ECLI:NL:RBNHO:2023:7720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10453279 CV EXPL 23-2269
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid kantonrechter en verwijzing naar civiele sectie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een incident. De eisers, aangeduid als [verzoekers] c.s., hebben op 23 maart 2023 een vordering ingesteld tegen Poland Bouw B.V. De vordering betreft een schadevergoeding van € 20.521,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een aannemingsovereenkomst. Poland heeft in een incidentele conclusie de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat het financieel belang van de zaak de competentiegrens van € 25.000,- overschrijdt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [verzoekers] c.s. inderdaad deze grens overschrijden en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De zaak is verwezen naar de civiele sectie van de rechtbank. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [verzoekers] c.s. toegewezen, omdat zij de zaak bij de verkeerde rechter hebben ingediend. De kantonrechter heeft bepaald dat de hoofdzaak op een later moment verder behandeld zal worden in de civiele sectie, waarbij partijen bij advocaat moeten verschijnen. De beslissing houdt ook in dat de betrokken partijen griffierechten verschuldigd zijn, afhankelijk van hun financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10453279 CV EXPL 23-2269
Uitspraakdatum: 23 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
[verzoekers]
[verzoekers]
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident ,
verder te noemen: [verzoekers] c.s.
gemachtigde: mr. M. van Beelen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Poland Bouw B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Alkmaar,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
verder te noemen: Poland,
gemachtigde: mr. E. Hoekstra.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekers] c.s. heeft bij dagvaarding van 23 maart 2023 een vordering tegen Poland ingesteld. Poland heeft een incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid genomen. [verzoekers] c.s. heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[verzoekers] c.s. vordert dat de kantonrechter Poland veroordeelt tot betaling van € 20.521,00 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 12 augustus 2020 en verder tot betaling van € 980,21 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van € 4.596,49 aan kosten voor deskundigenonderzoek, een en ander met veroordeling van Poland in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en rente. [verzoekers] c.s. legt aan de vorderingen ten grondslag – kort weergegeven – dat Poland toerekenbaar tekort geschoten is in het nakomen van zijn verplichtingen uit een tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. [verzoekers] c.s. stelt dat het door Poland uitgevoerde werk niet voldoet aan hetgeen overeengekomen is of aan de eisen van goed en deugdelijk werk.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
Poland stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen omdat het financieel belang van de zaak, zoals blijkt uit de vorderingen van [verzoekers] c.s,. uitkomt op een hoger bedrag dan het bedrag van € 25.000,- en daarmee de competentiegrens van de kantonrechter overstijgt. Zij vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de bevoegde sectie Civiel van de rechtbank.
3.2.
[verzoekers] c.s. refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 93, sub a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) behandelt de kantonrechter zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daaronder begrepen, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist.
4.2.
Gelet op de door [verzoekers] c.s. ingestelde vorderingen is de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland onbevoegd van de vorderingen kennis te nemen. De zaak wordt daarom, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwezen naar de sectie Civiel, Team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank als in na te melden zin.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekers] c.s. omdat zij de zaak bij de verkeerde rechter hebben aangebracht. Deze kosten worden aan de zijde van Poland tot op heden begroot op € 80,00 aan salaris van de gemachtigde.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1
Nu er duidelijke aanwijzingen zijn dat het beloop van de vorderingen een bedrag van
€ 25.000,- overstijgt zal de hoofdzaak op de voet van artikel 71 lid 1 in samenhang met artikel 73 en artikel 74 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden verwezen naar de sectie Civiel, Team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
6.1.
wijst de vordering toe;
6.2.
veroordeelt [verzoekers] c.s. tot betaling aan Poland van een bedrag van € 80,00;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, te weten voor conclusie van antwoord, naar het team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem, en wel naar de rolzitting van
4 oktober 2023te 10:00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
3.5.
bepaalt dat [verzoekers] c.s. na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet worden voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.6.
bepaalt dat Poland na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet worden voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.7.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter