ECLI:NL:RBNHO:2023:6982

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C/15/333379 / HA ZA 22-655
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Advitas B.V. voor beroepsfout bij hypotheekofferte

In deze zaak heeft eiser, samen met zijn echtgenote, Advitas B.V. opdracht gegeven om een hypotheekofferte naar Lloyds Bank door te sturen. Advitas heeft deze opdracht niet tijdig uitgevoerd, waardoor eiser een hypotheek tegen een hoger rentepercentage moest afsluiten. Eiser stelt Advitas aansprakelijk voor de schade die hij hierdoor heeft geleden. De rechtbank oordeelt dat Advitas een beroepsfout heeft gemaakt, maar dat de schade lager is dan door eiser gevorderd. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 25.070,60, en kent ook buitengerechtelijke incassokosten toe. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/333379 / HA ZA 22-655
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. Brouwer te Veenendaal,
tegen
ADVITAS B.V.,
te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Advitas,
advocaat: mr. M.W.E. Lohman te Amsterdam.
De zaak in het kort
[eiser] en zijn echtgenote hebben Advitas in maart 2022 de opdracht gegeven om de door hen getekende hypotheekofferte naar Lloyds Bank door te sturen voordat de uiterste acceptatietermijn was verstreken. Advitas heeft dit niet gedaan en erkent daarmee een beroepsfout te hebben gemaakt. [eiser] heeft door het tijdsverloop een hypotheek tegen een hoger rentepercentage moeten afsluiten en houdt Advitas aansprakelijk voor de schade die hij daardoor lijdt. Advitas verweert zich tegen de hoogte van de schade. Dit verweer slaagt gedeeltelijk. De rechtbank komt (na berekening) tot de conclusie dat [eiser] recht heeft op een veel lager schadebedrag dan bij dagvaarding door hem is gevorderd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 oktober 2022, met producties 1-10;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- het tussenvonnis van 21 december 2022;
- de akte houdende overlegging productie tevens houdende vermindering van eis van de zijde van [eiser] , met productie 11;
- de akte overlegging producties van de zijde van Advitas, met producties 3 en 4;
- het bericht van 14 april 2023 van de zijde van [eiser] , met producties 12-15;
- de mondelinge behandeling van 17 april 2023, waar zijn verschenen [eiser] , vergezeld van zijn echtgenote en mr. Brouwer, en mevrouw [werknemer 1] en de heer [werknemer 2] , beiden werkzaam bij Advitas, vergezeld van mr. Lohman. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Lohman heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de zaak op verzoek van Advitas drie weken aangehouden om haar de gelegenheid te geven om te reageren op de op 14 april 2023 door [eiser] in het geding ingebrachte producties. Advitas heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Partijen hebben de rechtbank uiteindelijk op 24 mei 2023 verzocht vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Advitas is een financieel adviesbureau en bemiddelt onder meer bij het afsluiten van hypothecaire leningen. De heer [adviseur] (hierna: [adviseur] ) is als financieel adviseur verbonden aan Advitas.
2.2.
In maart 2022 hebben [eiser] en zijn echtgenote [adviseur] opdracht gegeven om hun bestaande hypothecaire lening met € 170.000,- te verhogen. [adviseur] heeft op hun verzoek een aanvraag ingediend bij Lloyds Bank.
2.3.
Op 31 maart 2022 heeft Lloyds Bank een indicatief hypotheekaanbod gedaan (hierna: het eerste aanbod). Het eerste aanbod betrof een aflossing van de bestaande hypotheek en de vestiging van drie hypothecaire leningen voor een totaalbedrag van € 338.319,-. Daarin was een bouwdepot begrepen. Op twee leningdelen was een rentepercentage van 2,56% van toepassing en op het derde leningdeel een rentepercentage van 2,66%.
2.4.
Op 15 april 2022 heeft [eiser] van Advitas een financieringsopzet met een aangepaste constructie ontvangen, na zijn verzoek tot wijziging van het eerste aanbod. De uiterste acceptatietermijn voor het eerste aanbod was 21 april 2022.
2.5.
Op 20 april 2022 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met Advitas om te vragen naar een door hem te ondertekenen hypotheekofferte. Diezelfde dag heeft [eiser] (op advies van Advitas) zelf het eerste aanbod aangepast, waarna hij dit heeft ondertekend en opgestuurd naar Advitas.
2.6.
Op 25 april 2022 heeft [eiser] Advitas gevraagd of alles goed was gegaan en wat de stand van zaken was. Op 25 april en op 3 mei 2022 heeft Advitas aan [eiser] bevestigd dat alle stukken tijdig ter beoordeling naar Lloyds Bank waren gestuurd.
2.7.
