ECLI:NL:RBNHO:2023:6819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10061442 \ CV EXPL 22-4972
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van ticketprijzen na annulering van vluchten door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door B.W. Floris, een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc. wegens terugbetaling van ticketprijzen na niet-uitvoering van hun vluchten. De passagiers hadden tickets geboekt voor een heenvlucht van Amsterdam naar Los Angeles en een terugvlucht van Los Angeles naar Amsterdam. De vervoerder heeft echter geweigerd de ticketprijzen terug te betalen, met als argument dat de vluchten niet geannuleerd waren in de zin van de Europese Verordening 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering voor zover zij optreden namens hun minderjarige kinderen, omdat zij niet beschikten over de vereiste machtiging van de kantonrechter. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht, omdat de vervoerder geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. Voor de heenvlucht heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de vlucht geannuleerd was. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10061442 \ CV EXPL 22-4972 (DB)
Uitspraakdatum: 19 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde B.W. Floris (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
American Airlines Inc.
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 1 juli 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagier sub 1 heeft bij Gate1 voor zichzelf, voor passagier sub 2 en voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tickets geboekt voor de volgende vluchten, waarbij de vervoerder hen zou vervoeren:
- van Amsterdam Schiphol Airport via Detroit naar Los Angeles International Airport (Verenigde Staten) op 3 juli 2020 (hierna: de heenvlucht) en
- van Los Angeles International Airport via Detroit naar Amsterdam Schiphol Airport op 26 juli 2020 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
De passagiers zijn niet met de vluchten vervoerd.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijzen gevorderd. De vervoerder heeft geweigerd om tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.734,98, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 544,50 of anders een bedrag van € 482,18 of anders een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Voorts verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.3.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijzen conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening tot een bedrag van € 2.734,98. Subsidiair ontbinden de passagiers de vervoersovereenkomst. Als gevolg van deze ontbinding dient de vervoerder de door de passagiers verrichte prestatie, te weten de betaalde ticketprijs ter hoogte van € 2.734,98, terug te betalen, aldus de passagiers.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover van belang - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter moet voorts ambtshalve onderzoeken of de passagiers in hun vordering kunnen worden ontvangen. Voor zover de passagiers in deze procedure namens hun minderjarige kinderen optreden, dienen zij te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:235k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De passagiers stellen dat zij een dergelijke machtiging als productie 3 bij dagvaarding hebben overgelegd. Die machtiging is echter niet de vereiste machtiging van de kantonrechter zoals hiervoor is bedoeld. De passagiers worden dan ook niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering voor zover zij optreden namens hun minderjarige kinderen. Een eventuele proceskostenveroordeling mag niet ten laste komen van de minderjarige passagiers.
4.3.
Ten aanzien van de vordering van passagiers pro se, overweegt de kantonrechter als volgt.
4.4.
Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals bij de terugvlucht in deze zaak vanaf Los Angeles, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam-Schiphol. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Staten en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht.
4.5.
Ten aanzien van de heenvlucht heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers geen recht hebben op restitutie omdat deze vlucht niet is geannuleerd in de zin van de Verordening. De vervoerder heeft als productie 1 bij antwoord een vluchtrapport overgelegd. Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat de heenvlucht is uitgevoerd. Volgens de vervoerder konden de passagiers zelf niet langer reizen vanwege de door de Amerikaanse overheid afgekondigde reisrestricties.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 2, onder l, van de Verordening definieert een annulering als “het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt”. De passagiers hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat de heenvlucht is uitgevoerd. Zij menen echter dat zij mochten vertrouwen op het bericht van de vervoerder, dat zij als productie 5 bij de dagvaarding hebben overgelegd. De vervoerder heeft met betrekking tot dit bericht uiteengezet dat de grenzen van de Verenigde Staten ten tijde van de vlucht gesloten waren voor niet ingezetenen teneinde de verspreiding van Covid-19 te beperken en dat het lokale kantoor van de vervoerder als service personen die niet de Amerikaanse nationaliteit hebben, twee dagen voor de vlucht heeft gebeld om te vragen of zij nog mochten en wensten te reizen. Aan passagiers die aangaven niet langer te kunnen of te willen reizen, heeft de vervoerder aangeboden de reservering van de passagiers actief te houden, zodat passagiers eventueel op een later tijdstip zouden kunnen reizen. Volgens de vervoerder is het door de passagiers overgelegde bericht de bevestiging hiervan. De passagiers hebben het een en ander niet weersproken en dus mochten zij uit het bericht niet redelijkerwijs afleiden dat de vlucht was geannuleerd in de zin van de Verordening. Bij gebreke van een annulering in de zin van de Verordening kan de Verordening niet als grondslag voor de gevorderde terugbetaling dienen.
4.7.
Subsidiair stellen de passagiers dat de vervoerder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van een vervoersovereenkomst tussen de passagiers en de vervoerder, hetgeen de ontbinding van die overeenkomst rechtvaardigt. Als gevolg van de ontbinding dient de vervoerder de reissom terug te betalen als ongedaanmaking van de door de passagiers verrichte prestatie, aldus de passagiers. De vervoerder betwist dat sprake is van een overeenkomst tussen de passagiers en de vervoerder. Volgens de vervoerder heeft passagier sub 1 gecontracteerd met Gate 1/Tix.nl, dan wel met British Airways. De vervoerder voert aan dat hij enkel de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is geweest (al dan niet in codeshare) en geen contractuele vervoerder.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Blijkens de boekingsbevestiging heeft passagier sub 1 tickets geboekt bij Gate1/Tix.nl. De passagiers hebben weliswaar gesteld dat Gate1/Tix.nl slechts als bemiddelaar of als tussenpersoon is opgetreden, maar de passagiers hebben dit niet onderbouwd. Zelfs als dit zou komen vast te staan, dan is nog niet gebleken dat Gate1/Tix.nl heeft bemiddeld tussen de passagiers en de vervoerder.
Dit blijkt onvoldoende uit de door de passagiers overgelegde email van Gate1/Tix.nl. In die e-mail staat “
Hereby I confirm that the tickets were issued on American airlines stock”. Hiermee is - tegenover betwisting door de vervoerder - niet komen vast te staan dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen de passagiers en de vervoerder. De passagiers hebben de tickets niet overgelegd en in de boekingsbevestiging staan alleen de naam en de vluchtnummers van British Airways. De passagiers hebben geen ander stuk overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een overeenkomst tussen de passagiers en de vervoerder, zodat dit onvoldoende is komen vast te staan. Van terugbetaling van de reissom uit hoofde van ontbinding van een overeenkomst met de vervoerder en een daaruit voortvloeiende ongedaanmakingsverplichting kan dan ook geen sprake zijn.
4.9.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers niet toewijsbaar is.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagiers, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen, niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
wijst de vordering van de passagiers pro se af;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter