ECLI:NL:RBNHO:2023:7393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
10152768 \ CV EXPL 22-6109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten door energieleverancier aan professioneel VvE-beheerder

In deze zaak vordert Vattenfall Sales Nederland N.V. betaling van een openstaand bedrag van € 10.686,92 van VVE Beheer B.V. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan een appartementsgebouw, waarbij Vattenfall stelt dat VVE Beheer als contractspartner moet worden aangemerkt. VVE Beheer betwist dit en beroept zich op verjaring, stellende dat de VvE de werkelijke contractpartner is en dat zij als professioneel beheerder geen beroep kan doen op de consumentenbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat VVE Beheer de overeenkomst met Vattenfall is aangegaan en dat zij niet heeft aangetoond dat Vattenfall had moeten begrijpen dat zij niet met VVE Beheer, maar met de VvE contracteerde. De kantonrechter oordeelt dat VVE Beheer de contractuele verplichtingen moet nakomen en dat de vordering van Vattenfall niet verjaard is, aangezien de langere verjaringstermijn van toepassing is. De rechtbank wijst de vordering van Vattenfall toe, inclusief de gevorderde incassokosten en wettelijke rente.

De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 2 augustus 2023, waarbij VVE Beheer is veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10152768 \ CV EXPL 22-6109
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.
voorheen genaamd
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Vattenfall,
gemachtigde: LAVG BV (Groningen),
tegen
[gedaagde] VVE BEHEER B.V.,
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.G.M. Scholte.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van de zijde van Vattenfall.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vattenfall is een energieleverancier. [gedaagde] houdt zich bezig met het professioneel beheerder van vereniging van eigenaars.
2.2.
Bij akte van splitsing van 28 februari 2007 is opgericht de [VVE] (hierna: de VvE).
2.3.
Het appartementsgebouw van de VvE staat op het adres [adres 1] . In de oprichtingsakte is opgenomen dat de oprichters een beheerovereenkomst zullen sluiten met [gedaagde] . Dat is ook gebeurd, en sindsdien voert [gedaagde] het beheer over de VvE.
2.4.
[gedaagde] heeft uit eigen naam een aanvraag gedaan voor het leveren van elektriciteit aan het appartementsgebouw. Vattenfall is per 31 mei 2008 overgegaan tot levering. Vattenfall heeft de overeenkomst schriftelijk aan [gedaagde] bevestigd. In de bevestiging staat het volgende:
“(…)
Hieronder vindt u de gegevens die daarover in onze administratie staan. Wij vragen u deze zorgvuldig na te kijken en contact met ons op te nemen als ze onjuist of onvolledig zijn.
Persoonlijke gegevens
Naam : [gedaagde] VVE BEHEER
adres : [adres 2]
(…)”
2.5.
Vanaf 2008 tot 2014 waren de jaarrekeningen van Vattenfall gebaseerd op verkeerde meterstanden. Bij de jaarafrekening van 22 augustus 2019 heeft Vattenfall dit gecorrigeerd en een bedrag van € 30.604,45 bij [gedaagde] in rekening gebracht. De factuur is verstuurd aan [gedaagde] , ter attentie van de VvE.
2.6.
[gedaagde] heeft bij brief van 25 september 2019 bezwaar gemaakt tegen de jaarafrekening. In deze brief stelt [gedaagde] dat niet zijzelf de contractpartner is van Vattenfall, maar dat de VvE de contractpartner is van Vattenfall. [gedaagde] stelt verder dat de individuele leden van de VvE als consument moeten worden aangemerkt, waarvoor ex artikel 7:28 BW een verkorte verjaringstermijn van twee jaar geldt.
2.7.
In de correspondentie die vervolgens tussen partijen is gevoerd, heeft Vattenfall het standpunt ingenomen dat niet de VvE, maar [gedaagde] haar contactpartner is, en dat [gedaagde] als professioneel bedrijf geen beroep op consumentenbescherming toekomt. Vattenfall geeft daarbij aan dat het in rekening gebrachte gebruik over de periode van 31 mei 2008 tot 7 juni 2014 wordt kwijtgescholden. In verband hiermee heeft Vattenfall op 7 oktober 2020 [gedaagde] een creditnota gestuurd van € 16.642,97.
2.8.
De VvE heeft twee jaar van de aanvankelijk door Vattenfall gevraagde energiekosten over vijf jaar aan Vattenfall betaald.
