ECLI:NL:RBNHO:2023:731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/15/311470 / HA ZA 20-798
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling, ontruiming en verkoop van een woning met betrekking tot partneralimentatie en investeringen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 1 februari 2023 vonnis gewezen in een geschil tussen twee partijen over de verdeling van een woning en de bijbehorende financiële verplichtingen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Meijer, vorderde ontruiming en verkoop van de woning, alsook een gebruiksvergoeding van € 413,00 per maand vanaf 15 september 2019. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.J. Klock, voerde verweer en vorderde in reconventie dat de woning aan haar zou worden toegescheiden voor een bedrag van € 400.000,--, met verrekening van achterstallige partneralimentatie en investeringen in de woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning voor de getaxeerde waarde van € 400.000,-- aan de gedaagde zal worden toegescheiden, onder de voorwaarde dat zij [eiser/verweerder] ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De vordering van de eiser tot ontruiming is afgewezen, omdat de gedaagde het voortgezet gebruik van de woning is toegestaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde recht heeft op verrekening van € 28.910,-- voor achterstallige partneralimentatie en € 968,-- voor investeringen in de woning, terwijl de vordering van de eiser tot gebruiksvergoeding is afgewezen.

De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de gedaagde verplicht om binnen drie maanden de notariële toedeling van de woning te realiseren, anders moet de woning worden verkocht.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/311470 / HA ZA 20-798
Vonnis van 1 februari 2023(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wondende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser/verweerder],
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde/eiseres],
advocaat: mr. D.J. Klock te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022
- de akte van [gedaagde/eiseres]
- de akte wijziging eis in reconventie van [gedaagde/eiseres]
- de antwoord akte (antwoord wijziging eis in reconventie) van [eiser/verweerder].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil in conventie

2.1.
[eiser/verweerder] vordert na wijziging en vermeerdering van eis - samengevat ‑ ontruiming en verkoop van de woning aan de [adres] (verder: de woning), een gebruiksvergoeding van € 413,00 per maand vanaf 15 september 2019 en medewerking aan de levering van de woning op een door de notaris vast te stellen datum en tijdstip, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door [gedaagde/eiseres] van de verkoopovereenkomst en van de notariële akte tot levering.
2.2.
[gedaagde/eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.Het geschil in reconventie

3.1.
[gedaagde/eiseres] vordert na vermeerdering van eis - samengevat ‑ te bepalen dat de woning voor een bedrag van € 400.000,-- aan haar wordt toegescheiden, waarbij zij zich moet inspannen om [eiser/verweerder] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire geldlening(en) en waarbij in mindering strekt op de door [gedaagde/eiseres] aan [eiser/verweerder] te betalen uitkoopsom een bedrag van € 28.910,-- terzake achterstallige partneralimentatie/woonlasten en een bedrag van € 19.603,21 ter zake investeringen in en onderhoud aan de woning.
3.2.
[eiser/verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zullen deze gezamenlijk worden besproken.
De woning
4.2.
Op de zitting van 6 oktober 2022 hebben partijen afgesproken dat zij opdracht geven voor een taxatie van de woning en dat [gedaagde/eiseres] bij akte van 30 november 2022 moest laten weten of zij de woning wil en kan overnemen tegen de getaxeerde waarde.
4.3.
[gedaagde/eiseres] heeft bij akte voldoende onderbouwd gesteld dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde van € 400.000,-- kan overnemen. Weliswaar heeft [eiser/verweerder] betwist dat de woning € 400.000,-- waard is, maar hij heeft niet onderbouwd aangevoerd waarom de taxatie niet juist is. Omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de juistheid van de getaxeerde waarde te twijfelen zal worden bepaald dat de woning voor dat bedrag aan [gedaagde/eiseres] wordt toegescheiden.
4.4.
Anders dan [gedaagde/eiseres] heeft gevorderd, zal niet worden bepaald dat zij zich
zal inspannenom [eiser/verweerder] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening(en). Toescheiding aan [gedaagde/eiseres] kan alleen als [eiser/verweerder] uit bedoelde hoofdelijkheid wordt ontslagen. Deze voorwaarde zal daarom in de beslissing aan de toescheiding van de woning aan [gedaagde/eiseres] worden verbonden.
4.5.
Gelet op de vorderingen over en weer zal ook worden bepaald dat [gedaagde/eiseres] drie maanden de tijd krijgt om de notariële toescheiding van de woning te realiseren. Indien [gedaagde/eiseres] de notariële toescheiding van de woning niet binnen drie maanden na heden kan realiseren, moet de woning worden verkocht. Ook dat zal in de beslissing worden bepaald, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden gemachtigd en gemaximeerd.
4.6.
Omdat niet duidelijk is óf de woning zal moeten worden verkocht zal de vordering te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van een voor de verkoop benodigde machtiging en van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot verkoop en tot levering nu worden afgewezen.
4.7.
De vordering van [eiser/verweerder] tot ontruiming van de woning zal worden afgewezen. Als de woning aan [gedaagde/eiseres] wordt toegescheiden is ontruiming niet aan de orde. Als de woning zal moeten worden verkocht valt niet in te zien waarom [gedaagde/eiseres] de woning nu al zou moeten ontruimen. Aan [gedaagde/eiseres] is door [eiser/verweerder] immers het voortgezet gebruik van de woning gegeven.
Investeringen in en onderhoud aan de woning
4.8.
[gedaagde/eiseres] heeft daarnaast gesteld dat rekening moet worden gehouden met een bedrag van € 19.603,21 dat zij in de woning heeft geïnvesteerd voor het vervangen van de verwarmingsketel, de bouw van een dakkapel, het vervangen van de dakpannen en de dakgoot en het stucen van een slaapkamer. [eiser/verweerder] heeft betwist dat [gedaagde/eiseres] dit bedrag voor onderhoud en investeringen heeft betaald en ook dat deze kosten (mede) voor rekening van [eiser/verweerder] zouden moeten komen.
4.9.
Het verweer van [eiser/verweerder] slaagt voor wat betreft de kosten voor de dakkapel, de dakgoot en dakpannen en het stucwerk van de slaapkamer. Voor wat betreft de cv-ketel slaagt het verweer niet. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
[gedaagde/eiseres] heeft de gestelde investeringen en het onderhoud gepleegd na de ontbinding van het huwelijk, zodat de bepaling over het beheer van een gemeenschappelijk goed van artikel 3:170 BW van toepassing is. In dat artikel is bepaald dat alleen handelingen voor gewoon onderhoud of het behoud van een gemeenschappelijk goed die niet kunnen worden uitgesteld door ieder van de deelgenoten zo nodig zelfstandig kunnen worden verricht. Voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten gezamenlijk, tenzij andere afspraken zijn gemaakt. Dit betekent in dit geval dat het ingrijpen door [gedaagde/eiseres] zo urgent moet zijn geweest, dat er geen gelegenheid was om met [eiser/verweerder] te overleggen.
4.11.
[gedaagde/eiseres] heeft niet gesteld dat zij over de investeringen en het onderhoud vooraf overleg heeft gehad met [eiser/verweerder] en dat is ook niet gebleken. Voor zover ten aanzien van de cv-ketel geen sprake is geweest van onderhoud aan de verwarmingsinstallatie die geen uitstel kon dulden, moet het er voor worden gehouden dat overleg tussen partijen er ook toe zou hebben geleid dat de cv-ketel vervangen zou zijn. Dit betekent dat de kosten daarvan voor rekening van beide deelgenoten komen. Anders dan [eiser/verweerder] heeft aangevoerd is daarvoor niet van belang of de vervanging van de cv-ketel tot waardevermeerdering van de woning heeft geleid.
4.12.
[gedaagde/eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat ook het aanbrengen van de dakkapel en het vervangen van de dakgoot en de dakpannen en het stucen van de slaapkamer zo urgent waren dat niet kon worden gewacht op overleg met [eiser/verweerder]. Daarnaast is ook niet aannemelijk dat overleg met [eiser/verweerder] zonder meer tot uitvoering van deze werkzaamheden zou hebben geleid. [gedaagde/eiseres] heeft geen (andere) reden gegeven waarom [eiser/verweerder] aan de investeringen zou moeten meebetalen.
4.13.
[gedaagde/eiseres] heeft met de verklaring van de installateur voldoende onderbouwd gesteld dat de kosten voor het vervangen van de cv-ketel € 1.936,-- waren en dat zij deze kosten ook heeft betaald. Dit betekent dat haar vordering op dit punt tot een bedrag van € 968,-- (de helft van € 1.936,--) zal worden toegewezen.
Achterstallige partneralimentatie
4.14.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde/eiseres] een bedrag van € 28.910,-- bij de toescheiding dan wel de verkoop van de woning in verrekening kan brengen wegens achterstallige partneralimentatie. Het betoog van [eiser/verweerder] dat dit een brutobedrag betreft en dat [gedaagde/eiseres] daarom slechts een bedrag van € 21.113,00 in verrekening kan brengen, vindt geen steun in het recht. Dat [eiser/verweerder] de verschuldigde alimentatie ‘fiscaal zal verwerken’ betekent immers niet dat [gedaagde/eiseres] genoegen moet nemen met een lager bedrag dan [eiser/verweerder] aan haar verschuldigd is.
Gebruiksvergoeding
4.15.
[eiser/verweerder] vordert een gebruiksvergoeding van [gedaagde/eiseres] van € 413,-- per maand vanaf 15 september 2019, zijnde de datum van meerderjarigheid van de zoon van partijen, omdat het hem juist voorkomt dat hij de helft ontvangt van hetgeen de kinderen aan [gedaagde/eiseres] betalen voor het wonen in de woning.
4.16.
Voor zover [eiser/verweerder] zijn vordering baseert op artikel 3:172 BW waarin is bepaald dat de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandeel delen in de vruchten die het gemeenschappelijk goed opleveren, heeft hij niet onderbouwd gesteld dat de meerderjarige kinderen een bedrag betalen voor het gebruik van de woning en al helemaal niet dat dit bedrag € 826,- (2x € 413,-) is.
Voor zover [eiser/verweerder] meent dat [gedaagde/eiseres] hem een bedrag moet betalen voor het alleengebruik van de woning, heeft hij, zoals door [gedaagde/eiseres] ter zitting is aangevoerd, miskent dat over dat gebruik afspraken zijn gemaakt in het convenant. Zonder nadere onderbouwing, die niet door [eiser/verweerder] is gegeven, valt niet in te zien hoe die afspraken over de woning nog ruimte bieden voor het vorderen van een gebruiksvergoeding van [gedaagde/eiseres].
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde gebruiksvergoeding zal worden afgewezen.
proceskosten
4.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen zo worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de woning wordt toegedeeld aan [gedaagde/eiseres] tegen een waarde van € 400.000,-- onder de verplichting om [eiser/verweerder] gelijktijdig te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld(en) op de woning en onder de verplichting aan [eiser/verweerder] te voldoen de helft van de overwaarde, alles onder de voorwaarde dat [gedaagde/eiseres] zorgdraagt voor de notariële toedeling van de woning binnen drie maanden na heden;
5.2.
bepaalt dat in geval van toescheiding van de woning aan [gedaagde/eiseres], in mindering strekt op de door [gedaagde/eiseres] aan [eiser/verweerder] te betalen uitkoopsom een bedrag van € 28.910,-- terzake achterstallige betaling partneralimentatie en een bedrag van € 968,-- terzake door [gedaagde/eiseres] verricht(e) investering/onderhoud aan de woning;
5.3.
veroordeelt [gedaagde/eiseres], in het geval zij er niet in is geslaagd om de woning binnen drie maanden na heden notarieel aan zich te laten toedelen, alle medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke verkoop van de woning tegen een vraagprijs die door de makelaar bindend zal worden vastgesteld, tenzij partijen hier gezamenlijk van wensen af te wijken, op verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 15.000,--;
5.4.
bepaalt dat bedoelde medewerking in ieder geval inhoudt het gezamenlijk met [eiser/verweerder] aanwijzen van, en opdracht geven aan een verkopend makelaar, het toestaan van het plaatsen en het laten staan c.q. hangen van ‘te koop’-borden/-biljetten in, aan en/of bij de woning, het toelaten van bezichtigingen, het opvolgen van aanwijzingen van de makelaar ten behoeve van (bespoediging van) de verkoop, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de notariële akte van levering;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen zo dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
Conc. 735