ECLI:NL:RBNHO:2023:7309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/15/338908 / HA ZA 23-235
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake uitvoerbaarheid bij voorraad in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2023 een herstelvonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser]. De rechtbank heeft het verzoek tot aanvulling van het vonnis van 12 juli 2023 afgewezen, omdat op alle vorderingen in dat vonnis al was beslist. De rechtbank heeft echter ambtshalve besloten om het vonnis te herstellen vanwege een kennelijke fout. In het oorspronkelijke vonnis was niet de bedoeling om de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen, wat blijkt uit de overwegingen in het vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de uitvoerbaarheid bij voorraad niet in lijn was met de overwegingen die eerder zijn gemaakt over de voorlopige voorzieningen. Dit herstelvonnis voegt een nieuw randnummer toe aan het eerdere vonnis, waarin wordt verklaard dat het vonnis in incident tot zover uitvoerbaar bij voorraad is. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze verbetering op de minuut van het vonnis van 12 juli 2023 moet worden vermeld. De partijen zijn gelast om de ontvangen documenten van het eerdere vonnis aan de griffie te retourneren. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338908 / HA ZA 23-235
Herstelvonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. van Lingen te Alkmaar,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. A.I. Lunshof te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser] genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij e-mail van 18 juli 2023 heeft mr. Van Linge namens [eiseres/verweerster] de rechtbank verzocht om aanvulling van het op 12 juli 2023 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de rechtbank alsnog beslist op de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
1.2.
Bij brief (tevens per e-mail) van 18 juli 2023 heeft mr. N.E. van Reijnen (waarnemer van mr. Lunshof) namens [gedaagde/eiser] aan de rechtbank bericht tegen inwilliging van dat verzoek het volgende bezwaar te hebben. In het dictum van het vonnis van 12 juli 2023 staat expliciet opgenomen onder 6.5. ‘
wijst af het meer of anders gevorderde’. Over het verzoek om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, is dus een beslissing genomen. De rechtbank heeft het verzoek bewust afgewezen, omdat het verzoek om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in rechtsoverweging 2.2. is opgenomen en de rechtbank heeft het verzoek dus niet ‘over het hoofd gezien’ en heeft daar een oordeel over gegeven. Voorts is het niet ongebruikelijk dat de afwijzing van een dergelijk verzoek niet in het lichaam van een vonnis wordt gemotiveerd.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat van aanvulling van het vonnis van 12 juli 2023 geen sprake kan zijn, omdat in het dictum, zoals [gedaagde/eiser] terecht heeft betoogd, op alle vorderingen is beslist. Het verzoek tot aanvulling van het vonnis zal daarom worden afgewezen.
De rechtbank zal evenwel ambtshalve overgaan tot herstel van het vonnis omdat zij van oordeel is dat in het vonnis sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Lezing van het vonnis, meer in het bijzonder van de rechtsoverwegingen 5.2. en 5.3. in samenhang bezien, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat de rechtbank niet de bedoeling heeft gehad om de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen. Die afwijzing verhoudt zich immers niet met de overweging van de rechtbank dat het belang bij een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding daarin kan bestaan dat een partij de afloop van de zaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is en de direct daaropvolgende overweging dat de rechtbank de provisionele vorderingen in conventie die zien op de verkoop en de levering van de woning zal toewijzen. Zonder de uitvoerbaarheid bij voorraad zou het met de provisionele vordering gediende belang immers voor een belangrijk deel worden gefrustreerd. Het is daarom evident dat de rechtbank verzuimd heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad in de beslissing op te nemen. De rechtbank zal de beslissing in het vonnis dan ook herstellen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek tot aanvulling van het op 12 juli 2023 tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser] gewezen vonnis af,
3.2.
voegt na randnummer 6.3. van het op 12 juli 2023 tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser] gewezen vonnis een nieuw randnummer 6.4. in waar staat:
‘verklaart dit vonnis in incident tot zover uitvoerbaar bij voorraad’,
3.3.
vernummert de randnummers 6.4. tot en met 6.6. van het op 12 juli 2023 tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser] gewezen vonnis tot de randnummers 6.5. tot en met 6.7.,
3.4.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 19 juli 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 12 juli 2023,
3.5.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 12 juli 2023 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589