Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de moeder] ,
[de vader] ,
Het procesverloop
- de vader;
- de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting, inzake de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en de gedeeltelijke uitoefening van het gezag over een minderjarige. De zaak betreft een minderjarige die onder toezicht is gesteld en waarvan de ouders het ouderlijk gezag uitoefenen. De GI heeft verzocht om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die betrekking heeft op de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en om te bepalen dat het gezag met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling door de GI wordt uitgeoefend.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake meer is van een machtiging uithuisplaatsing, waardoor het verzoek tot gedeeltelijke uitoefening van het gezag niet-ontvankelijk is verklaard. De schriftelijke aanwijzing, die is gegeven ter uitvoering van de ondertoezichtstelling, is echter bekrachtigd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de aanwijzingen noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen, gezien de onvoldoende medewerking van de moeder aan het plan van aanpak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij naar een school dicht bij haar hoofdverblijfplaats gaat en dat zij therapie volgt om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken.
De moeder was het niet eens met de aanwijzingen en vond deze te vergaand, terwijl de vader de verzoeken van de GI steunde. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om de belangen van de minderjarige voorop te stellen en de schriftelijke aanwijzing op te volgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.