2.9.
[gedaagde] heeft de overeenkomst met Vattenfall per 31 december 2020 beëindigd.
2.10.
Op 1 maart 2021 heeft Vattenfall [gedaagde] aangeschreven tot betaling van een resterende hoofdsom van € 7.892,02, met de aanzegging van de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten als [gedaagde] de hoofdsom niet binnen 15 dagen na ontvangst van de aanschrijving betaalt.

3.Het geschil

3.1.
Vattenfall vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.686,92, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Vattenfall legt aan de vordering ten grondslag dat zij op grond van een met [gedaagde] gesloten overeenkomst vanaf 31 mei 2008 tot en met 31 december 2020 elektriciteit heeft geleverd aan het adres [adres 1] . Na verrekening van de maandelijkse voorschotbedragen met het verschuldigde bedrag voor het reële gebruik, en kwijtschelding over de periode 2008-2014, staat er nog een bedrag open van € 7.892,02. Vattenfall stelt dat [gedaagde] sinds het verloop van 14 dagen na de respectieve facturen in verzuim is. Vanaf aanvang van het verzuim tot 27 september 2022 is [gedaagde] volgens Vattenfall € 2.025,90 aan wettelijke handelsrente aan haar verschuldigd geraakt, en € 769,00 voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Vattenfall, met veroordeling van Vattenfall in de kosten van deze procedure. [gedaagde] voert daartoe aan dat Vattenfall haar onterechte aanspreekt tot betaling omdat [gedaagde] niet met Vattenfall heeft gecontracteerd. Ook beroept [gedaagde] zich op verjaring. [gedaagde] verzoekt Vattenfall te veroordelen tot betaling van een hogere proceskostenvergoeding dan gebruikelijk omdat Vattenfall tegen beter weten ervoor heeft gekozen [gedaagde] in plaats van de VvE tot betaling aan te spreken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of [gedaagde] als contractuele wederpartij van Vattenfall bij de overeenkomst moet worden aangemerkt, moet worden beantwoord aan de hand van de in de artikelen 3:33 en 3:35 BW neergelegde wilsvertrouwensleer. Volgens deze leer kan een rechtshandeling tot stand komen, hetzij door de op die rechtshandeling gerichte, naar buiten toe bekend gemaakte wil van de handelende persoon (artikel 3:33 BW), hetzij, indien wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen, door het gerechtvaardigd vertrouwen van de geadresseerde of de wederpartij op een verklaring van de handelende persoon (artikel 3:35 BW). Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander – is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (Kribbebijter). Als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat een ieder wordt geacht voor zichzelf te handelen, tenzij degene die handelt kenbaar maakt (voordat tot uitvoering van de overeenkomst is overgegaan) niet voor zichzelf maar voor een ander te handelen. Wordt dat laatste door de wederpartij betwist, dan rust op de handelende partij (in dit geval [gedaagde] ) de stelplicht en zo nodig de bewijslast van voormelde gedragingen en verklaringen die tot een ander oordeel moeten leiden.
4.2.
[gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan Vattenfall destijds, op het moment waarop het contract werd gesloten, had moeten begrijpen dat zij niet met [gedaagde] contracteerde, maar met de VvE. [gedaagde] heeft dit toen tegenover Vattenfall op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt. Nadat [gedaagde] zich op eigen naam bij Vattenfall had aangemeld, heeft Vattenfall de overeenkomst gesteld op naam van [gedaagde] , en [gedaagde] in een schriftelijke bevestiging gevraagd om zorgvuldig te controleren of Vattenfall de overeenkomst correct in haar administratie heeft verwerkt. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd.
4.3.
[gedaagde] heeft zich beroepen op feiten en omstandigheden op grond waarvan Vattenfall volgens haar had moeten begrijpen dat [gedaagde] handelde als gevolmachtigde van de VvE. De door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden verlegt het initiatief om voor duidelijkheid te zorgen over de vraag of [gedaagde] uit eigen naam contracteerde naar Vattenfall, terwijl het juist aan [gedaagde] was om te zorgen voor volledige duidelijkheid op dit punt. Als het de intentie van de bedoeling van [gedaagde] was om namens de VvE met Vattenfall te contracteren, lag het dus op de weg van [gedaagde] dit Vattenfall dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst kenbaar te maken. Omdat vaststaat dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan, is de conclusie dat [gedaagde] de contractspartner van Vattenfall is.
4.4.
De door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden die zich tijdens de looptijd van het contract hebben voorgedaan, leiden niet tot een andere conclusie. De verhouding tussen [gedaagde] en de VvE is een interne kwestie die Vattenfall niet regardeert. Vattenfall heeft er terecht op gewezen dat zij zeer veel klanten heeft en het niet op haar weg ligt om, afgezien van het versturen van een bevestigingsbrief, nader te onderzoeken of een klant die zich bij haar aanmeldt dat doet voor zich zelf of voor een ander. [gedaagde] heeft niet weersproken dat uit door Vattenfall overgelegde overzichten blijkt dat sommige VvE’s waarvoor [gedaagde] het beheer doet, zelf als klant zijn aangemeld, terwijl bij andere VvE’s aan wie Vattenfall levert, [gedaagde] blijkens de contractbevestigingen de contractspartij is. Verder wijst Vattenfall er terecht op dat uit artikel 6:30 BW volgt dat een verbintenis door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen, zodat zij uit de omstandigheid dat facturen door de VvE werden betaald evenmin hoefde af te leiden dat de VvE haar contractspartij was (geworden).
4.5.
Hieruit volgt dat [gedaagde] in beginsel verplicht is de energienota’s van Vattenfall te voldoen. De kantonrechter verwerpt het beroep van [gedaagde] op de ex artikel 7:28 BW voor consumenten geldende korte verjaringstermijn van twee jaar. Het gaat in deze zaak om een vordering tot betaling voor leveringen op grond van overeenkomst tussen twee professionele bedrijven, zodat de verjaringstermijn ex artikel 3:308 BW van vijf jaar van toepassing is.
4.6.
Vattenfall vordert betaling van de jaarrekening van 22 augustus 2019 van € 30.604,45, verminderd met de creditnota van € 16.642,97 en betalingen tot een bedrag van € 6.069,46. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 7.892,02. De factuur van 22 augustus 2019 vermeldt 7 juni 2018-14 mei 2019 als afrekenperiode, maar houdt tevens een afrekening in voor de geleverde energie vanaf 2008. Vattenfall heeft ingezien dat de vordering tot betaling van een deel van het berekende bedrag van € 30.604,45 is verjaard, en heeft [gedaagde] op 7 oktober 2020 een creditnota gestuurd van € 16.642,97 voor de periode vanaf het begin van de overeenkomst tot 7 juni 2014. Hierdoor is de grond aan het beroep van [gedaagde] op verjaring ontvallen. Omdat [gedaagde] voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom van € 7.892,02, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.7.
Vattenfall vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In het onderhavige geval is sprake van een handelsovereenkomst tussen twee professionele partijen. Ingevolge artikel 6:96 lid 4 BW bestaat in een dergelijke situatie de vergoeding uit ten minste een bedrag van € 40,00 en is dit bedrag zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Een schuldeiser hoeft niet aan te tonen dat hij incassokosten heeft gemaakt.
Dit betekent dat [gedaagde] incassokosten verschuldigd is. De hoogte van het gevorderde bedrag van € 769,00 is overeenkomstig het tarief dat op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bij een vordering van € 7.892,02 mag worden gerekend. Het bedrag van € 769,00 zal eveneens worden toegewezen.
4.8.
Tot slot vordert Vattenfall een bedrag van € 2.025,90 aan wettelijke handelsrente tot 27 september 2022. Zoals overwogen gaat het in deze zaak om een overeenkomst tussen twee professionele partijen, zodat [gedaagde] de wettelijke handelsrente over de openstaande bedragen is verschuldigd. [gedaagde] heeft de hoogte van het gevorderde bedrag niet weersproken, zodat ook dit bedrag zal worden toegewezen. Ook de vanaf 27 september 2022 gevorderde handelsrente zal worden toegewezen, nu [gedaagde] ook daartegen geen verweer heeft gevoerd.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vattenfall worden begroot op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht 514,00
- salaris gemachtigde
1.196,00(2,0 punten × tarief € 396,00)
Totaal € 1.818,41‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Vattenfall te betalen een bedrag van € 10.686,92 (tienduizendzeshonderdzesentachtig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 7.892,02 met ingang van 27 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Vattenfall tot op heden begroot op € 1.818,41‬,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.