ECLI:NL:RBNHO:2023:6816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
9437769 \ CV EXPL 21-6237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vervoersovereenkomst en compensatie bij vertraging van een vlucht

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 27 juni 2019. De passagiers vorderden een bedrag van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen voor de compensatie, en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slotrestricties en besluiten van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat er geen overeenkomst tot betaling van compensatie was. De passagiers hebben niet ingestemd met de voorwaarden die de vervoerder heeft gesteld. De rechter oordeelde dat de vervoerder wel degelijk aansprakelijk was voor de vertraging, maar dat deze vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers onvoldoende tijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juli 2023 door kantonrechter J.J. Dijk in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9437769 \ CV EXPL 21-6237
Uitspraakdatum: 19 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats 1]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Guglielmo Marconi Airport, Bologna (Italië) op 27 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt, met vluchtnummer LH993 (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben als gevolg hiervan de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Bij e-mail van 8 oktober 2019 heeft de vervoerder bij monde van [betrokkene], onder meer als volgt gereageerd:

(…) According to EC Regulation 261/2004 and due to circumstances leading to this flight irregularity we would like to offer your client a compensation payment without recognition of a legal obligation and prejudice to the factual and legal situation. We would like to finalize your request and pay EUR 250 per passenger as compensation within the framework of the EU Regulation. In addition. We respectfully request you to provide a copy of a photo ID of the entitled passengers. Document numbers and personal information except name, photo and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient. (…)
2.5.
De gemachtigde van de passagiers antwoordt hierop, bij brief van 8 oktober 2023, als volgt:

(…) You stated that you require proof of identification. You requested a photo of the face of the passenger(s) holding their valid government issued photo ID, Like we have explained before, we are not able to hand over these documents. Since the implementation of the European Privacy Policy we are not allowed to share photos of the passengers anymore. Given the fact that Lufthansa is an European airline, you should be familiar with this legislation. (…)
2.6.
Vervolgens reageert de vervoerder bij e-mail van 9 oktober 2019 als volgt:

(…) We have received your objection and would like to comment as follows.
Please understand that Lufthansa makes payments only to the claimant. Therefore, we ask you to confirm the identity of the authorized passenger irrefutably. The request to submit a copy of any official photo ID (such as driver’s license) serves that purpose alone. (…)”