Bij e-mail van 13 mei 2022 heeft Advitas aan [eiser] - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

Hierbij ontvangt u als bijlage het nieuwe voorstel van Lloyds Bank. Wij hebben een nieuw voorstel moeten aanvragen bij Lloyds, omdat er helaas een systeemtechnische fout ontstaan is bij het indienen van uw dossier. Hierdoor is er ook een renteverhoging. Onze excuses hiervoor.
2.8.
Bij e-mail van 13 mei 2022 heeft [eiser] aan Advitas - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

Zoals u erkent is dit ontstaan door uw systeemtechnische fout.
Bij deze laten wij u weten dat wij niet akkoord gaan met het nieuwe rentevoorstel en ook geen genoegen nemen met uw excuses.
Wij willen u in gelegenheid stellen om uw fout te herstellen. Wij horen graag binnen een termijn van twee weken hoe u dit gaat oplossen.”
2.9.
Op 30 mei 2022 heeft [adviseur] telefonisch aan [eiser] meegedeeld dat de ondertekende offerte door een fout van Advitas niet binnen de acceptatietermijn is doorgezonden naar Lloyds Bank.
2.10.
Eind mei 2022 heeft Lloyds Bank op verzoek van Advitas een nieuw hypotheekaanbod (hierna: het tweede aanbod) aan [eiser] gedaan. Dit tweede aanbod kende een hoger rentepercentage dan bij de eerste offerte, maar een lager rentepercentage dan op dat moment zou hebben gegolden voor een nieuwe aanvraag van een hypothecaire lening. Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft Advitas verder aan [eiser] - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

Als besproken met uw adviseur, [adviseur] , ontvangt u bijgaand het nieuwe rente aanbod van Lloyds Bank.
(…)
U stuurde ons uw klacht op 13 mei 2022
Daarop hebben wij intensief contact gehad met Lloyds Bank. Daar is uitgekomen dat ze niet bereid zijn om het originele aanbod te handhaven. Het aanbod dat u nu ontvangt is het uiterste aanbod vanuit Lloyds Bank.
De beslissing inzake uw klacht moet op directieniveau genomen worden. Onze directie heeft uw zaak voorgelegd aan onze beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Over de uitkomst en verdere beslissing kan en mag ik geen uitspraken doen naar u.”
2.11.
Op 1 juni 2022 heeft [adviseur] [eiser] telefonisch geadviseerd om het tweede aanbod van Lloyds Bank te ondertekenen.
2.12.
Bij e-mail van 3 juni 2022 heeft [eiser] aan Advitas - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

[adviseur] heeft tijdens het telefoongesprek van afgelopen maandag aangegeven dat de fout ligt bij Advitas en dat jullie voor dit soort fouten verzekerd zijn. Hij gaf aan dat wij voor het bedrag die wij extra zouden moeten betalen per maand volledig gecompenseerd zouden worden. Maar omdat de afhandeling daarvan bij de verzekering ligt en dat dit een aantal weken in beslag zou kunnen nemen heeft hij voorgesteld om het huidige renteaanbod te ondertekenen. Hierop heb ik aangegeven dat ik het zou ondertekenen op één voorwaarde en dat is dat ik zwart op wit op papier (mail) wil hebben dat wij 100% schadeloos worden gesteld.
Helaas kunnen wij dit voorstel niet ondertekenen voordat wij op papier hebben dat wij 100% schadeloos worden gesteld.
2.13.
Bij brief van 24 juni 2022 heeft (de advocaat van) [eiser] Advitas aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het nalatig handelen van Advitas.
2.14.
Bij e-mail van 14 juli 2022 heeft (de advocaat van) Advitas [eiser] verzocht om een schade-opstelling en bij e-mail van 18 juli 2022 heeft zij aan [eiser] meegedeeld dat Advitas erkent dat zij een beroepsfout heeft gemaakt door de getekende offerte niet tijdig door te sturen aan Lloyds Bank.
2.15.
Op 19 juli 2022 hebben [eiser] en zijn echtgenote een hypotheekaanbod ontvangen van Lot Hypotheken B.V. voor een totaalbedrag van € 312.488,-. De rentepercentages voor deze hypotheek bedragen 3,60% voor het eerste leningdeel en 3,63% voor de twee andere leningdelen.
2.16.
Op 19 juli 2022 hebben [eiser] en zijn echtgenote het hypotheekaanbod van Lot Hypotheken B.V. ondertekend. Op 1 september 2022 is de notariële hypotheekakte opgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. Advitas veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 27.375,31 aan [eiser] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, althans een bedrag in goede justitie te bepalen,
II. Advitas veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, begroot op € 1.048,75,
subsidiair
III. de zaak verwijst ter begroting van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
primair en subsidiair
IV. Advitas veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.1.
Advitas heeft een beroepsfout gemaakt door de getekende hypotheekofferte niet tijdig door te sturen aan Lloyds Bank. Dat is een tekortkoming. [eiser] heeft recht op vergoeding van de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van deze tekortkoming. [eiser] heeft daardoor een andere hypotheek moeten afsluiten tegen hogere rentepercentages, als gevolg waarvan [eiser] de aankomende jaren een hogere maandlast moet betalen. De schade komt neer op een bedrag van € 90.000,-, na vermindering van eis op € 27.375,31.
