ECLI:NL:RBNHO:2023:7118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/15/339123 / JU RK 23-646
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, die het ouderlijk gezag heeft. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarigen, die getraumatiseerd zijn, veel zorg en aandacht nodig hebben en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorg voor hun veiligheid en ontwikkeling zelf te waarborgen. De kinderrechter besloot daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 12 augustus 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er tegen de beschikking hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter benadrukte het belang van stabiliteit en ondersteuning voor de minderjarigen, en dat de GI verantwoordelijk blijft voor de regie over de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339123 / JU RK 23-646
Datum uitspraak: 27 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
locatie Velserbroek, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. N.H. Fridsma, te Heemskerk.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 21 april 2023, ingekomen bij de griffie op 28 april 2023.
1.2.
Op 27 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. N.H. Fridsma;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
Bij beschikking van 9 april 2018 zijn [de minderjarige 1] en de ongeboren baby (thans de minderjarige [de minderjarige 2] ) onder toezicht gesteld, welke maatregel is verlengd tot 9 juli 2019.
Bij beschikking van 12 augustus 2020 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] opnieuw onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 12 augustus 2023.
2.3.
Bij beschikking van 4 september 2020 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 11 september 2020 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden.
Bij beschikking van 19 januari 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verleend in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs tot 12 augustus 2021, welke maatregel daarna is verlengd bij beschikking van 2 augustus 2021 en 1 februari 2022.
Bij beschikking van 28 juni 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de vader met gezag vanaf 1 juli 2022 tot 1 juli 2023.
2.4.
Bij beschikking van 19 januari 2021 is het verzoek van de vader tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing van de GI en een nieuwe contactregeling tussen de vader en de minderjarigen vast te stellen, afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de ouder met gezag (te weten: de vader) voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft de GI onder meer het volgende aangegeven.
[de minderjarige 1] is zeer getraumatiseerd vanuit de thuissituatie bij de moeder en de uithuisplaatsing. Hij is vervolgens nog meer getraumatiseerd geraakt na misstanden bij de plaatsing in het vorige gezinshuis. In juli 2022 is [de minderjarige 1] bij de vader geplaatst en vanaf september 2022 met school gestart. Er is veel ondersteuning in het gezin, omdat de vader sinds de plaatsing van de minderjarigen voor het eerst fulltime voor ze zorgt. [de minderjarige 1] heeft een verzwaarde opvoedbehoefte gelet op het traumagedrag dat hij laat zien. Er is extra hulpverlening ingezet vanuit Nabij-Zorg. De vader informeert de moeder via een digitaal systeem over de ontwikkelingen van de minderjarigen en Nabij-Zorg ondersteunt de vader daarbij. Nabij-Zorg heeft ook de begeleide omgang op zich genomen op een externe locatie. Beide ouders hebben een eigen begeleider via Esdégé-Reigersdaal. Door de intensieve inzet van Nabij-Zorg is er meer rust gecreëerd bij de vader. De schoolgang van de jongens moet worden uitgebreid en er moet worden toegewerkt naar behandeling van de jongens bij de Jeugd-GGZ in verband met de traumatische gebeurtenissen in het verleden. Het is nu in het belang van de minderjarigen en de ouders dat zowel Nabij-Zorg als Esdégé-Reigersdaal betrokken blijven, zodat ieder de optimale ondersteuning krijgt die nodig is om te stabiliseren. In dit stadium acht de GI het erg belangrijk om te temporiseren om eerst rust in te bouwen in de thuissituatie bij de vader, in de opbouw naar school en in de begeleide omgangsmomenten tussen de moeder en de minderjarigen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
Door en namens de vader is ter zitting onder meer het volgende naar voren gebracht.
De vader stemt in met de door de GI gedane verzoeken. De vader is daarnaast een procedure gestart ter verkrijging van de hoofdverblijfplaats en het eenhoofdig gezag. Om die reden acht de vader de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing met een half jaar voldoende.
De vader ervaart dat hij niet altijd voldoende hulp krijgt en wijt dat aan de bereikbaarheid en communicatie met de GI. De gemeente heeft aangegeven zich ermee te zullen bemoeien, omdat de zorg soms wordt afgeschaald zonder tekst en uitleg. De jongens gaan naar weer naar school, wat voor een paar uur zou zijn. Maar tegen de afspraken met school in, gaan ze er toch de hele week heen. Dat verloopt niet goed en de vader acht het niet in het belang van de jongens als het misgaat vanwege het feit dat er problemen zijn met de budgettering en begeleiding. Thuis gaat het volgens de vader redelijk. De omgang met de moeder verloopt onder begeleiding en blijft gemonitord. De jongens moeten hun basis nog goed op orde krijgen. Ze zijn nog niet toe aan traumaverwerking.
4.2.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met de verzoeken van de GI. De moeder heeft daarbij aangegeven erachter te staan als de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vader krijgen, maar zij staat niet achter een wijziging van het gezag. De moeder stelt een stabiel leven te hebben. Zij werkt fulltime en heeft een eigen woning. De omgang met de jongens verloopt goed, aldus de moeder. Het is de vader die het loyaliteitsconflict in stand houdt door negatief over de moeder te praten.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat betekent dat de kinderrechter vindt dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] nog steeds ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid de zorg over de veiligheid en ontwikkeling van beide jongens weg te nemen. Gelet op de ernst, de aard en de duur van de zorgen en de houding van de ouders, is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] moet worden verlengd voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met een jaar noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom hij tot deze beslissing is gekomen.
5.2.
De ondertoezichtstelling is nodig omdat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] getraumatiseerde kinderen zijn die veel aandacht en zorg nodig hebben. Zij kunnen nog niet zomaar een week naar school. Zij hebben behoefte aan rust en stabiliteit, zodat er uiteindelijk ruimte komt voor traumaverwerking. Ook moet duidelijk worden welke rol de moeder in hun leven zal gaan spelen. Het is aan de GI om regie te voeren bij het inzetten van hulpverlening en in de gaten te houden hoe de ontwikkeling van de jongens en de omgang met de moeder verloopt. Ook moet de GI bevorderen dat er financiering voor de noodzakelijk geachte hulpverlening wordt gevonden. Er is sprake van een complexe situatie voor beide kinderen, waarin zowel de kinderen als de ouders ondersteuning nodig hebben.
Hoewel de moeder heeft aangegeven ermee te kunnen instemmen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uiteindelijk bij de vader hun hoofdverblijf krijgen, is die hoofdverblijfplaats juridisch nog niet geformaliseerd. Daarom is voor het voortgezet verblijf van de kinderen bij de vader nog een machtiging tot uithuisplaatsing nodig. Aangezien het nog wel een tijd kan duren voordat de procedure over het hoofdverblijf is afgerond, ziet de kinderrechter geen aanleiding om die machtiging te verlenen voor een kortere duur dan een jaar.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 12 augustus 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen bij de ouder met gezag (de vader) tot 12 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van H.M. Zonneveld als griffier, en door drukte helaas pas op schrift gesteld op 24 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.