ECLI:NL:RBNHO:2023:7892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
9128896 \ CV EXPL 21-2147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging van vlucht HV6145 door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak hebben de passagiers en Achmea Rechtsbijstand een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van vlucht HV6145 op 29 april 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht had meer dan drie uur vertraging opgelopen, en de passagiers stellen dat de vervoerder hen dient te compenseren voor deze vertraging. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een stroomstoring op Schiphol en een staking van de Franse luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, maar de vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht HV6145 het gevolg was van de stroomstoring, die als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De rechter concludeert dat de vertraging van 2 uur en 25 minuten, die aan de buitengewone omstandigheden kan worden toegerekend, moet worden afgetrokken van de totale vertraging van 4 uur en 49 minuten. Hierdoor resteert een vertraging van minder dan drie uur, wat betekent dat de vordering van de passagiers en Achmea wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9128896 \ CV EXPL 21-2147
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1]
3. Rene Tophoven, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],allen wonende te [plaats 2]
4.
[eiser 4]
5.
[eiser 5],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 3]en
[minderjarige 4],allen wonende te [plaats 3]
6.
[eiser 6],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 5]en
[minderjarige 6],
7.
[eiser 7],allen wonende te [plaats 4]
8.
[eiser 8],wonende te [plaats 5]
9.
[eiser 9],wonende te [plaats 6]
10.
[eiser 10],
11.
[eiser 11],beiden wonende te [plaats 7]
12.
[eiser 12],
13.
[eiser 13],beiden wonende te [plaats 8]
14.
[eiser 14],wonende te [plaats 9]
15.
Stichting Achmea Rechtsbijstand,gevestigd te [plaats 10]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers en Achmea
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers en Achmea hebben bij dagvaarding van 28 april 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers en Achmea hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers en Achmea hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers en Robertus Antonius Gerardus Dördregter (hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Alicante Airport (Spanje) met vlucht HV6145 op 29 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
Robertus Antonius Gerardus Dördregter heeft zijn vermeende vordering overgedragen aan Achmea.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers en Achmea compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
Rene Tophoven, [eiser 5], [eiser 6] zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers en Achmea vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 8.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 847,00, subsidiair € 937,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers en Achmea stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 8.000,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers en Achmea opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers en Achmea zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder betoogt dat de vlucht zou worden uitgevoerd met het toestel, PH-HZX. Het schema, zoals geschetst door de vervoerder, van het toestel is hieronder weergegeven.
Vlucht
Route
Gepland (LT)
Uitgevoerd (LT)
vertraging
HV5355
AMS-FAO
06:30 – 08:35
09:11 – 11:11
02:36
HV5356
FAO-AMS
09:15 – 13:15
12:02 – 15:40
02:25
HV6145
AMS-ALC
12:00 – 14:40
16:51 – 19:29
04:49
Deze vluchten hebben te maken gekregen met de stroomstoring op Schiphol en de staking van de Franse luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder. Vlucht HV5355 kon niet vertrekken door de stroomstoring en daarom werd de vlucht opgeschort. Vervolgens kreeg de opvolgende vlucht, vlucht HV5356, slotberichten opgelegd met code EA 99 (stroomstoring) waardoor deze vlucht pas om 11:02 uur UTC kon vertrekken. Met het oog op de gehele vluchtuitvoering en de mogelijkheden van de vervoerder is ervoor gekozen om vlucht HV6145 uit te voeren met een ander toestel. De toestelwissel (naar PH-HXJ) heeft de verdere vertraging die dag door de stroomstoring en staking echter niet kunnen voorkomen. Door de vertraging van de eerdere vluchten heeft de vervoerder voor vlucht HV6145 de verwachte vertrektijd (EOBT) aangepast naar 14:35 uur UTC, waarna vervolgens meerdere malen het slot is gewijzigd en het toestel niet eerder kon vertrekken dan 14:51 uur UTC.
4.5.