3.3.
Advitas voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of, en zo ja in welke mate, [eiser] schade heeft geleden en zal lijden als gevolg van het door Advitas niet tijdig doorsturen van de getekende offerte naar Lloyds Bank. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat Advitas erkent dat zij een beroepsfout heeft gemaakt.
Positie echtgenote [eiser]
4.2.
Advitas stelt zich op het standpunt dat [eiser] onvoldoende heeft duidelijk gemaakt waarom zijn echtgenote als mede-eigenaar van hun woning geen partij is bij de procedure. Zonder nadere informatie over de (huwelijkse) afspraken tussen [eiser] en zijn echtgenote over de financiering van de woning, kan volgens Advitas namelijk niet gezegd worden dat het [eiser] is die de volledige schade lijdt. De vorderingen van [eiser] dienen daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen te worden, aldus Advitas.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bij e-mail van 14 april 2023 heeft [eiser] een uittreksel uit de huwelijksakte overgelegd, waaruit blijkt dat [eiser] en zijn echtgenote op 22 december 2008 zijn getrouwd. Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] bovendien desgevraagd verklaard dat [eiser] en zijn echtgenote in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Volgens [eiser] is hij daarom zelfstandig bevoegd om een vordering tegen Advitas in te stellen. De rechtbank acht deze toelichting afdoende. Er bestaat geen grond om de vordering wegens het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing op dit punt af te wijzen. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat uit de hypotheekakte blijkt dat [eiser] hoofdelijk schuldenaar is van de hypothecaire lening.
Schade
4.4.
Advitas betwist op diverse gronden dat [eiser] voor het gevorderde bedrag van € 27.375,31 schade lijdt. De verweren van Advitas slagen niet, op een klein onderdeel na. De rechtbank komt (na berekening) tot de conclusie dat [eiser] recht heeft op een schadevergoeding van € 25.070,60. De rechtbank licht dit hierna toe.
Onduidelijkheid over bindend hypotheekaanbod
4.5.
Advitas stelt zich op het standpunt dat het onduidelijk is hoe Lloyds Bank de aanvraag van [eiser] en zijn echtgenote zou hebben beoordeeld, omdat [eiser] nog een grote hoeveelheid bescheiden moest indienen voor de kredietwaardigheidsbeoordeling. Bovendien moest [eiser] nog twee doorlopende kredietfaciliteiten aflossen voor de afsluiting van de hypotheek bij Lloyds Bank. Het staat daarom volgens Advitas niet vast dat Lloyds Bank daadwerkelijk zou hebben besloten om [eiser] en zijn echtgenote een bindend hypotheekaanbod te doen.
4.6.
De rechtbank neemt in aanmerking dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat een definitieve lening niet tot stand zou zijn gekomen. Dat heeft Advitas ook niet onderbouwd. Lloyds Bank heeft in mei 2022 opnieuw een aanbod aan [eiser] gedaan om hem tegemoet te komen en [eiser] heeft bovendien in september 2022 uiteindelijk alsnog een hypotheek af kunnen sluiten met bijna dezelfde condities. Daar komt bij dat [eiser] het verweer van Advitas over de twee doorlopende kredietfaciliteiten heeft weerlegd met de stelling dat deze inmiddels zijn afgelost. De rechtbank is daarom van oordeel dat Advitas onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat Lloyds Bank een bindend hypotheekaanbod aan [eiser] zou hebben gedaan in de situatie dat Advitas geen beroepsfout had gemaakt. Het causaal verband is daarmee gegeven.
Hoogte van de schade
4.7.
Om de schade vast te stellen, moet de rechtbank een vergelijking maken tussen de situatie, zoals die daadwerkelijk is ontstaan (nieuwe hypotheek bij Lot Hypotheken B.V.) en de situatie, die zou zijn ontstaan als Advitas de fout niet zou hebben gemaakt (het eerste aanbod van Lloyds Bank).
De rechtbank heeft in het tussenvonnis [eiser] verzocht de gevorderde schade van € 90.000,- nader te onderbouwen. [eiser] heeft daartoe voorafgaande aan de mondelinge behandeling een berekening overgelegd. Deze berekening was opgesteld door een accountant, die daarvoor was aangezocht door de advocaat van [eiser] . De berekening eindigt op een schadebedrag van € 27.375,31.
4.8.
Eén van de verschillen tussen de beide hypotheken is de rentevaste periode. In het eerste aanbod waren de rentepercentages voor drie leningdelen
20jaar vast, respectievelijk 2,66% (voor het aflossingsvrije deel), 2,56% en 2,56%. In de uiteindelijk afgesloten hypotheek zijn die percentages voor
10jaar vast, 3,63%, 3,60% en 3,60%. Ter zitting is duidelijk geworden dat de rentepercentages voor een periode van 20 jaar vast op dat moment iets hoger waren dan voor 10 jaar vast. Daar staat tegenover dat de door [eiser] verschuldigde boeterente voor het vervroegd aflossen van zijn vorige hypotheek iets lager is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom alleszins redelijk om voor de berekening van de schade uit te gaan van de hiervoor vermelde rentepercentages van de uiteindelijk afgesloten hypotheek, met inachtneming van een periode van 20 jaar. Dat is in de berekening van [eiser] ook gedaan.
4.9.
In die berekening is verder rekening gehouden met het fiscale voordeel van de renteaftrek, uitgaande van de inkomenssituatie van [eiser] , de huidige WOZ-waarde en het huurwaardeforfait. Daarnaast is het schadebedrag contant gemaakt: de netto contante waarde van de schade. [eiser] heeft zijn schade daarmee voldoende onderbouwd en ter zitting voldoende toegelicht. Een (nader) deskundigenonderzoek is daarom niet (meer) nodig.
4.10.
De rechtbank neemt de berekening schade-opstelling van [eiser] daarom als uitgangspunt.
Advitas heeft als onderdeel van het verweer aangevoerd dat de berekening van de schade doorloopt over een termijn van 30 jaar, de duur van het langste onderdeel van de hypotheek. Dat verweer slaagt.
Ook in het geval van de oorspronkelijke offerte zou de rente na 20 jaar opnieuw moeten worden vastgesteld. Het is daarom niet reëel om ook de 10 jaren daarna nog als schade mee te tellen. Uit de overgelegde berekening is af te leiden dat over die periode een netto contante waarde van € 2.304,71 wordt gevorderd. Dat deel is dus niet toewijsbaar.
Het overige deel van € 25.070,60 zal worden toegewezen.
Schadebeperkingsplicht
4.11.
Naar het oordeel van Advitas heeft [eiser] door zijn eigen handelen de schade mede veroorzaakt. Dat zou er toe moeten leiden dat de vergoedingsplicht in ernstige mate moet worden verminderd. Ten tijde van het tweede aanbod van Lloyds Bank had Advitas al erkend een beroepsfout te hebben gemaakt. Advitas kon [eiser] toen niet “zwart op wit 100% schadeloosstellen”, omdat de verzekeraar bezig was met de kwestie. Als [eiser] het tweede aanbod van Lloyds Bank zou hebben geaccepteerd, dan had hij volgens Advitas niet een hypotheek in september 2022 hoeven afsluiten tegen een nog hoger rentepercentage en had hij zijn schade kunnen beperken.
4.12.
De rechtbank volgt het standpunt van Advitas niet. [eiser] heeft terecht verlangd om 100% gecompenseerd te worden voor de schade die hij zou lijden als gevolg van de beroepsfout van Advitas door het accepteren van het tweede aanbod (zie hiervoor onder 2.12 zijn desbetreffende e-mail). Dat Advitas dit destijds niet wilde toezeggen, komt voor haar eigen rekening en kan zij nu niet afwentelen op [eiser] als eigen schuld.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
De rechtbank zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, als onweersproken, toewijzen tot het volgens het tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toe te kennen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te weten een bedrag van € 1.025,71. Dit bedrag is berekend over de toe te wijzen hoofdsom van € 25.070,60.
Proceskosten
4.14.
In de dagvaarding heeft [eiser] zijn schade begroot op € 90.000,-. Dat heeft hij gedaan door de nieuwe maandlasten met de oorspronkelijk bedoelde maandlasten te vergelijken en het verschil te vermenigvuldigen met de looptijden. Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] erkend dat daarbij ten onrechte geen rekening is gehouden met diverse factoren, wat in de latere concrete berekening wel is gebeurd. Dat heeft als gevolg dat minder dan een derde van het oorspronkelijk gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
Daar staat tegenover dat Advitas voorafgaande aan de gerechtelijke procedure ook geen reëel bedrag heeft genoemd en dat [eiser] dus wel genoodzaakt was om de vordering in rechte in te stellen.
Partijen moeten daarom worden beschouwd als over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin, dat beide partijen hun eigen kosten moeten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Advitas tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 25.070,60, tegen behoorlijk bewijs van kwijting,
5.2.
veroordeelt Advitas tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.025,71 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.