ECLI:NL:RBNHO:2023:7753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10291551 CV EXPL 23-477
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling cursusgeld door onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de stichting Stichting Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam-Flevoland, handelend onder de naam MBO College Westpoort, een vordering ingesteld tegen een gedaagde voor de betaling van cursusgeld. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 2 januari 2023. De gedaagde heeft zowel mondeling als schriftelijk geantwoord op de vordering. De kern van de zaak draait om de vraag of de gedaagde verplicht is het cursusgeld te betalen, ondanks zijn bewering dat hij niet meer op school zat en dat hij geen lessen meer volgde. De onderwijsovereenkomst tussen partijen is op 5 september 2018 tot stand gekomen, met een geplande einddatum van 31 juli 2021. De gedaagde heeft in het schooljaar 2020/2021 een wettelijk cursusgeld van €606,00 verschuldigd, maar heeft dit bedrag niet betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 7 december 2020 een e-mail heeft gestuurd waarin hij aangeeft dat hij niet meer naar school ging, maar de rechter oordeelt dat de gedaagde nog steeds collegegeld verschuldigd was tot zijn inschrijving werd beëindigd. De kantonrechter heeft de vordering van College Westpoort toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal €630,08, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10291551 CV EXPL 23-477
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam-Flevoland,
mede handelend onder de naam
MBO College Westpoort,
statutair gevestigd en mede kantoor houdende te Amsterdam,
eiseres
verder te noemen: College Westpoort
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Eindhoven,
tegen
[gedaagde] ,
wonende [woonplaats] ,
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
College Westpoort heeft bij dagvaarding van 2 januari 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord.
1.2.
College Westpoort heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven, waarbij hij nadere stukken heeft overgelegd, op welke stukken College Westpoort nog heeft gereageerd.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
College Westpoort is een aanbieder van mbo-opleidingen.
2.2.
Op 5 september 2018 is tussen [gedaagde] en College Westpoort een overeenkomst voor de opleiding Technisch Specialist Personenauto’s tot stand gekomen. Op het door beide partijen ondertekende “Opleidingsblad van de Onderwijsovereenkomst” staat dat de opleiding aanving aan op 5 september 2018 en dat de geplande einddatum 31 juli 2021 was.
2.3.
Per studiejaar was [gedaagde] het wettelijk cursusgeld verschuldigd. Over het jaar 2020/2021 bedroeg dit cursusgeld € 606,00. Dit bedrag, dat bij factuur van 27 november 2020 aan [gedaagde] in rekening is gebracht, heeft [gedaagde] ondanks herhaalde sommaties niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
College Westpoort vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 740,07, te weten de hoofdsom van € 606,00 te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 109,99 (inclusief btw) en € 24,08 aan tot 15 december 2022 verschenen wettelijke rente.
3.2.
College Westpoort legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] toerekenbaar tekort schiet in het nakomen van zijn verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst. Zij stelt dat [gedaagde] het verschuldigde cursusgeld niet volledig heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij had afgesproken dat hij de verkorte opleiding van twee jaar zou volgen. In het tweede jaar heeft hij examen gedaan, maar dat examen niet gehaald. Hem werd gezegd dat hij niet door mocht gaan om het examen alsnog te halen, waardoor hij er van uitging dat hij niet meer hoefde te betalen. Hij heeft in het schooljaar 2020/2021 ook geen lessen gevolgd. Verder voert hij aan dat hij de aanmaningen nooit heeft ontvangen omdat die naar zijn oude adres waren verstuurd.
3.4.
College Westpoort voert bij haar conclusie van repliek aan dat [gedaagde] in het schooljaar 2020-2021 ingeschreven heeft gestaan van 1 augustus 2020 tot en met 12 februari 2021en daarom verplicht is het cursusgeld te betalen. Verder stelt zij dat het niet halen van een examen alleen een reden is om te stoppen als iemand al meerdere keren gezakt is voor de toets of als het een toelatingstoets is, maar dat dit bij [gedaagde] voor zover bekend niet het geval was. Ten aanzien van het verweer van [gedaagde] dat hij de aanmaningen niet heeft ontvangen omdat deze naar zijn oude adres waren verstuurd, merkt College Westpoort op dat het de eigen verantwoordelijkheid is van [gedaagde] om eventuele adreswijzigingen door te geven en dat zij er inmiddels mee bekend geworden is dat [gedaagde] sinds 7 november 2020 is ingeschreven in de BRP op het adres [adres] .
3.5.
[gedaagde] stelt dat hij op 7 december 2020 nog een e-mail heeft gestuurd naar College Westpoort maar dat hij daarop geen reactie heeft ontvangen.
3.6.
In haar laatste reactie voert College Westpoort aan dat de genoemde e-mail bij haar niet bekend is en dat overigens nergens uit blijkt dat aan [gedaagde] is toegezegd dat hij het cursusgeld niet meer verschuldigd was.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is op 5 september 2018 een onderwijsovereenkomst tot stand gekomen, met een geplande einddatum van 31 juli 2021. Hieruit volgt dat de opleiding drie jaar zou duren. Indien en voor zover [gedaagde] aanvoert dat de opleiding slechts twee jaar zou duren, heeft hij die afspraak niet onderbouwd. Vaststaat dat [gedaagde] in het tweede cursusjaar examen heeft gedaan en dat hij dit examen niet heeft gehaald. In de e-mail van 7 december 2020 waarvan [gedaagde] stelt dat hij deze aan College Westpoort heeft toegestuurd, verwoordt hij het zelf als volgt:
Ik heb een factuur ontvangen voor wettelijk cursusgeld voor dit schooljaar (2020/2021), maar voor zover ik weet zit ik niet meer op school.
Want vorig schooljaar (2019/2020) was ik gezakt voor opleiding Technisch Specialist Personenvoertuig – Niveau 4, en ik heb me sindsdien niet meer aangemeld om verder te gaan.Wat ik wel weet is dat ik tot december de tijd hebt om alsnog een diploma te halen, maar ik ben niet meer naar school gegaan.
4.2.
In het midden kan blijven of College Westpoort de betreffende e-mail wel of niet heeft ontvangen. Hieruit volgt in ieder geval dat [gedaagde] wist dat hij nog tot december de tijd had om alsnog een diploma te halen, zodat hem ook duidelijk moet zijn geweest dat de opleiding nog niet was geëindigd en hij nog collegegeld moest betalen. [gedaagde] heeft ook niet gesteld of met stukken onderbouwd dat hij zijn inschrijving eerder heeft beëindigd dan per 12 februari 2021. Tot het moment waarop hij nog als student was ingeschreven, is [gedaagde] collegegeld verschuldigd. Dat hij geen lessen meer heeft gevolgd, maakt dat oordeel niet anders. Er werd hem immers wel de mogelijkheid geboden om lessen te volgen.
4.3.
De hoofdsom van € 606,00 vermeerderd met wettelijke rente wordt daarom toegewezen.
4.4.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de aanmaningen niet heeft ontvangen omdat deze naar zijn oude adres waren verstuurd, maar dit verweer gaat niet op. College Westpoort heeft terecht opgemerkt dat het de eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde] was om een adreswijziging door te geven. Voorts staat voldoende vast dat College Westpoort er niet op bedacht hoefde te zijn dat [gedaagde] was verhuisd omdat de verstuurde aanmaningen niet teruggestuurd werden. Bovendien blijkt uit de hiervoor aangehaalde e-mail van [gedaagde] dat hij de factuur voor het cursusgeld heeft ontvangen. Hieruit kan worden afgeleid dat zijn post aan hem werd doorgestuurd of doorgegeven, omdat volgens de opgave van College Westpoort uit de BRP blijkt dat de adreswijziging van [gedaagde] is ingegaan met ingang van 7 november 2020, terwijl de factuur waarover [gedaagde] in de e-mail van 7 december 2020 spreekt is gedateerd 27 november 2020.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan College Westpoort van € 630,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 606,00 vanaf 15 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan College Westpoort van € 109,99 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van College Westpoort tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,74
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 264,00 ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter