ECLI:NL:RBNHO:2023:7471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
HAA 23_3035
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vervroeging sluitingstijden op grond van APV in horecazaak

Op 11 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een horecagelegenheid. De burgemeester van Haarlem had op 19 april 2023 besloten om de sluitingstijden van de horecagelegenheid te vervroegen naar 19:00 uur op 12 en 13 mei 2023, na een tweede overtreding van de Alcoholwet. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.J. Loekemeijer, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen.

Tijdens de zitting op 11 mei 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluitingstijd naar 19:00 uur was vervroegd, terwijl het horecasanctiebeleid een sluitingstijd van 23:00 uur op vrijdag- en zaterdagavond voorschrijft bij een tweede overtreding. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen had en schorste het besluit van de burgemeester.

De voorzieningenrechter bepaalde tevens dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan de verzoeker moest vergoeden en dat de proceskosten van € 1.674,- aan de verzoeker moesten worden betaald. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De horecagelegenheid mag open blijven tot de beslissing op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3035
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , gevestigd in [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. N.J. Loekemeijer),
en

de burgemeester van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: A.M. van de Kamp en S. Eljarroudi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende het besluit van 19 april 2023, waarbij de burgemeester de sluitingstijden van verzoeker op 12 en 13 mei 2023 heeft vervroegd tot 19.00 uur.
2. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd het besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
3. Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.
5. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en schorst het besluit van 19 april 2023;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Bevoegdheid
8. Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a van de Alcoholwet en op grond van artikel 2:28g van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem (APV) is het verboden een vergunningplichtige openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende die vermeld is op het aanhangsel behorende bij de vergunning aanwezig is.
9. Uit het controlerapport van 6 april 2023 blijkt dat op 6 april 2023 geen leidinggevende aanwezig was. De voornoemde artikelen werden dus overtreden. Dat de leidinggevende maar heel even weg was, maakt voor de vraag of sprake is van een overtreding geen verschil. Verweerder heeft vandaag uitgelegd dat het in het kader van de veiligheid van de onderneming noodzakelijk is dat er altijd een leidinggevende aanwezig is.
10. Artikel 2.30 van de APV geeft verweerder de bevoegdheid om andere openingstijden vast te stellen of tijdelijke sluiting te bevelen. Ter uitvoering van deze bevoegdheid heeft verweerder beleidsregels opgesteld, namelijk het Horecasanctiebeleid.
Maatregel
11. Op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 1 van het door verweerder gevoerde Horecasanctiebeleid volgt bij een eerste overtreding van de horecaregelgeving een waarschuwing en worden bij constatering van een nieuwe overtreding de sluitingstijden van het horecabedrijf vervroegd.
11. Niet in geschil is dat op 26 januari 2023 ook overtreding van artikel 24, eerste lid, onder a van de Alcoholwet is geconstateerd. Hiervoor is aan verzoeker een waarschuwing opgelegd.
11. In artikel 1.3 van paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van het Horecasanctiebeleid is bepaald dat indien binnen en half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd de burgemeester de sluitingstijden tot 23:00 op vrijdag en zaterdagavond vervroegt.
14. In dit geval heeft de burgemeester in afwijking van zijn beleid de sluitingstijden vervroegd naar 19:00. Hieraan is geen enkele motivering ten grondslag gelegd in het besluit.
Ter zitting is uitgelegd dat tot dit tijdstip is gekomen door aansluiting te zoeken bij artikel 2.3 van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van het sanctiebeleid. Dit ziet op inrichtingen zonder alcoholwetvergunning of exploitatievergunning. Uit dit artikel zou blijken dat de sluitingstijd met 5 uur wordt vervroegd bij een tweede overtreding. In artikel 1.3 van het sanctiebeleid is uitgegaan van een sluitingstijd van 04:00 die met 5 uur wordt vervroegd tot 23.00 uur. Uitgaande van een (feitelijke) sluitingstijd van verzoekster van 0:00, is verweerder tot een vervoegde sluitingstijd gekomen van 19:00.
15. De voorzieningenrechter volgt deze redenering niet. In het beleid is geen aanknopingspunt te vinden dat de regels van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van het horecasanctiebeleid en de duur van de sluiting die daaruit volgt toegepast moeten worden op de regels neergelegd in paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van dit beleid. In het hiervoor aangehaalde artikel 1.3 staat duidelijk dat bij een tweede overtreding de sluitingstijd wordt vervroegd tot 23:00 op vrijdag en zaterdagavond. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende openingstijden zoals deze zijn opgenomen in de artikelen 2:29, eerste en tweede lid van de APV en ook wordt daarbij niet aangegeven dat je uit zou moeten gaan van de feitelijke openingstijden van het horecaverblijf. Toepassing van het sanctiebeleid kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter daarom alleen leiden tot een vervroegde sluiting om 23:00 uur. Dat verzoeker, gelet op zijn feitelijke openingstijden, door een vervroegde sluiting niet wordt geraakt, leidt niet tot een ander oordeel.
Conclusie
16. Omdat het bestreden besluit aldus onvoldoende is gemotiveerd, heeft het bezwaar daartegen een redelijke kans van slagen. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om het bestreden besluit te schorsen. Dit betekent dat de vervroegde sluiting van 12 en 13 mei 2023 van de baan is en het restaurant open mag (volgens haar gebruikelijke openingstijden) tot (in elk geval) de beslissing op bezwaar.
17. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023 door
mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr.P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet open staat.