ECLI:NL:RBNHO:2023:7821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10390165 CV EXPL 23-1491
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over vrijwaring en niet-ontvankelijkheid in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 16 augustus 2023 een vonnis gewezen in een incident. De eisers, beiden wonende te [woonplaats], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, de vereniging Persatuan Pemuda Muslim se-Eropa AL-IKHLASH, die statutair is gevestigd te Amsterdam. De eisers vorderen een schadevergoeding van € 11.950,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat zij stellen dat de gedaagde toerekenbaar tekortschiet in haar verplichtingen jegens hen met betrekking tot een geboekte reis die niet doorging.

De gedaagde heeft in het incident een vordering tot oproeping in vrijwaring ingesteld tegen [reisagent], omdat zij meent dat de reisovereenkomst niet met haar, maar met [reisagent] tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor toewijzing van de vrijwaring vereist is dat de gedaagde zich beroept op een rechtsverhouding met de derde partij, die de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak moet dragen. De kantonrechter concludeert dat, indien het verweer van de gedaagde slaagt, de eisers niet-ontvankelijk verklaard zullen worden, waardoor er geen nadelige beslissing voor de gedaagde volgt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot vrijwaring afgewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting voor beraad op 30 augustus 2023, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10390165 CV EXPL 23-1491
Uitspraakdatum: 16 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:

1.[eisers]

2.
[eisers]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident
verder te noemen: eisers
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten
tegen
de vereniging
Persatuan Pemuda Muslim se-Eropa AL-IKHLASH Amsterdam
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Badhoevedorp,
gemeente Haarlemmermeer
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident
verder te noemen: gedaagde
gemachtigde: mr. J. El Mhassani.

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 27 februari 2023 een vordering tegen gedaagde ingesteld. Gedaagde heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen, en geantwoord in de hoofdzaak. Eisers hebben schriftelijk gereageerd op de incidentele vordering.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Eisers vorderen dat de kantonrechter gedaagde veroordeelt tot betaling van € 11.950,00 te vermeerderen met wettelijke rente en met een bedrag van € 1.082,35 aan buitengerechtelijke kosten en gedaagde zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
2.2.
Eisers leggen aan de vordering ten grondslag dat gedaagde toerekenbaar tekort schiet in het nakomen van haar verplichtingen jegens hen. Zij voeren aan dat zij bij gedaagde een reis hebben geboekt, welke reis geen doorgang heeft gevonden als gevolg van omstandigheden die niet aan eisers zijn toe te rekenen, zodat gedaagde de door hen betaalde reissom moet terug betalen. Ondanks sommaties is gedaagde niet tot terugbetaling is overgegaan.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
Gedaagde vordert dat haar zal worden toegestaan [reisagent] , h.o.d.n. Humah Holland (hierna: [reisagent] ) in vrijwaring op te roepen. Zij legt aan de vordering ten grondslag dat de reisovereenkomst niet met haar maar met [reisagent] tot stand gekomen is en dat zij met medeweten van eisers de van hen ontvangen bedragen heeft doorbetaald aan [reisagent] . Gedaagde voert verder aan dat [reisagent] de overeenkomst met onder meer eisers heeft erkend en schriftelijk heeft verklaard de verrichte betalingen van eisers via gedaagde te hebben ontvangen. Gedaagde wijst er op dat eisers in juli/augustus 2022 ook al een civiele zaak bij de rechtbank Rotterdam zijn gestart tegen [reisagent] hetgeen heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst waarin [reisagent] zijn terugbetalingsverplichting heeft erkend.
3.2.
Eisers verzetten zich tegen de vrijwaring. Zij betwisten ermee bekend te zijn dat de gelden voor de reis door gedaagde zijn doorbetaald aan [reisagent] en betwisten ook bekend te zijn met een vaststellingsovereenkomst.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde (gedaagde) zich beroept op een rechtsverhouding met een derde ( [reisagent] ), die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident overigens niet te worden aangetoond.
4.2.
Gedaagde legt aan haar vordering ten grondslag dat niet zij de wederpartij is geweest van eisers bij de reisovereenkomst maar [reisagent] . De kantonrechter begrijpt dat gedaagde meent dat [reisagent] daarom gehouden is om haar bij toewijzing van enig bedrag in de hoofdzaak te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van een dergelijke beslissing.
4.3.
Als echter in de hoofdzaak het verweer van gedaagde dat niet zij maar [reisagent] de feitelijke wederpartij is geweest van eisers bij de overeenkomst zou slagen, zou dat betekenen dat eisers niet-ontvankelijk verklaard zullen worden dan wel dat hun vordering zal worden afgewezen. Daarmee zal de zaak dan zijn afgedaan en zal er voor gedaagde geen nadelige beslissing volgen. In het geval het verweer van gedaagde niet slaagt en zij wel als de wederpartij van eisers moet worden aangemerkt, is uit hetgeen gedaagde heeft aangevoerd niet af te leiden dat tussen haar en [reisagent] een rechtsverhouding bestaat die meebrengt dat [reisagent] in dat geval gedaagde moet vrijwaren.
Bij deze stand van zaken moet de gevorderde vrijwaring worden afgewezen.
4.4.
De proceskosten in het incident komen voor rekening van gedaagde omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 396,00 aan salaris van de gemachtigde van eisers.
in de hoofdzaak:
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
30 augustus 2023te 10:00 uur voor beraad na conclusie van antwoord;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter