ECLI:NL:RBNHO:2023:6738

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
15.139619.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ladingdiefstal van grote partij iWatches op Schiphol met gevangenisstraf

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ladingdiefstal van een grote partij Apple iWatches op Schiphol. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, was werkzaam als loodsmedewerker en had op 16 mei 2020 samen met anderen 4400 iWatches weggenomen die toebehoorden aan [bedrijfsnaam 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij een vooropgezet plan om de diefstal te plegen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte als medepleger van de diefstal moet worden aangemerkt, ondanks zijn dienstbetrekking bij [bedrijfsnaam 2]. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 1] S.a.r.l. en [bedrijfsnaam 2] B.V. De rechtbank oordeelde dat de schade rechtstreeks voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit en legde schadevergoedingsmaatregelen op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/139619-20 (P)
Uitspraakdatum: 18 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. F.J. Mascini, advocaat te Haarlem, en mr. D. den Teuling, advocaat te Amsterdam namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] S.a.r.l. (hierna: ‘[bedrijfsnaam 1]’), en mr. T. Uildriks, advocaat te Rotterdam namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: ‘[bedrijfsnaam 2]’) naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere (4400) apple I-watches, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 mei 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk meerdere (4400) apple I-watches, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijfsnaam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van [bedrijfsnaam 2], elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, omdat de verdachte als loodsmedewerker rechtmatig over de pallets met iWatches kon beschikken. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking wel wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging
Door zowel de officier van justitie als de raadsman is bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte als loodsmedewerker op Schiphol rechtmatig kon beschikken over de iWatches en dat hij die dus niet heeft weggenomen als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank volgt dit niet en overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wezenlijk heeft bijgedragen aan een vooropgezet plan om een ladingdiefstal te plegen. Hij was daar reeds bij betrokken voordat de betreffende lading op Schiphol arriveerde, werkte mee aan de uitvoering van de eigenlijke wegneming door (onder meer) de 6 pallets met iWatches in te laden in de bestelbus, en kreeg een vergoeding voor zijn bijdrage, waarmee hij op de keper beschouwd ook onderdeel uitmaakte van de hele verdere uitvoering van het plan, inclusief het vervoer van de lading naar de plaats van bestemming. Bij de succesvolle aflevering had hij immers ook een belang. In de kern is zo sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van meerdere personen, waaronder de verdachte met een wezenlijke bijdrage, die gezamenlijk bij [bedrijfsnaam 2] goederen hebben weggenomen die niet aan hen toebehoorden. De enkele omstandigheid dat de verdachte de goederen op enig moment vanwege zijn dienstbetrekking anders dan door misdrijf onder zich had, zo daarvan gelet op het ongeldige manifest dat hij voor het laden gebruikte al sprake was, laat onverlet dat hij als medepleger heeft deelgenomen aan een ladingdiefstal.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 16 mei 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met anderen, meerdere (4400) Apple I-watches, in elk geval enig goed, die geheel aan [bedrijfsnaam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast dient het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten € 24.000,-, verbeurd te worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een nieuwe baan en is kostwinner van zijn gezin. Gelet hierop is verzocht een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen aan de verdachte. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geld heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte reeds afstand heeft gedaan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in mei 2020 samen met anderen een grote hoeveelheid Apple iWatches gestolen. De gestolen horloges zijn vervoerd vanuit de loods van een vrachtafhandelaar op Schiphol, vermoedelijk naar een loods in Roosendaal, waar de gestolen lading vervolgens is gelost en vermoedelijk is overgeladen ten behoeve van verder vervoer. Diefstal is een ernstig strafbaar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en grote financiële schade wordt berokkend. Een diefstal als de onderhavige tast bovendien het vertrouwen in de internationale luchthaven Schiphol en in de op het luchthaventerrein gevestigde bedrijven aan. Het gaat in deze zaak om een omvangrijke lading met een aanzienlijke waarde (ongeveer € 500.000,-). Bij deze geraffineerde ladingdiefstal vanaf het beveiligde terrein van Schiphol is gebruik gemaakt van een vals manifest.
De ernst van het feit rechtvaardigt geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft er ook rekening mee gehouden dat de verdachte een grote rol bij de ladingdiefstal heeft gehad. Die rol hield onder andere in dat hij op de locatie moest bewerkstelligen dat de lading kon worden ingeladen in de bestelbus van de medeverdachte, waarvoor hij ook andere medewerkers ter plekke moest betrekken bij de uitvoering van het plan. Bovendien was hij aanwezig bij het laden van de iWatches. De ernst en omvang van het feit, waaronder ook de georganiseerde en geraffineerde wijze waarop de diefstal van begin tot eind is uitgevoerd, maken dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden in beginsel een passende straf vindt. Dat wat de raadsman heeft aangevoerd over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geeft de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de straf. Ook een deels voorwaardelijke straf vindt de rechtbank niet aangewezen. Daarvoor is het feit te ernstig.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met ruim dertien maanden is overschreden. De verdachte is op 29 mei 2020 in verzekering gesteld en de rechtbank wijst nu pas vonnis. Daarom zal de rechtbank in plaats van een gevangenisstraf van dertien maanden, een gevangenisstraf van twaalf maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Ten aanzien van het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggeven geld stelt de rechtbank vast dat de verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan. Derhalve zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

7.Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 1]
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 50.000,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De oorspronkelijke schade bestaat uit het onder de verzekering bij AXA Xl voor rekening van [bedrijfsnaam 1] blijvende eigen risico. De iWatches waren immers ten behoeve van Apple tegen het risico van diefstal door [bedrijfsnaam 1] verzekerd. De schade van de diefstal is bepaald op € 528.768,44 met aftrek van het toepasselijke eigen risico van € 50.000,-. Verzekeraar AXA XL heeft op 16 september 2020 dekking erkend en op 18 september 2020 is een bedrag van € 478.768,44,- aan [bedrijfsnaam 1] uitgekeerd.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde schade in zijn geheel toe te wijzen.
7.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
7.5
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 2]
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 169.766,75,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • € 49.648,64,- voortvloeiend uit een minnelijke regeling tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 2] SE en [bedrijfsnaam 1], gebaseerd op de aansprakelijkheid van [bedrijfsnaam 2] jegens beide anderen voor het verdwijnen/de diefstal van de betreffende lading;
  • € 120.118,11,- aan betaalde invoerrechten aan de Belastingdienst.
8.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde schade gedeeltelijk toe te wijzen. Ze heeft verzocht de schade ten gevolge van de minnelijke regeling van 12 juli 2022 – te weten € 49.684,64,- – geheel toe te wijzen. Ten aanzien van de betaalde invoerrechten heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat nader onderzoek moet worden verricht en derhalve heeft zij verzocht tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in dit deel van de vordering.
8.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is net als de officier van justitie van oordeel dat de schade tot een bedrag van
€ 49.648,64 – ten gevolge van de getroffen minnelijke regeling - rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert gelet op de betwisting van de officier van justitie en de aard en omvang van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.5
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
S.a.r.l.geleden schade tot een bedrag van
€ 50.000,-,als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [bedrijfsnaam 1] S.a.r.l., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [bedrijfsnaam 1] S.a.r.l. de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 181 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [bedrijfsnaam 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
B.V.geleden schade tot een bedrag van
€ 49.648,64,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
B.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [bedrijfsnaam 2] B.V. de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 49.648,64,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 179 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Duker, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2023.