De passagiers en Achmea stellen dat de oorzaak van de vertraging niet is gelegen in de stroomstoring, maar in het feit dat de vervoerder zijn EOBT heeft gewijzigd en daardoor later is vertrokken met vlucht HV6915, de eerste vlucht die gepland stond met toestel PH-HXJ. Voor deze vlucht zijn bovendien geen slotberichten opgelegd in verband met de stroomstoring. Indien de vervoerder zijn EOBT niet had gewijzigd had hij tijdig kunnen vertrekken. Of in ieder geval met een vertraging van slechts twee uur. Daarnaast stond de onderhavige vlucht gepland om 12:00 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport te vertrekken. Dit is bijna twee uur nadat de beperkingen op Schiphol waren opgeheven. Uit de documentatie van de vervoerder volgt ook dat de ‘
flow rate movements’ vanaf 10:15 uur lokale tijd weer terug naar normaal waren. Dat er nog vertragingen waren na aanleiding van de voorafgaande vluchten, maakt de onderhavige situatie niet direct uitzonderlijk. Problemen die zich voordoen op voorafgaande vluchten werken ook niet zonder meer door. Vluchten moeten los van elkaar worden gezien, aldus de passagiers en Achmea.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft met de overgelegde slotberichten voldoende aangetoond dat de vertrektijd van vlucht HV5355 tijdelijk is opgeschort door de beslissingen van de luchtverkeersleiding en dat vlucht HV5356 hierdoor nieuwe slotberichten opgelegd kreeg met code EA99, waaruit volgt dat de vertraging van deze vluchten het gevolg is geweest van de stroomstoring. De kantonrechter is van oordeel dat de opschorting en de gewijzigde slottijden, als gevolg van de stroomstoring, aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht wordt opgeschort of één of meerdere gewijzigde slottijden opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken. Een gewijzigde slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Aldus levert een vertrekvertraging van 2 uur en 25 minuten vertraging een buitengewone omstandigheid op.
4.7.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of de vertraging van vlucht HV5356 doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De passagiers hebben gesteld dat omstandigheden betreffende een eerdere vlucht niet kunnen doorwerken naar een latere vlucht, dan wel naar een latere rotatie. De kantonrechter volgt deze stelling niet. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vluchten. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd. De vervoerder heeft in deze specifieke zaak voldoende toegelicht en onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de vluchten. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. Uiteindelijk is dit niet gebeurd door de toestelwissel. De stelling van de passagiers faalt om die reden. Nu reeds is vastgesteld dat een vertraging voor de duur van 2 uur en 25 minuten is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden, werkt dit gedeelte van de vertraging door naar de onderhavige vlucht.
4.8.
Ten aanzien van de vertraging die is opgelopen tijdens de onderhavige vlucht kan de vervoerder geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij vanwege de toestelwissel zijn vertrektijd heeft moeten aanpassen. De vervoerder had dus, wanneer geen toestelwisseling had plaatsgevonden, de vertraging kunnen beperken. Ook al had het toestel bij deze stand van zaken, zonder toestelwissel, een nieuw slot opgelegd gekregen. Niet uitgesloten is dat een veel eerder slot zou zijn opgelegd, waarna de totale vertraging beperkt zou zijn gebleven. Bovendien is niet uitgesloten dat de vertraging is opgelopen door een andere, een niet buitengewone omstandigheid. Resumerend is (slechts) een vertraging voor de duur van 2 uur en 25 minuten dan ook ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid.
4.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij, direct nadat hij bekend werd met de stroomstoring op Schiphol, diverse maatregelen heeft getroffen. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de gehele operatie (dus niet enkel de uitvoering van de onderhavige vlucht) zo goed mogelijk in stand te houden en het originele vluchtschema van de dag zo goed mogelijk na te komen. Om die reden is gekozen voor een toestelwissel. Dit heeft echter voor de onderhavige vlucht ongunstig uitgepakt. De vervoerder heeft tegenover de betwisting van de passagiers voldoende toegelicht dat de toestelwissel in het onderhavige geval een redelijke maatregel was. De passagiers hebben verder nog gesteld dat de vervoerder tussen de rotatievluchten een minimale reservetijd in acht moet nemen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.10.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Peskova, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet op dit arrest dient de totale aankomstvertraging van 4 uur en 49 minuten te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 2 uur en 25 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers en Achmea zal om die reden worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers en Achmea, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers en Achmea, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers en Achmea tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers en Achmea tot betaling van
€ 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter