53 extra elektriciteitsaansluitingen in rekening gebracht. [eisers] stelt zich op het standpunt dat hij die factuur destijds onterecht heeft voldaan.
4.9.12.Volgens [gedaagde] moet worden gekeken naar de tekening, behorende bij de verkoopbrochure. Op basis daarvan moest [gedaagde] 11 elektriciteitsaansluitingen realiseren. [gedaagde] heeft in totaal 53 extra elektriciteitsaansluitingen gerealiseerd, wat neerkomt op in totaal 64 elektriciteitsaansluitingen.
4.9.13.[eisers] heeft onbetwist aangevoerd dat volgens de NEN 1010 norm de woning met 32 elektriciteitsaansluitingen moest worden geleverd. Hoewel [gedaagde] stelt dat slechts 11 elektriciteitsaansluitingen in de overeenkomst waren begrepen, heeft hij niet inzichtelijk gemaakt waaruit dat blijkt. Dit blijkt namelijk niet uit de verbouwingsspecificatie, noch uit de tekening behorende bij de verkoopbrochure. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om duidelijkheid te verschaffen op dit punt. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten, komt dit voor zijn rekening en risico. Daarom zal de rechtbank uitgaan van de door [eisers] onbetwiste stelling dat volgens de NEN 1010 norm de woning met 32 elektriciteitsaansluitingen moest worden opgeleverd. Dit betekent dat [gedaagde] moet stellen en bewijzen dat hij 32 extra elektriciteitsaansluitingen (64-32=32) heeft gerealiseerd. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarmee is vast komen te staan dat [gedaagde] 32 elektriciteitsaansluitingen als zijnde onderdeel van de koop- en aannemingsovereenkomst heeft geleverd en niet de door hem gestelde 64 elektriciteitsaansluitingen. Dat betekent dat [gedaagde] onterecht meerwerk heeft gefactureerd. Onvoldoende betwist heeft [gedaagde] dat het gaat om een bedrag van € 10.600,-. Omdat [eisers] verder onbetwist heeft gesteld dat hij dit bedrag op 21 juli 2021 aan [gedaagde] heeft betaald, moet [gedaagde] dit dus terugbetalen aan [eisers]
Post 14: post overige/onvoorzien
4.9.14.[gedaagde] hoeft de door [eisers] gevorderde € 5.000,- in verband met de post overige/onvoorzien niet aan [eisers] terug te betalen. Vast staat dat de gemengde koop- en aannemingsovereenkomst € 410.000,- bedroeg. Daarmee waren partijen dus een vaste prijs overeengekomen voor de woning en het door [gedaagde] te verrichten werk. Eventuele meer- of minderkosten voor het overeengekomen werk, komen voor rekening van [gedaagde] .
4.9.15.[eisers] stelt dat hij op grond van de verbouwingsspecificatie recht had op “nieuwe” dakpannen, maar dat [gedaagde] deze nooit heeft geleverd. Daarom vordert [eisers] € 10.800,- van [gedaagde] . [gedaagde] betwist dit en stelt dat partijen hadden afgesproken dat een deel van de dakpannen door Oudhollandse dakpannen zouden worden vervangen.
4.9.16.Uit de verbouwingsspecificatie blijkt niet dat [gedaagde] “nieuwe” dakpannen moest gebruiken. Daarin staat slechts in zijn algemeenheid vermeld, “gehele nieuwe kapconstructie met pannen”. Los daarvan, blijkt nergens uit dat [eisers] hierover heeft geklaagd bij [gedaagde] . In de rapporten van Woningkeur en in de door partijen opgestelde lijsten van 24 augustus en 30 oktober 2021, is niets over te leveren nieuwe dakpannen terug te vinden. Van een tekortkoming op dit punt is dus ook geen sprake.
4.9.17.Voor deze post geldt hetzelfde als de vorige post (dakpannen). In de verbouwingsspecificatie wordt slechts in zijn algemeenheid verwezen naar onder andere de deuren. Hoeveel deuren dit zouden moeten zijn, blijkt daar niet uit. De rechtbank volgt [gedaagde] bovendien in zijn standpunt dat indien [eisers] van mening was dat [gedaagde] onterecht deuren niet had geleverd, hij dit aan [gedaagde] had moeten laten weten. Dat [eisers] dat heeft gedaan, is niet gebleken. De deuren komen ook niet voor op de lijst van [eisers] van 30 oktober 2021. [gedaagde] is op dit punt niet tekortgeschoten.
4.9.18.[eisers] vordert € 590,- aan keuringskosten. Dit onderbouwt [eisers] met een tweetal ING rekeningafschriften en één factuur van 27 juli 2021 van Woningkeur.
4.9.19.[gedaagde] voert aan dat partijen in de aanvullende overeenkomst hebben afgesproken dat Woningkeur op 27 juli 2021 een opleverings- en keuringsrapport zou opstellen. Die kosten zouden € 295,- bedragen en gelijkelijk verdeeld worden tussen partijen. Desondanks is [gedaagde] bereid om de helft van de door [eisers] betaalde keuringskosten, die gelet op de overgelegde ING rekening afschriften neerkomen op € 225,50 aan [eisers] te betalen.
4.9.20.De rechtbank is het met [gedaagde] eens. Waar de gevorderde € 590,- precies op ziet, is onduidelijk. De door [eisers] overgelegde ING afschriften komen namelijk opgeteld neer op een bedrag van € 455,- (€ 295,- aan Woningkeur en € 150,- aan Perfektkeur) en niet op € 590,-, zoals [eisers] stelt. Dat maakt dat [gedaagde] een bedrag van € 225,50 (€ 455,- / 2) aan [eisers] moet betalen.
Post 33: opslag- en verhuiskosten
4.9.21.[eisers] vordert voor deze post betaling van € 660,- van [gedaagde] . Dit bedrag ziet volgens [eisers] op de kosten die hij heeft moeten maken voor vertraging en opslag van spullen en extra verhuiskosten. [gedaagde] betwist dat hij deze kosten moet betalen. Volgens [gedaagde] is onduidelijk waarom sprake zou zijn van vertraging en waarom dit aan [gedaagde] kan worden toegerekend.
4.9.22.De rechtbank acht onvoldoende gespecificeerd waar deze post betrekking op heeft. Dat dit noodzakelijk kosten zijn geweest die [eisers] ten gevolge van de tekortkoming van [gedaagde] heeft moeten maken, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat [eisers] deze kosten heeft moeten maken, omdat [gedaagde] in verzuim is geraakt. De rechtbank zal het gevorderde daarom afwijzen.
4.9.23.Ondanks het verzoek van de rechtbank in haar tussenvonnis om deze kosten te concretiseren, heeft (de advocaat van) [eisers] dit nagelaten. Gelet op wat de rechtbank in rechtsoverweging 4.2. tot en met 4.4. heeft overwogen, zullen de gevorderde herstelkosten van € 20.835,12 worden afgewezen.
4.9.24.[eisers] stelt zich op het standpunt dat de SNS kosten blijven doorlopen, zolang de waardebepaling van de woning niet kan plaatsvinden. Daarom vordert [eisers] een bedrag van € 1.440,- van [gedaagde] . [gedaagde] betwist deze post.
4.9.25.De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat [eisers] niet duidelijk maakt wat nu precies de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] is waardoor de waardebepaling van de woning niet kan plaatsvinden. Daarom zal de rechtbank de gevorderde SNS kosten afwijzen.
Gedeeltelijke ontbinding gerechtvaardigd