In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een incident. De eisers, aangeduid als [verzoekers] c.s., hebben op 23 maart 2023 een vordering ingesteld tegen Poland Bouw B.V. De vordering betreft een schadevergoeding van € 20.521,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een aannemingsovereenkomst. Poland heeft in een incidentele conclusie de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat het financieel belang van de zaak de competentiegrens van € 25.000,- overschrijdt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [verzoekers] c.s. inderdaad deze grens overschrijden en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De zaak is verwezen naar de civiele sectie van de rechtbank. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [verzoekers] c.s. toegewezen, omdat zij de zaak bij de verkeerde rechter hebben ingediend. De kantonrechter heeft bepaald dat de hoofdzaak op een later moment verder behandeld zal worden in de civiele sectie, waarbij partijen bij advocaat moeten verschijnen. De beslissing houdt ook in dat de betrokken partijen griffierechten verschuldigd zijn, afhankelijk van hun financiële situatie.