ECLI:NL:RBNHO:2023:7003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10233449 \ CV EXPL 22-7164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na vertraagde vlucht en de beoordeling van overstaptijd

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie na een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Yerevan via Wenen naar Amsterdam-Schiphol op 13 augustus 2021. De vlucht van Yerevan naar Wenen (OS642) was vertraagd, wat leidde tot een geschil over de compensatie die de passagiers vorderden op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.200,00 plus bijkomende kosten en rente, omdat zij meenden recht te hebben op compensatie van € 400,00 per passagier vanwege de vertraging.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers hun aansluitende vlucht (OS371) hadden kunnen halen, ondanks de vertraging van 16 minuten. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden, aangezien de minimale connectietijd in Wenen 25 minuten bedraagt en de passagiers 37 minuten hadden om over te stappen. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers niet tijdig aan boord waren gegaan van de aansluitende vlucht, wat niet voor rekening van de vervoerder kwam. De vordering werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen, en de proceskosten werden aan de passagiers opgelegd.

Het vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 14 juni 2023, waarbij de kantonrechter de passagiers veroordeelde tot betaling van de proceskosten en nakosten, met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10233449 \ CV EXPL 22-7164
Uitspraakdatum: 14 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 5 december 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Yerevan (Armenië) via Wenen (Oostenrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 13 augustus 2021.
2.2.
Vlucht OS642 van Yerevan naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 226,88, althans € 217,80, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- afgifte van het certificaat voor internationale tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-verordening (1215/2012) middels het formulier van bijlage I van die verordening.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft allereerst aangevoerd dat passagier sub 3 niet-ontvankelijk is in haar vordering. Ten aanzien van passagier sub 3 stelt de kantonrechter vast dat deze passagier niet bekwaam is zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig is. Passagier sub 3 zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Voor zover de passagiers (passagier sub 1 en/of passagier sub 2) in deze procedure namens hun minderjarige kind, als wettelijk vertegenwoordiger optreden, dienen zij te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:235k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijke machtiging is niet overgelegd. De kantonrechter zal daarom de passagiers in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kind eveneens niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
4.3.
Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers hun aansluitende vlucht (vlucht OS371) hadden kunnen halen. De onderhavige vlucht is met een vertraging van 16 minuten aangekomen in Wenen. Tussen de vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 40 minuten gepland. De minimale connectietijd te Wenen bedraagt 25 minuten. De aansluitende vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport was eveneens vertraagd. De daadwerkelijk beschikbare overstaptijd tussen de aankomststijd van de vlucht en de vertrektijd van de aansluitende vlucht betrof hierdoor 37 minuten. De passagiers beschikte dan ook over een overstaptijd die 12 minuten langer was dan de standaard minimale connectietijd in Wenen. De passagiers hebben zich echter niet tijdig gemeld voor de aansluitende vlucht. Dat de passagiers hun overstap hebben gemist door niet tijdig aan boord te gaan van de aansluitende vlucht, dient dan ook niet voor rekening en risico te komen van de vervoerder, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft aan de hand van de vluchtrapporten van de vluchten OS642 en OS371 voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers vanwege de vertraging van de aansluitende vlucht deze vlucht hadden kunnen halen, waarna zij met geen dan wel een zeer geringe vertraging op de eindbestemming zouden zijn aangekomen. Op het moment van aankomst van de onderhavige vlucht moet duidelijk zijn geweest dat de aansluitende vlucht niet volgens schema vertrok, maar met vertraging. De overstaptijd is hierdoor toegenomen en de passagiers hadden de aansluitende vlucht kunnen halen. Van de passagiers mag worden verwacht dat zij de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Dat zij dit hebben nagelaten dient niet voor rekening van de vervoerder te komen. De passagiers hebben nog gesteld dat zij actief waren omgeboekt, maar hebben dit niet onderbouwd. De vervoerder heeft bovendien aangegeven dat hij – wanneer hij ermee bekend is dat de passagiers vanaf een voorafgaande vertraagde vlucht moeten overstappen – hiermee rekening houdt door de gate langer open te houden en de stoelen van de passagiers niet zomaar te vergeven. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen. De nevenvorderingen treffen hetzelfde lot.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proces- en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter