ECLI:NL:RBNHO:2023:7131

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/15/340759 / JU RK 23-928
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en verzoek tot gedeeltelijke uitoefening van gezag in het kader van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting, inzake de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en de gedeeltelijke uitoefening van het gezag over een minderjarige. De zaak betreft een minderjarige die onder toezicht is gesteld en waarvan de ouders het ouderlijk gezag uitoefenen. De GI heeft verzocht om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die betrekking heeft op de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en om te bepalen dat het gezag met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling door de GI wordt uitgeoefend.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake meer is van een machtiging uithuisplaatsing, waardoor het verzoek tot gedeeltelijke uitoefening van het gezag niet-ontvankelijk is verklaard. De schriftelijke aanwijzing, die is gegeven ter uitvoering van de ondertoezichtstelling, is echter bekrachtigd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de aanwijzingen noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen, gezien de onvoldoende medewerking van de moeder aan het plan van aanpak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij naar een school dicht bij haar hoofdverblijfplaats gaat en dat zij therapie volgt om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken.

De moeder was het niet eens met de aanwijzingen en vond deze te vergaand, terwijl de vader de verzoeken van de GI steunde. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om de belangen van de minderjarige voorop te stellen en de schriftelijke aanwijzing op te volgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/340756 / JU RK 23-926 en C/15/340759 / JU RK 23-928
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing ex art. 1:263 lid 3 BW en gedeeltelijke uitoefening gezag ex art. 1:265e lid 1 sub a BW
in de zaak van
De gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek inzake de schriftelijke aanwijzing met bijlagen van de GI van 15 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 15 juni 2023;
- het verzoek inzake gedeeltelijke uitoefening van het gezag met bijlagen van de GI van 15 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 15 juni 2023.
Op 13 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader;
- de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
De moeder heeft door middel van een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.
Ter zitting is het adviesrapport van BOOT overgelegd door de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
De hoofverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de vader.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 juni 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd, laatstelijk bij beslissing van 14 juni 2023 tot 20 juni 2024.
Bij dezelfde beschikking van de kinderrechter van 14 juni 2023 is ook de volgende tijdelijke omgangsregeling vastgesteld:
“de moeder en [de minderjarige] hebben omgang overeenkomstig het volgende stappenplan:
- 3x begeleid bezoek van 1 uur -> Evalueren hoe de spanning van [de minderjarige] is met begeleider, school, ouders en jeugdzorgwerker;
- 4x begeleid bezoek van 1,5 uur -> Evalueren hoe de spanning van [de minderjarige] is met begeleider, school, ouders en jeugdzorgwerker;
- 2x begeleid bezoek van 2 uur
- Bespreken of de bezoeken zonder begeleiding kunnen en anders doorplannen van de bezoeken,

waarbij dit plan telefonisch door Nicare zal worden besproken met beide ouders om de dagen en tijden af te gaan stemmen.”

De GI heeft op 15 mei 2023 een aankondiging van een schriftelijke aanwijzing en op 25 mei 2023 de voorliggende schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
“- de moeder dient toestemming te geven voor een schoolwijzing als de betrokken hulpverleners dat in het belang vinden van [de minderjarige] ;
- de moeder dient toestemming te geven voor de inzet van therapie voor [de minderjarige] ;
- de moeder dient medewerking te verlenen aan de inzet van Nicare voor de begeleide bezoeken.”

De verzoeken

De GI heeft ten eerste om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht. Tevens heeft de GI verzocht te bepalen dat het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling wordt uitgeoefend door de GI en die beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft de verzoeken in het verzoekschrift en ter zitting als volgt toegelicht. Het perspectief van [de minderjarige] ligt bij de vader in [plaats] , waar haar hoofdverblijf is bepaald en waar zij inmiddels al geruime tijd woont. Zij gaat echter nog naar de basisschool in [plaats] . Door de afstand kan [de minderjarige] niet zelfstandig naar school en kan zij moeilijk afspreken met vrienden, waardoor zij sociale contacten mist. Het is in het belang van de ontwikkeling en zelfstandigheid van [de minderjarige] dat zij een zo kort mogelijke reistijd heeft en toe kan werken naar het zelfstandig naar school gaan. BOOT heeft onderzoek gedaan naar een passende school voor [de minderjarige] en heeft op 20 juni 2023 een advies uitgebracht inhoudende dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij overgeplaatst wordt van de huidige SBO school in [plaats] naar de SBO school [school] in [plaats] . De moeder is zonder afmelding, niet aanwezig geweest bij de gesprekken over een passende school.
Tevens heeft [de minderjarige] ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waardoor zij gebaat is bij therapie om haar verder te helpen en dingen uit het verleden te verwerken. Samen met een gedragswetenschapper is onderzocht welke vorm van therapie passend is in het geval van [de minderjarige] . Daaruit is gebleken dat hypnotherapie passend is. Verder is het van belang om een coach in te zetten. De financiering voor de coach is echter nog niet rond.
De moeder weigert toestemming te geven voor zowel een schoolwisseling als de hypnotherapie, terwijl onduidelijk is waarom. Voor wat betreft de school ziet de GI zich inmiddels genoodzaakt om het gezag te verzoeken nu de schriftelijke aanwijzing niet heeft geleid tot medewerking van de moeder op dat punt en een bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing naar alle waarschijnlijkheid ook niet het gewenste effect zal hebben, op korte termijn. Er moet echter snel een inschrijving volgen. [de minderjarige] heeft verder duidelijk aangegeven dat zij geen onbegeleide omgang wil met de moeder. De moeder heeft daarom meerdere kansen gekregen om mee te werken aan begeleide omgang door diverse instanties waaronder Levvel Hecht. De moeder weigert om hieraan mee te werken. Er is (gelet op de beslissing van de kinderrechter van 14 juni 2023 over de omgang) een laatste aanmelding gedaan bij Nicare om de omgang te begeleiden en er zijn inmiddels intakegesprekken gepland. Er kan vooralsnog nog niet van uitgegaan worden dat de moeder hieraan goed gaat meewerken, gelet op haar houding in het verleden.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder is het niet eens met de gegeven aanwijzingen. Zij is van mening dat hypnotherapie te vergaand is voor een kind van zeven jaar en zij vindt de therapie ook niet nodig voor [de minderjarige] . Daarnaast vindt zij een wisseling van de school niet in het belang van [de minderjarige] , omdat zij juist rust en stabiliteit nodig heeft. Volgens de moeder valt de huidige reistijd naar school mee en zij merkt daartoe nog op dat [de minderjarige] na school vaak bij familie in [plaats] is. Voor wat betreft het meewerken met Nicare beaamt zij dat er inmiddels intakegesprekken zijn gepland. Tot slot vindt de moeder het erg kwalijk dat [de minderjarige] tegen haar wordt opgezet door de vader en dat haar al, voordat een beslissing over school wordt genomen, wordt verteld dat zij naar een andere school gaat.
De vader is het eens met de verzoeken. Hij wilt dat er zo snel mogelijk therapie wordt ingezet voor [de minderjarige] en dat zij van school kan wisselen, omdat dat in haar belang is.

De beoordeling

Gezag
De kinderrechter stelt vast de GI het verzoek voor gedeeltelijke uitoefening van het gezag met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, baseert op artikel 1:265e van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
Op grond van voornoemd artikel kan de kinderrechter, als er sprake is van een ondertoezichtstelling én een machtiging uithuisplaatsing, bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dit kan onder andere voor een aanmelding van een minderjarige bij een onderwijsinstelling. Hoewel er in het verleden sprake was van een machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de vader, is bij beschikking van 22 maart 2021 de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader bepaald. [de minderjarige] verblijft hier nu al geruime tijd en hier ligt ook haar opgroeiperspectief. Nu geen sprake is van een machtiging uithuisplaatsing, is het toewijzen van een verzoek op grond van artikel 1:265e van het BW niet mogelijk. De kinderrechter zal de GI daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
Schriftelijke aanwijzing
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouders of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan van aanpak, of indien dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van het tweede lid van dit artikel volgen de met het gezag belaste ouders en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op. Op grond van het derde lid van dit artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting blijkt dat de drie aanwijzingen die vervat zijn in de schriftelijke aanwijzing verband houden met de doelen die zijn gesteld in het kader van de ondertoezichtstelling. De aanwijzingen zien ook op de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI is derhalve bevoegd om de schriftelijke aanwijzing te geven.
De volgende vraag is of er aanleiding bestaat de schriftelijke aanwijzing (deels) te bekrachtigen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend gelet op het volgende.
Vastgesteld wordt dat de moeder niet instemt met, dan wel onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan van aanpak. De schriftelijke aanwijzing is dan ook noodzakelijk om de ernstige, concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zoals vervat in de beschikking van 14 juni 2023 en de eerdere beschikking van 19 oktober 2022 weg te nemen.
Zo blijk tuit het adviesrapport van BOOT dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij naar een school gaat dicht bij haar hoofdverblijfplaats, te weten bij de vader in [plaats] . Niet alleen heeft zij dan minder reistijd van en naar school, maar zij is dan ook in staat om in haar woonomgeving na school af te spreken met schoolvrienden, om fietsend naar school te gaan en toe te werken naar het zelfstandig naar school gaan. Dit biedt haar meer rust en vergroot haar zelfredzaamheid.
Ook is voldoende toegelicht door de GI dat het in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] geboden is dat zij hypnotherapie volgt, zodat zij de gebeurtenissen uit het verleden kan verwerken.
Verder is het in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk dat zij een stabiele, structurele en veilige omgang heeft met de moeder. Hiervoor is, gelijk betoogd door de GI, de inzet van Nicare nodig, zoals ook blijkt uit de beschikking van 14 juni 2023.
In het licht van het voorgaande concludeert de kinderrechter dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen, voldoende draagkrachtig gemotiveerd is en dat de GI deze aanwijzingen in redelijkheid heeft kunnen geven. Daarom zal de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd.
De kinderrechter wijst de moeder er nog op dat zij de belangen van [de minderjarige] niet uit het oog moet verliezen in haar strijd met de GI/de gezinsvoogd en de vader dan wel in haar gevoel van frustratie ontevredenheid die voortkomt uit het handelen van de GI/de gezinsvoogd en de vader. De kinderrechter spreekt in het verlengde daarvan de hoop uit dat de moeder de schriftelijke aanwijzing na deze beschikking wel zal opvolgen.

De beslissing

De kinderrechter:
- verklaart de GI inzake het verzoek tot gedeeltelijke uitoefening van het gezag met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling niet-ontvankelijk;
- bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 25 mei 2023.
Deze beslissing is gegeven door mr. S. Ok, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Warmerdam als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.