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juni 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 en subsidiair € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat zij op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) compensatie bij de vervoerder hebben geclaimd. De vervoerder heeft het gevraagde compensatiebedrag van € 500,00 toegezegd. De passagiers zijn met de vervoerder overeengekomen dat de vervoerder dit bedrag zou betalen.
Deze overeenkomst is tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding. De vervoerder is echter niet tot betaling over gegaan. De passagiers vorderen daarom nakoming van de betalingstoezegging.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert primair aan dan geen sprake is van een overeenkomst tot betaling van compensatie met de passagiers. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd vanwege (doorwerking) van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. De vertraging werd immers veroorzaakt door een besluit van het luchtverkeersbeheer aan de voorafgaande vlucht en de onderhavige vlucht. De vervoerder is dan ook niet gehouden om compensatie te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De primaire grondslag kan niet slagen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat tussen de passagiers en de vervoerder geen overeenkomst, al dan niet onder opschortende voorwaarde, tot betaling van compensatie is overeengekomen. De passagiers hebben immers niet ingestemd met de e-mail van 8 oktober 2019 van de vervoerder. Dat de vervoerder mogelijk voorwaarden heeft gesteld die de passagiers niet konden nakomen, doet er voor de beoordeling of een overeenkomst tot stand is gekomen niet toe. Er is geen sprake geweest van aanvaarding van een aanbod, zodat geen sprake kan zijn van een overeenkomst.
5.3.
Ten aanzien van de subsidiaire grondslag overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
De vraag die thans voorligt, is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Frankfurt - Amsterdam - Frankfurt (LH992 en LH993). Beide vluchten hebben vertraging opgelopen, onder meer als gevolg van slotrestricties zowel met als zonder ATFM. Door de slotrestricties konden de vluchten pas later dan oorspronkelijk gepland, vertrekken. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer LH992) en de onderhavige vlucht. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat in het vluchtrapport van vlucht LH992 (van Frankfurt naar Amsterdam) als oorzaak van de vertraging vertragingscodes 5, 36 en 83 zijn genoemd. Codes 5 en 36 hebben samen voor 11 minuten vertraging gezorgd en code 83 voor 17 minuten vertrekvertraging.
Vertragingscode 83 staat volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” voor “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. Dat een nieuw ‘slot’, ook wel een nieuwe ‘Calculated Takeoff Time’ (hierna: CTOT) specifiek aan vlucht LH992 was opgelegd blijkt uit de Slot Allocation Message (hierna: SAM) van deze vlucht, aldus de vervoerder. Door de oplegde CTOT is de voorgaande vlucht met een vertrekvertraging van 28 minuten vertrokken en met 25 minuten vertraging te Schiphol geland. Deze vertraging had vervolgens voor vijf minuten impact op de onderhavige vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt immers dat deze vijf minuten is vertraagd vanwege vertragingscode 93 en met 26 minuten is vertraagd vanwege vertragingscode 89. In het onderhavige geval was sprake van restricties van de luchtverkeersleiding zonder ATFM. Daarom is er geen bericht van de luchtverkeersleiding. Dit is echter wel in het vluchtrapport opgenomen. De vlucht werd langer bij de gate gehouden door de luchtverkeersleiding wegens milieuredenen (een vertraagde start-up/pushback door gebruik van verkorte standaard taxitijden). De vlucht stond klaar om te vertrekken, maar de toestemming daartoe werd onthouden. Vervolgens is de vertraging vanwege een langere block-time opgelopen naar 41 minuten, aldus nog steeds de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de opgelegde CTOT wegens vertragingscode 83 aan de voorafgaande vlucht en het onthouden van toestemming van de luchtverkeersleiding aan de onderhavige vlucht, aangemerkt kunnen worden als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt of geen toestemming krijgt om te vertrekken, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch te vertrekken. De instructie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. De vervoerder heeft daarbij voldoende weersproken dat hij ten aanzien van de voorafgaande vlucht zelf om een nieuw slot zou hebben gevraagd. De passagiers stellen nog dat het op de weg van de vervoerder had gelegen om objectief bewijs te overleggen waaruit volgt dat de vlucht vertraagd is door besluiten van de luchtverkeersleiding. Dit volgt echter wel degelijk uit het vluchtrapport. De passagiers hebben verder nagelaten te onderbouwen dat deze informatie onjuist is zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
5.7.
Voor zover de passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met een redelijke omdraaitijd, wordt deze stelling niet gevolgd. Zelfs indien te vervoerder hiertoe gehouden is heeft de vervoerder de aankomstvertraging van de voorafgaande vlucht weten terug te brengen van 25 minuten naar vijf minuten, zodat niet gebleken is dat onvoldoende rekening is gehouden met de omdraaitijd van de rotatievluchten.
5.8.
De passagiers beroepen zich nog op het Peskova arrest (uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017; ECLI:EU:C:2017:342). Hierin is bepaald dat bij een vertraging, die niet alleen is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid maar ook door andere omstandigheden, de vertraging die valt toe te rekenen aan eerstgenoemde omstandigheid moet worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht. Uit dit arrest volgt echter niet dat dezelfde voorwaarden van toepassing zijn indien de vertraging voornamelijk het gevolg is van het missen van de aansluitende vlucht en het wachten op een vervangende vlucht, zodat hier eveneens aan voorbij wordt gegaan.
5.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 55 minuten was gepland en dat de minimale connectietijd te Frankfurt 45 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagiers een buffer van tien minuten hadden om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagiers te Frankfurt een aankomstvertraging van 41 minuten hadden. Daarvan kunnen in ieder geval 26 minuten worden aangemerkt als vertraging ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden, welke vertraging niet met een buffer van 20 minuten zou zijn opgevangen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de onderhavige vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst mogelijke beschikbare vlucht, hetgeen niet door de passagiers wordt betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter