ECLI:NL:RBNHO:2023:7789

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10112304 CV EXPL 22-5682
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door Waarborgfonds na aanrijding zonder verzekering

In deze zaak heeft de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schadevergoeding na een aanrijding. De aanrijding vond plaats op 22 april 2021, waarbij [gedaagde] met zijn scooter een ander voertuig heeft aangereden. Waarborgfonds heeft de schade van het slachtoffer, [slachtoffer], vergoed en stelt nu [gedaagde] aansprakelijk omdat hij niet zou hebben voldaan aan zijn verplichting om een verzekering voor zijn scooter af te sluiten.

[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat zijn scooter op het moment van de aanrijding verzekerd was. Hij verwijst naar een polis die hij heeft, maar Waarborgfonds stelt dat uit bewijsstukken blijkt dat de verzekering pas na de aanrijding is aangevraagd. De kantonrechter heeft de bewijsstukken beoordeeld, waaronder het aanrijdingsformulier en e-mailcorrespondentie van de verzekeraar, en concludeert dat de verzekering niet was ingegaan op het moment van de aanrijding.

De kantonrechter heeft de vordering van Waarborgfonds toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de proceskosten voor rekening van [gedaagde] gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter op 23 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10112304 CV EXPL 22-5682
Uitspraakdatum: 23 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
gevestigd en kantoor houdende te Rijswijk (ZH,)
eiseres
verder te noemen: Waarborgfonds
gemachtigde: A. van Twuijver
tegen
[gedaagde]
wonende te [gedaagde]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. O. Saaliti.

1.Het procesverloop

1.1.
Waarborgfonds heeft bij dagvaarding van 9 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Waarborgfonds heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven, waarbij hij nog een nadere productie heeft overgelegd. Waarborgfonds heeft bij akte gereageerd op die productie.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van een scooter met kenteken [kenteken 1] .
2.2.
Uit een door beide bestuurders ondertekend aanrijdingsformulier blijkt dat op 22 april 2021, 16:00, uur de bestuurder van de bromscooter een aanrijding heeft veroorzaakt door achterop een ander motorrijtuig met kenteken [kenteken 2] te rijden, van welk motorrijtuig de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) de kentekenhouder is.
2.3.
Op 2 september 2021 heeft Waarborgfonds [slachtoffer] via ANWB Rechtsbijstand schadeloosgesteld en een bedrag van € 1.263,11 uitbetaald.
2.4.
Bij brief van 7 september 2021 heeft Waarborgfonds [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door haar uitgekeerde schade.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Waarborgfonds vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.263,11 te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede tot betaling van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Waarborgfonds legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om voor een motorvoertuig dat op zijn naam in het kentekenregister is ingeschreven een verzekering af te sluiten en in stand te houden. Vervolgens is er met het motorvoertuig schade veroorzaakt aan het voertuig van [slachtoffer] ter hoogte van € 1.263,11, welke schade het waarborgfonds aan [slachtoffer] heeft vergoed.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat de bromscooter wel verzekerd was op 22 april 2021 en wel bij De Vereende.
3.4.
Bij repliek voert Waarborgfonds aan dat zij navraag heeft gedaan bij De Vereende en dat daaruit is gebleken dat de verzekering om 16.04 uur, derhalve na het tijdstip van het ongeval, is aangevraagd en dat De Vereende om die reden de eerder veroorzaakte schade niet erkent. Waarborgfonds wijst er daarbij op dat de Hoge Raad eerder al heeft geoordeeld dat een verzekeraar geen voorrisico hoeft te lijden, tenzij dit in de verzekeringspapieren expliciet is vermeld, welke situatie zich hier niet voordoet.
3.5.
Bij dupliek handhaaft [gedaagde] zijn stelling dat er op 22 april 2021 een verzekering van kracht was voor de scooter. Hij benadrukt dat hij een polis heeft waarop vermeld is dat de scooter op 22 april 2021 verzekerd is en dat op de polis geen aanvangstijdstip is vermeld. Daarnaast voert hij aan dat weliswaar in het aanrijdingsformulier het tijdstip 16:00 uur is vermeld, maar dat dit niet kan worden geverifieerd en dat niet kan worden uitgesloten dat de aanrijding op een later tijdstip heeft plaatsgevonden.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de scooter van [gedaagde] verzekerd was ten tijde van de aanrijding . De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat er op het tijdstip van het ongeval geen verzekering was afgesloten voor de scooter. Dat blijkt uit de volgende stukken:
* het door beide bestuurders ondertekende aanrijdingsformulier waarop staat dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op 22 april 2021 om 16.00 uur, * de e-mail van 28 juni 2021 van de Vereende aan de gemachtigde van [slachtoffer] waarin wordt verklaard dat de verzekering is aangevraagd op 22 april 2021 om 16:04 uur en dat hij zijn schade kan melden bij het Waarborgfonds,
* de e-mail van 22 april 2021 te 16:35 uur van de Vereende aan de tussenpersoon van [gedaagde] (de kilometerverzekering.nl) waarbij de offerte voor de bromfietsverzekering is toegestuurd en waarin is vermeld:
Als de verzekeringnemer van deze offerte gebruik wil maken, moet het aanvangsbedrag dat bij de afrekening geoffreerd is op voorhand aan u betaald worden.* de e-mail van 22 april 2021 te 20:01 uur van de Vereende aan de tussenpersoon van [gedaagde] (de kilometerverzekering.nl) met als onderwerp ‘Polisblad – Nieuwe verzekering – Bromfietsverzekering’ waarbij het polisblad is toegestuurd.
4.2.
Op grond van deze stukken, in onderlinge samenhang bekeken, staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat de verzekering door [gedaagde] pas is aangevraagd nadat het ongeval had plaatsgevonden. De omstandigheid dat op het polisblad dat [gedaagde] in zijn bezit heeft geen aanvangstijdstip staat vermeld maakt dat niet anders. Zoals Waarborgfonds terecht heeft opgemerkt heeft de Hoge Raad [1] geoordeeld dat een verzekering in beginsel slechts de dekking biedt die is overeengekomen, ook waar het betreft het aanvangsmoment van de dekking en dat als met art. 11 § 1 van de Benelux-bepalingen zou zijn beoogd de verzekeraar, in afwijking hiervan, te verplichten ook dekking te bieden over een tijdvak, voorafgaand aan het tijdstip met ingang waarvan dekking is overeengekomen, dat dan in de bepalingen of de toelichting tot uitdrukking zou zijn gebracht. In het door [gedaagde] overgelegde polisblad is niet vermeld dat de verzekering al dekking bood voorafgaande aan het tijdstip waarop de verzekering is ingegaan, terwijl uit de overgelegde e-mailcorrespondentie kan worden afgeleid dat de verzekering niet eerder is ingegaan dan op een tijdstip tussen 16:35 uur en 20:01 uur op 22 april 2021, derhalve na 16:00 uur.
4.3.
Door [gedaagde] is nog aangevoerd dat het vermelde tijdstip van het ongeval niet geverifieerd kan worden, maar dit verweer kan hem niet helpen. Het aanrijdingsformulier is na het ongeval door de beide bestuurders (niet zijnde [gedaagde] ) ingevuld en ondertekend en zij hebben ingevuld dat het ongeval om 16:00 uur heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft niet onderbouwd dat dit tijdstip niet juist is, zodat aan dit verweer voorbij gegaan wordt.
4.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Waarborgfonds zal toewijzen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Waarborgfonds van € 1.263,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Waarborgfonds van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Waarborgfonds tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,74
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter